Koen Mortier over Engel

‘Je wilt ze wakker schudden, maar dat kan niet’

Koen Mortier (foto Stephan Vanfleteren)

Twaalf jaar geleden maakte Koen Mortier zijn debuut met de opvallende Brusselmans-verfilming Ex drummer, een uitzinnig portret van punknihilisme dat culmineert in een orgie van aangekondigd geweld. Nihilisme is er in zijn derde film nog steeds, maar ook de suggestie van een uitweg. “Het is vooral een poëtisch werk.”

In Engel keert de Belgische filmmaker Koen Mortier terug naar wat hij zelf omschrijft als een van de meest dramatische gebeurtenissen uit de sportgeschiedenis van zijn land: de dood van wielrenner Frank Vandenbroucke. Na een controversiële carrière gekenmerkt door doping, drugs en depressie stierf de voormalige sportbelofte in 2009 op 34-jarige leeftijd een tamelijk roemloze dood in een goedkope hotelkamer in Senegal, waar hij eerder die nacht dronken en in gezelschap van een prostituee had ingecheckt.

Mortier, een fervent lezer, stuitte op Monoloog van iemand die het gewoon werd tegen zichzelf te praten, waarin schrijver Dimitri Verhulst de gebeurtenissen fictionaliseerde (de wielrenner heet hier Thierry) en ze laat navertellen door de prostituee, die de naam Fae draagt. “Dat perspectief vond ik interessant”, vertelt de regisseur op de vierde verdieping van het industriële pand waar het Brusselse filmproductiebedrijf CZAR huist. “Zij is de enige die in alles wat erover in de media is verschenen nooit aan het woord gelaten is. Haar visie op het verhaal is vrij puur, aangezien ze niets van wielrennen weet. Een profvoetballer op dat niveau is overal ter wereld beroemd, maar bij wielrenners is dat anders.”

Toch vertelt de film vooral zíjn geschiedenis. “Ook al is hij het onderwerp, het blijft wel haar vertelling. Wat ik aan die vertelling ook interessant vond, is dat het over liefde gaat. Het is een waanzinnig liefdesverhaal tussen twee verloren zielen. Een van hen leeft eigenlijk nog amper, de ander heeft het gewoon heel moeilijk – maar ze worden verliefd. Hij op het feit dat hij nog verliefd kan worden, op iemand die hem niet kent. Zij verwacht vooral goed geld te verdienen, maar op een bepaald moment keert dat en begint ze gevoelens te krijgen voor deze man die eigenlijk niet te redden is. Wanneer hij haar ten huwelijk vraagt denkt zij letterlijk: ‘wat een gek’, maar toch is ze gepakt. U moet weten dat in Senegal heel veel prostituees op zoek gaan naar een blanke man, met als doel dat die daar blijft en met hen een gezin sticht. En dat gebeurt ook regelmatig: de figuranten in de dancing zijn allemaal bestaande koppels waarvan de donkere kant, man of vrouw, prostituee was. Dat geeft een heel ander beeld van prostitutie dan je gewend bent.”

In hoeverre heeft u het verhaal en de personages uit de novelle naar uw hand gezet? “Ik ben tijdens het schrijfproces naar Senegal gereisd, want ik kende dat land helemaal niet. Via-via werd ik ingeleid in de wereld van de prostitutie daar en zo heb ik veel prostituees ontmoet, gezien hoe ze woonden, wie ze waren. Ik heb lang gepraat met een meisje van een jaar of 24. Ze was vrij arrogant, heel slim, heel gevat. Helemaal geen slachtoffer, zo voelde zij dat zelf ook niet. Ik dacht: dat is mijn personage. Iemand die boven de situatie staat.
“Voor Thierry, het mannelijke personage, vond ik het interessant om te bedenken dat er bij hem een vorm van jaloezie onder zit. Ooit las ik Le cocu magnifique, een toneelstuk van Fernand Crommelynck over extreme jaloezie. Die is bij Thierry steeds aanwezig, ook als hij zich niet zo uit. Ze hebben elkaar nog maar net ontmoet, hij kent haar niet, maar hij eigent zich haar toe, hij vraagt haar ten huwelijk alsof het niks is.”

Wilt u daarmee ook commentaar leveren op de Noord-Zuidverhoudingen? “Omdat de situatie naar liefde getrokken is, is het daar niet in directe zin een commentaar op. Dat wilde ik ook eigenlijk niet. Ik wilde iemand laten zien die vanuit de westerse wereld op reis gaat en daar een spiegel voorgehouden krijgt. Die uit zijn beschermde leventje die wereld instapt en beseft: alles wat ik ben, heb ik mezelf voorgelogen. De plekken waar hij naartoe gaat, daar komen de meeste toeristen niet. Maar Thierry stapt er zonder remmingen op af, hongerig om zich in dat leven in te graven.”

Op één moment spreekt ook de stem van Thierry rechtstreeks tot ons. Zijn gelaatstrekken en woorden vloeien over in die van Fae en zo legt de film een link tussen sport en prostitutie. Waarom? “Ze voelen een bepaalde link met elkaar en ik wilde dat op deze manier benadrukken, want ergens is die scheidslijn ook heel dun. Hij moet zich constant prostitueren voor de media. Uit enthousiasme voor de sport heeft hij deze loopbaan gekozen, maar je kiest niet voor alles daaromheen. Hij weet ook dat hij een verkoopartikel is. Een goed wielrenner is een product. Het gaat niet alleen om hem, maar om de fiets waar hij mee rijdt, de ploeg, de sponsor. Een voetbalclub heeft een eigen naam, een wielerploeg draagt de naam van de sponsor.”

In de verfilming van Ex drummer vertaalde u het tegendraadse karakter van Brusselmans’ roman onder meer in achterstevoren en ondersteboven afgespeelde scènes. Speelde de stijl van Verhulst ook een rol in de vormgeving van Engel? “Het is vooral een poëtisch werk. De novelle, maar ook de film. De poëzie van Dimitri heb ik proberen te behouden in de dialoog. Soms klinkt dat wat gekunsteld, maar een mens heeft altijd meer te zeggen dan je denkt. Ik vond het belangrijk dat het niet plat werd, dat de woorden een romantisch geheel vormen met wat je ziet. Verder wilde ik een film maken waarin maar weinig tijd verstrijkt tussen het begin en het einde van het verhaal, een eenheid van tijd onderbroken door nachtmerries, gedachten en angstgevoelens, die vooruitwijzen naar de dood.”

Dat onheil voel je ook in de dreigende soundtrack en in de beweeglijke, onrustige cameravoering. “Dat was het doel, om via muziek en beeld het ongemak van de situatie op te roepen. Dat je als kijker wordt meegetrokken, getuige wordt van iets wat je zou willen onderbreken. Het noodlot wordt continu aangekondigd. Je wilt ze ergens wakker schudden, maar dat kan niet. De sfeer van de film was voor mij even belangrijk als het scenario. Soulsavers heb ik benaderd nadat ik hun instrumentale album Kubrick hoorde. En ik wilde voor deze film per se samenwerken met Nicolas Karakatsanis, met wie ik al verschillende commercials had gemaakt. We schoten op film, omdat ik heftige kleuren wilde, sterke contrasten, licht en donker. Ik wilde het gevoel geven van een brandend Senegal. Het wordt steeds warmer en steeds chaotischer, totdat ze samen in die hotelkamer zitten – en dan zitten ze in de hel. Om dat echt te laten voelen hebben we alle muren rood geschilderd.”

In uw eerdere twee films werkte u met bekende Vlaamse acteurs. Hoe kwam de cast van deze Franstalige film tot stand? “Ik doe niet aan castings; als ik met een acteur een redelijk goed gesprek heb, dan is het vaak oké. Voor de mannelijke hoofdrol zocht ik iemand met een wat wisselvallig temperament en een soort van verlegenheid. Vincent Rottiers had ik eigenlijk in gedachten voor de rol van de broer, maar hij bleek precies dat kwetsbare te hebben dat ik zocht voor de hoofdrol. Bij Fatou N’Diaye zag ik direct de intelligentie en het sarcasme die pasten bij het personage van Fae.
“De hotelreceptionist wordt gespeeld door Kilifeu, een Senegalese rapartiest die een van de oprichters was van de protestbeweging tegen de vorige president, toen die met een grondwetswijziging zijn regeringstermijn wilde verlengen. Ik vind het belangrijk dat zo iemand ook in de film zit. Dat hij in de film tekeer mocht gaan tegen een blanke toerist vond hij ook heel leuk.”