Fernando Léon de Aranoa over El buen patrón

‘De humor in mijn film komt voort uit pijn’

Fernando León de Aranoa

In het met zes Goya’s bekroonde El buen patrón speelt Javier Bardem de gehaaide maar charismatische fabrieks­directeur Julio Blanco. Fernando Léon de Aranoa maakte een satire over een gewetenloze onder­nemer die er alles aan doet om de reputatie van zijn bedrijf hoog te houden.

Julio Blanco (Javier Bardem) is zo’n directeur die zijn werknemers vrijwel dagelijks op het hart drukt dat “hun problemen zijn problemen zijn”. In de praktijk komt daar echter niets van terecht: Blanco, die zijn lot heeft verbonden aan dat van zijn bedrijf, is voortdurend bezig met zelfbehoud.

Wanneer zijn firma – een producent van weegschalen – op een dag kans maakt om een grote prijs te winnen, moeten alle zeilen worden bijgezet. Blanco’s werknemers moeten zich voortdurend van hun beste kant laten zien want de jury kan elk moment langskomen. Het blijkt evenwel lastig om het personeel in het gareel te houden.

Een ontslagen medewerker begint zelfs spontaan net buiten het fabrieksterrein een demonstratie: hij eist dat Blanco hem weer in dienst neemt. Blanco weigert resoluut. Ook begint de directeur zich nadrukkelijk te bemoeien met het haperende huwelijk van zijn rechterhand die telkens verkeerde bestellingen plaatst omdat de arme man met z’n gedachten elders is. Al snel blijkt dat de directeur een harteloze schurk is en dat er misschien iets mankeert aan zijn morele weegschaal. Filmmaker Fernando Léon de Aranoa laat vervolgens zien hoe makkelijk Blanco’s leven uit balans kan worden gebracht.

El buen patrón

Tijdens een Zoom-gesprek vertelt regisseur Fernando Léon de Aranoa vanuit zijn woonplaats Madrid hoe belangrijk het voor hem was dat de kijker tijdens het zien van El buen patrón Blanco niet alleen begint te verachten maar ook een beetje van hem begint te houden. “Als puntje bij paaltje komt hebben we allemaal een Julio Blanco in onszelf. Maar als hij te veel invloed krijgt, wordt het een probleem. Ik ben van mening dat als je een personage bedenkt, dat dit iemand moet zijn die je wilt zijn of die je vreest. Ik ben bang voor Blanco en zijn machtsmisbruik, hoewel ik niet zou kunnen stellen dat ik zoiets nooit zou doen. Want wat als je in zo’n situatie als Blanco terechtkomt? Daarom was het belangrijk dat hij charismatisch en grappig is, zodat je ook sympathie voor hem krijgt.”

Die sympathie verdwijnt wel gaandeweg. “Het geestige daaraan is dat sommige kijkers hier bijna tot het einde van de film in meegaan en dat anderen hem al snel zat zijn. De film leidt zo onder de kijkers een eigen leven.”

Blanco moest dus qua personage in balans zijn. Dat raakt aan de weegschalen uit de film. Had u die al in gedachte toen u het scenario schreef? Omdat Blanco ook met twee maten ‘weegt’? “Dat was een van mijn hoofdideeën. Weegschalen zijn nuttig. Als je naar de markt gaat dan zijn ze overal en is er altijd iemand die je boodschappen voor je moet wegen. Ook stuitte ik op het onzekerheidsprincipe [een wetenschappelijke theorie van natuurkundige Werner Heisenberg; OL]: dat je niet overal controle over kunt hebben, dat je sommige dingen niet kunt wegen en managen. Dat is iets waar Blanco mee te maken krijgt in de film: hij kan niet alle werknemers beheersen. Hoewel hij dat wel zou willen. De weegschalen zinspelen daarnaast ook op de onevenwichtige relatie tussen Blanco en zijn personeel.”

Los lunes al sol

U gaf in interviews aan dat u niet per se een activistische boodschap wilt overbrengen. El buen patrón is niettemin kritisch op de positie van de arbeider in het Spanje van nu. Met een fabrieksdirecteur met kwaadaardige trekjes. Had u altijd het idee om deze serieuze materie in een satirische vorm te gieten? “Twintig jaar geleden maakte ik een film [Los lunes al sol, ook met Javier Bardem; OL] die draaide om werkloosheid. Dat was meer een drama, hoewel de film ook humoristische scènes had. Maar hij was gefilmd vanuit het perspectief van arbeiders. Voor El buen patrón wilde ik het omgekeerde doen. Ik kwam zo’n tien jaar geleden met het idee voor de film. Na de financiële crisis in Spanje, toen de rechten van werknemers nog meer werden uitgehold, raakte ik geïnspireerd door dit onderwerp. Werknemers hebben tegenwoordig geen sterk klassenbewustzijn meer: solidariteit ontbreekt, evenals de kracht van vakbonden. Dus worden werknemers elkaars concurrenten. Dat wilde ik laten zien in de microkosmos van een fabriek. Maar wel met humor, omdat ik denk dat je met humor een heldere blik op deze situatie kan werpen.”

Humor kan cultureel bepaald zijn, maar uw film – die veel buiten Spanje wordt vertoond – spreekt kennelijk een universeel publiek aan. Was dat uw intentie? “Niet echt. Ik vind Blanco grappig omdat hij verschrikkelijk is. Vanwege de wijze waarop hij omgaat met z’n werknemers en de wijze waarop hij zich bemoeit met hun privélevens. Maar ik ben geen liefhebber van culturele humor of humor die direct aan een land of regio gerelateerd is. De humor in mijn film is afkomstig uit pijn, en pijn is universeel: we lijden allemaal onder dezelfde dingen. We begrijpen in die zin ook hoe het voor Blanco is om voor z’n fabriek te vechten.”

Javier Bardem is erg grappig in de film. Waar ligt dat aan denkt u? “Hij is grappig op een manier die ik grappig vind: zijn personage is geworteld in de realiteit, hij ziet eruit als een persoon die iedereen wel kent. Daarnaast bedacht Bardem ook hoe Blanco via een bepaalde manier van bewegen macht uitstraalt. Zoals in het contact met zijn medewerkers, die hij voortdurend aanraakt, alsof ze zijn bezit zijn.”

Hij is ook schaamteloos. Waar komt die schaamteloosheid vandaan? “Dat is zijn realiteit. Hij vindt niet dat hij iets verkeerds doet. Ik denk dat hij zichzelf echt ziet als een goede baas. Jij denkt misschien dat de titel van de film ironisch is bedoeld, maar dat is voor hem niet het geval. Hoewel Blanco aan het einde, als dingen uit de hand lopen, zich wel slecht begint te voelen. Hij heeft echter ook de kwaliteiten om dat soort gevoelens te verbloemen. Hij weet dat problemen niet gunstig zijn voor zijn bedrijf en voor zijn leven. Als we aan dat soort scènes werkten, dan gingen we dus altijd uit van het perspectief van Blanco en hoe hij de waarheid ziet.”

Over de waarheid gesproken. In de film stelt Blanco dat de problemen van zijn werknemers zijn problemen zijn. Maar eigenlijk is dat dus niet zo. Zodra het probleem geen gevolgen heeft voor het functioneren van de fabriek, is het niet zijn probleem. In die zin botsen twee waarheden in de film. “Dat klopt. Als je thuis een probleem hebt, in een scheiding zit of te veel drinkt, dan kan dat hem en zijn fabriek schaden. Uiteindelijk is het zelfs zo dat niet alleen de problemen van zijn werknemers zijn problemen zijn, maar dat zijn problemen ook hun problemen worden. En als Blanco in de problemen raakt, dan zal hij zijn personeel bestrijden en pijn doen. Dat is zijn waarheid en ik ken mensen die echt zo zijn. In die zin is het niet zo gek om de positie van de werknemer beter te beschermen. Zodat een ondernemer zich nooit kan bemoeien met de privélevens van zijn personeel.”