Mohamed Ben Attia over Hedi

'Er zijn minder taboes'

Mohamed Ben Attia (Portret: Sawssen Saya)

Met zijn debuutfilm Hedi vertelt Mohamed Ben Attia via een simpel liefdesverhaal het grote verhaal van de Tunesische revolutie: de vrij­gevochten Rym wordt de revolutie in Hedi’s ingeslapen leven. “We voelden ons onsterfelijk, maar dat was naïef.”

Oppervlakkig bekeken vertelt Hedi, het speelfilmdebuut van de Tunesische regisseur Mohamed Ben Attia, een oersimpel verhaal. Een liefdesverhaal zoals we het al ettelijke malen zagen. De lethargische Hedi leidt een ingeslapen leven dat gestuurd wordt door zijn overheersende moeder. Hij werkt als verkoper en bereidt zich voor op het huwelijk met de vrouw die zijn moeder voor hem uitzocht. Tot hij op een zakenreis de vrijgevochten Rym ontmoet, die hem wakker schudt.

Tot zover het oppervlak. Maar net daaronder schuilt een rijke allegorie over de recente geschiedenis van Ben Attia’s thuisland. “Hedi voordat hij Rym ontmoet, dat staat voor het Tunesië van voor de revolutie”, legt de regisseur uit wanneer ik hem spreek op de afgelopen editie van World Cinema Amsterdam. “We accepteren de situatie, zijn eraan gewend niet te protesteren, de machthebbers nooit tegen te spreken — zoals Hedi zijn moeder en baas nooit tegenspreekt. Dan ontmoet hij Rym en wordt hij verliefd, zoals wij in zekere zin verliefd werden tijdens de revolutie. We dachten dat alle problemen opgelost zouden zijn wanneer die ene familie de macht los zou laten. We voelden ons onsterfelijk, maar dat was naïef: nu blijkt dat het niet zo simpel is als we in eerste instantie dachten.”

Hedi

Skypen met de Dardennes
Ben Attia filmt Hedi’s moment van ontwaken in een simpele, realistische stijl, die in de verte wel doet denken aan het werk van de gebroeders Dardenne, die de film produceerden. “Hun betrokkenheid maakte me zelfverzekerder. We Skypeten regelmatig. Ze zeiden niet dat dingen niet werkten of anders moesten, maar stelden gewoon vragen: ze wilden de personages en de motivatie beter begrijpen. En zelfs als ze iets niet goed vonden, hielp dat me, omdat het onder woorden brengen van waarom ik vond dat het wél werkte me sterkte in mijn overtuiging.”

Die overtuiging is in de kern: geen opsmuk. “We wilden dicht bij Hedi en bij de emotie blijven. Ik wilde het niet onnodig ingewikkeld maken, geen enorm gestileerde shots. We hebben gedraaid op echte plekken, die we zo min mogelijk hebben aangeraakt: zo gauw je andere gordijnen gaat ophangen, of de schilderijen vervangt, gaat ook de echte wereld al snel aanvoelen als een filmset.”

Die aanpak maakt dat de dagelijkse realiteit van het Tunesië van net na de revolutie doorsijpelt in Ben Attia’s beelden. “Heel veel details in de achtergrond kregen we cadeau. Een scène waarin de chefs van het hotel zitten te eten in de uitgestorven eetzaal, was niet geschreven. Daar stuitten we op toen we daar aan het draaien waren. Het was een enorm triest gezicht, dus het kwam in de film terecht.”

Met zo’n simpele stijl en een hoofdpersoon die het eerste deel van de film vooral passief is, rustte er veel op de schouders van hoofdrolspeler Majd Mastoura, in pas zijn tweede filmrol. “Hij is het tegenovergestelde van Hedi, heel uitbundig”, lacht Ben Attia. “We hebben voor de opnames twee maanden gewerkt aan zijn houding, hoe hij loopt, hoe hij praat. We kregen in Tunesië commentaar omdat mensen hem te passief vinden, maar dat is juist het punt. Ze klaagden dat de film pas begint als hij Rym ontmoet, en dat is precies hoe het moet voelen!”

Minder eensgezind
Ben Attia is onderdeel van een kleine golf aan nieuwe Tunesische filmmakers — vorige maand kwam bijvoorbeeld As I Open My Eyes van Leyla Bouzid nog in Nederland uit. “Ik ben er terughoudend mee om daar te veel oorzaak en gevolg van te maken. Het is natuurlijk een mooi verhaal: er was een revolutie en nu is er een nieuwe generatie makers. Maar zo simpel is het niet. Het is een samenloop van omstandigheden dat er nu veel films gemaakt zijn in een korte periode. Maar toch: er is iets veranderd, er zijn minder taboes. Vroeger werd over veel dingen simpelweg niet gepraat. Nu voelen we meer vrijheid om films te maken over alles wat we te zeggen hebben.”

Die vrijheid is er in de hele maatschappij. Maar dat blijkt ingewikkelder dan men in de hoopvolle revolutiedagen dacht. “Omdat het niet alleen draait om politieke vragen; het gaat om onderwerpen die diep verankerd zijn in hoe we naar het leven kijken. Voor de revolutie was er één groot politiek probleem, dat alle andere sociale problemen overstemde. Nu dat gezamenlijke probleem verholpen is, blijken we minder eensgezind dan het leek. Dat is ingewikkeld, en veel mensen zijn pessimistisch, maar tegelijkertijd zijn we blij dat we in deze situatie zitten. Omdat het een historisch moment is, omdat we iets nieuws opbouwen, en levenslust geeft. Ik ben bang dat zelfs mijn kinderen nog niet in een vlekkeloos functionerende democratie zullen leven, maar dat is een goed soort onrust.”