Oorlogswinter
Echte jongens aan het Hollands front
Oorlogswinter is een uitmuntende maar ook een brave verfilming van Jan Terlouws jongensboek.
In Martin Koolhovens doortimmerde verfilming van Jan Terlouws jeugdklassieker Oorlogswinter staat plotseling de vijftienjarige nieuwkomer Martijn Lakemeijer te acteren alsof hij het al jaren doet. Dat is iets om vrolijk van te worden: dat er de laatste jaren echt jong talent opduikt in plaats van al die kids die in de jaren tachtig en negentig allemaal vanachter dezelfde Gooise keukentafel vandaan werden geplukt. Dat Lakemeijer (Zwijndrecht, 1993) de rol van hoofdpersoon Michiel van Beusekom kreeg is cruciaal want zijn personage moet de hele film dragen. En dat lukt de acteur. Met een overtuigende mix van onschuld en lef.
Wie zich nog herinnert hoe het boek van Terlouw afliep, heeft een probleem. De hele plot van Oorlogswinter draait namelijk om verraad en als je al meteen weet wie de verrader is, haalt dat een flink deel van de spanning weg. De film opent met een Brits vliegtuig dat neerstort in de bossen. De nazi’s gaan meteen op zoek naar de piloot maar die kunnen ze nergens vinden. Bij toeval ontdekt Michiel een paar dagen later wel de schuilplaats. Aan hem de taak om de jonge Brit uit handen van de nazi’s en de geheimzinnige verrader te houden en naar veilig gebied te brengen.
Mannenlust
Behalve Lakemeijers optreden stelt Koolhovens verfilming je niet voor verrassingen. Dat is enerzijds een compliment aan de film – de productie ziet er fantastisch uit en het spel is vrijwel zonder uitzondering goed – maar het is ook een beetje een teleurstelling. Want wat is het motief voor verfilming als er niet een extra filmische dimensie aan het verhaal wordt gegeven? Het kan toch niet alleen de bedoeling zijn de woorden in beelden om te zetten? Iets meer duisternis en spanning, iets meer Roald Dahl dan Jan Terlouw, iets meer Pan’s Labyrinth dan labyrinth had best gemogen. Wanneer Michiel wat onvoorspelbaarder was geweest, had dat de hele boel meer onder spanning gezet.
Toch is Oorlogswinter hier en daar best ruig, heeft het humor – Hollandse zelfspot in het houterige Engels van Michiel – en weet het op sommige momenten zelfs te ontroeren. Michiels voortdurende geschipper tussen jongetje en jongeman, komt ook mooi naar voren. Net als de reflectie van de spanning en de atmosfeer op het gebruik van de ruimte – een bange Michiel betekent gesloten ruimte, een stoere Michiel betekent wijdse, open ruimte. En verder moet Raymond Thiry, die Michiels vader speelt, meer hoofdrollen krijgen. Die man heeft bewonderenswaardig weinig nodig om een personage neer te zettten.
Een paar opvallende dissonanten: Tygo Gernandt duikt plotseling op als een Oudhollandse smid. En hoewel hij vaker in films met metaal staat te knutselen is hij in de periode ’40-’45 niet op z’n plek. Verder had de Britse piloot (Jamie Campbell Bower) best wat minder modellerig mogen zijn. Of dropten de Britten die jongens om de mannenlustige bezetter moreel te ontwapenen? En tenslotte slaat het orkest in de tweede helft iets te vaak aan het spelen. Maar wees gerust: het zijn allemaal geen halszaken.