El buen patrón

Krabben aan het teflonlaagje van de fabrieksbaas

El buen patrón

El buen patrón, dat in februari de grote winnaar was bij de Goya Awards (de Spaanse Oscars), is het soort publieksvriendelijke satire die vermakelijk is zonder ooit gevaarlijk te worden.

Aan het begin van El buen patrón spreekt Julio Blanco (Javier Bardem) zijn werknemers toe vanaf een hoogwerker in zijn fabriekshal. Het is het enige beeld dat nodig is de man te schetsen. Een baas die zich presenteert als een aimabele pater familias voor zijn werknemers, maar zich ondertussen ver boven hen verheven heeft.

Básculas Blanco, oftewel Blanco Weegschalen, heet het bedrijf dat hij leidt sinds hij het overnam van zijn vader. Tijden veranderen misschien, maar macht gaat nog altijd over van vader op zoon. Het bedrijf is in de running voor een prijs als ‘excellente onderneming’ en er is Blanco veel, zo niet alles, aan gelegen die binnen te slepen.

De film wordt gedragen door Javier Bardem, die zijn personage precies het soort lege charme geeft dat mannen als Blanco kenmerkt. Eerder maakte Bardem met Fernando León de Aranoa het matige Loving Pablo (2017), en ook het ingetogen drama Los lunes al sol (2002), waarin hij als werkloze havenarbeider aan de andere kant van de kapitalistische weegschaal stond. Het sobere sociaalrealisme uit die film is ver weg in El buen patrón, verruild voor publieksvriendelijke satire die vermakelijk blaft maar uiteindelijk niet echt bijt.

Met zichtbaar plezier krabt regisseur en scenarist León de Aranoa aan het teflonlaagje dat Blanco omhult. Achter het vaderlijke imago dat Blanco zich heeft aangemeten schuilt een gecalculeerde mee­dogenloosheid. Iemand die elke mogelijke schandvlek voor zijn bedrijf wegpoetst tot er een façade blinkt van schone schijn, bijeengehouden door een web van diensten en wederdiensten.

En er valt wel wat weg te poetsen. Terwijl de jury elk moment bij de poort kan staan, stapelen erachter de problemen zich op. De zoon van een werknemer wordt opgepakt wegens betrokkenheid bij mishandeling, Blanco’s rechterhand Miralles zit in een huwelijkscrisis, een ontslagen werknemer verkondigt net buiten het bedrijfsterrein luidkeels zijn wrok met spandoeken en een megafoon. En tot overmaat van ramp staat de weegschaal bij de ingang uit het lood.

Tussen alle bedrijven door knoopt Blanco ook nog een affaire aan met de nieuwe stagiaire die de dochter blijkt van goede vrienden. Oeps. Hoewel Blanco in het nauw wordt gedreven (nog het meest door zijn eigen toedoen), zijn er uiteindelijk geen echte consequenties. Sterker nog, zijn handelen wordt beloond. Het is een wellicht realistische, maar ook cynische conclusie.