Floor van der Meulen over Pink Moon

'We hebben de duimschroeven extra aangedraaid'

Floor van der Meulen. Foto: Daphne Lucker

In haar speelfilmdebuut onderzoekt Floor van der Meulen de angst om haar ouders te verliezen. Pink Moon gaat over Iris, die te horen krijgt dat haar vader op zijn 75ste verjaardag een eind aan zijn leven wil maken. “Mijn films gaan eigenlijk allemaal over de dood.”

Pink Moon

Pink Moon begint met de keuze van Jan (Johan Leysen) om op zijn 75ste verjaardag een eind aan zijn leven te maken. Hij is gezond, woont zelfstandig in een mooie villa en heeft een goede band met zijn twee volwassen kinderen. Toch wil hij niet meer verder leven. Het is genoeg geweest, zegt hij.

Het speelfilmdebuut van Floor van der Meulen gaat over haar grootste angst: het verlies van haar ouders. Een zwaar en voor velen herkenbaar onderwerp, maar Pink Moon is geen tearjerker. Voor Van der Meulen was de balans tussen licht en donker, drama en komedie belangrijk. Jan is een zwijgzame, soms bijna norse man. Zijn dochter Iris (Julia Akkermans) is spontaan en lichtvoetig. De humor komt vooral van de praktische, nuchtere manier waarop haar broer Ivan (Eelco Smits) met de naderende dood van hun vader omgaat: hij maakt een draaiboek, prikt een datum voor Jans zelfgekozen dood en plakt alvast stickers op de meubels die hij graag zou willen erven.

Je maakte eerder een documentaire over de oorlog in Aleppo en één over de laatste mannelijke witte neushoorn. Nu een speelfilm over voltooid leven. Alle drie je films gaan over de dood. “Ja, ik realiseerde me laatst tijdens een Q&A zelf ook dat mijn films eigenlijk altijd over de dood gaan. Wat zegt dat over mij? Ik denk dat het zowel een angst als een fascinatie is. De dood doet namelijk ook leven. Als je geconfronteerd wordt met de dood, ben je je meer bewust van het leven. Pink Moon is gebaseerd op de angst om je ouders te verliezen, The Last Male on Earth [2019] ging over hoe we als mensen met sterfelijkheid en ouderdom omgaan. Toen ik dertig werd, merkte ik dat ik ineens anders naar mijn ouders ging kijken. Als je jong bent, zie je je ouders als helden die er altijd zullen zijn. Als je ouder wordt, zie je ze anders. Ineens zijn ze vergankelijk. Ze worden oud, ze krimpen.”

The Last Male on Earth

In The Last Male on Earth was de dood een publiek spektakel. In Pink Moon is het juist privé: een persoonlijke keuze waar niemand anders invloed op heeft. “Bij The Last Male was ik gefascineerd door de aantrekkingskracht van de neushoorn. Het was een soort morbide circus, waar iedereen op af komt. Ik was daar ook onderdeel van. Het was heel publiekelijk, waardoor je je gaat afvragen: hoe zal het voor de neushoorn zelf zijn dat er hordes toeristen om hem heen staan terwijl hij oud en zwak is? In Pink Moon is het Jans eigen keuze. Zijn familie moet er in hun eentje mee omgaan. Dat komt ook doordat het ‘voltooid leven’ illegaal is, dus je kan er niet mee naar buiten treden. Maar het is natuurlijk wel een publiek thema. In die zin komt mijn achtergrond in documentaires naar voren: ik pik dingen die spelen in de maatschappij eruit en vorm ze tot een verhaal. De film is gestoeld op het maatschappelijke debat dat een aantal jaren geleden opleefde over voltooid leven en de vraag of het legaal moet worden.”

Is dat iets typisch Nederlands? “Zelfbeschikking is iets dat we in Nederland hoog in het vaandel dragen. Zeker als je kijkt naar de de generatie van mijn ouders, de babyboomers. Voor hen speelt autonomie een grote rol en is het een grote verdienste. We hebben een lange geschiedenis van progressieve wetgeving; eerst de euthanasiewet en nu deze discussie. Die zal in andere landen niet zo snel gevoerd worden, denk ik.
“Toen scenarist Bastiaan Kroeger en ik begonnen met schrijven, dacht ik: euthanasie zonder medische reden zou moeten kunnen, als je dat zelf zo sterk voelt. Wie ben ik om te zeggen dat dat niet mag? Alleen: als je dieper in het thema duikt en met familieleden praat, of met mensen die zo’n wens hebben, merk je wel dat het gepaard gaat met een bepaalde focus die we in de Nederlandse maatschappij en in het Westen hebben: op jeugd, schoonheid, zelfredzaamheid, je eigen leven kunnen leiden en geen zorg van anderen nodig hebben. Er is ook een angst voor vergankelijkheid, een idee dat je op een bepaalde leeftijd niet meer meetelt, de schrik van verpleeghuizen en verzorgingstehuizen.
“Er zijn dus heel veel andere factoren die eraan bijdragen dat mensen naar zo’n keuze grijpen en zo’n keuze dan als een eigen recht of autonomie presenteren. Misschien zijn het ook signalen van een diepere, sluimerende ziekte in onze maatschappij waar we meer naar zouden moeten kijken.”

Jan staat nog midden in het leven. Hij is niet ziek en heeft jonge kleinkinderen. “Inderdaad, hij heeft het idee: op de top eruit en dat laatste, downhill, dat ga ik niet doen. Tijdens mijn research heb ik mensen gesproken die dat poeder [Middel X, in de volksmond zelfmoordpoeder genoemd; RvdK] in huis halen en dat puur de wetenschap dat je er elk moment een einde aan kan maken hen een gevoel van rust geeft, waardoor ze weer een aantal jaar door kunnen. Dan zijn er ook mensen die zeggen: ik neem het poeder wanneer ik niet meer kan lopen. Maar dan komt dat moment en doen ze het toch niet. Het moment schuift voor sommigen telkens weer op. Dus we hebben voor het verhaal de fictieve duimschroeven wat extra aangedraaid.”

Waarom besloot je een speelfilm te maken en geen documentaire over de mensen die je hebt gesproken? “Het idee van voltooid leven is pas gaandeweg in de film geslopen. Het is begonnen met mijn wens om een verhaal te maken over een vader-dochterrelatie met een ondoorgrondelijke, zwijgzame vader. Ik wilde een film maken over de onmacht die ik voelde om te begrijpen wat er in mijn vader omgaat. Die onmacht, dat frustreert mij enorm. Voordat hij sterft – hij is nog hartstikke gezond hoor – wil ik doorgronden wat er in zo’n man omgaat. Dat was het uitgangspunt van de film. Het aspect van voltooid leven is er later in verweven om een soort tijdbom te introduceren. Dat gaat ook over mijn angst: hoeveel tijd heb ik nog om mijn vader te doorgronden?”

Toen moest je op zoek naar de juiste acteurs. “Ik had in mijn hoofd: er is maar één acteur die Jan kan zijn en dat is Rutger Hauer. Dat is een canvas dat ondoorgrondelijk is en een vaderlijk figuur. Ik liet hem een eerste versie van het script lezen en hij was geïnteresseerd. En toen is hij onverwachts overleden. Dat is ook confronterend: dat je een film maakt over de dood en je beoogde acteur overlijdt.
“Johan Leysen heeft iets mysterieus en geleefds, wat Rutger Hauer ook had, maar hij heeft ook iets zachts wat ik erg belangrijk vond. Johan had meteen door dat Jan geen klootzak moest worden, maar een invoelbare vader. Ik wist dat degene die tegenover hem zou staan iets lichts moest hebben, omdat het zo’n zwaar thema is. Julia Akkermans had dat meteen. Haar timing en humor klopten. Toen ik Johan, Julia en Eelco samen zag, wist ik: dit is de familie. Die dynamiek die ze samen hebben, hoe ze op elkaar reageren, dat kan je niet schrijven, dat moet je vinden.”