Digna Sinke over De stille oceaan
Het menselijke onvermogen
Met De stille oceaan maakt Digna Sinke haar debuut als regisseuse van een lange speelfilm. Daarvoor heeft zij enkele opdrachtfilms en korte speelfilms gemaakt. De Belgische Annemarie van der Putte schreef het scenario, ook al een debuut. Tenslotte is het dan ook nog de eerste speelfilm die is geproduceerd door de Eerste Amsterdamse Filmassociatie.
Voordat ik bij Digna Sinke langs ging om over haar nieuwe speelfilm De stille oceaan te spreken, had ik wat materiaal over haarzelf en haar vorige korte speelfilms opgezocht. Zo viel het me op dat haar vorige films Groeten uit Zonnemaire, De gebroeders Helle en De hoop van het vaderland, allemaal iets autobiografisch hadden.
De gebroeders Helle gaat over haar herinneringen als klein kind op het Zeeuwse platteland, waarin beklemmende huiskamertaferelen te zien zijn. In De hoop van het vaderland vertellen mensen over hun ervaringen met de schoolkrant van het Utrechts Stedelijk Gymnasium. Digna Sinke heeft ook op die school gezeten en schreef toentertijd ernstige gedichten over liefde en dood.
Vervolgens was me opgevallen dat er in de dialogen geen woord te veel werd gezegd. Wanneer ik bij haar de deur binnenstap zegt ze: “Thee?”, en loopt door de huiskamer naar de keuken. Ik volg haar en blijf afwachtend in de huiskamer staan. Vanuit de keuken roept ze: “Kapstok?” Inderdaad geen overbodige woorden waar het de gebruikelijke mededelingen betreft. Maar dit verandert zodra we aan een gesprek beginnen over De stille oceaan, waarin zij zo duidelijk mogelijk haar intenties met deze film uiteenzet.
In De stille oceaan keert de journaliste Marian Winters in Nederland terug. Ze is jaren geleden naar Zuid-Amerika vertrokken met de overtuiging dat ze daar als journaliste een taak had te vervullen. Samen met haar minnaar, Miguel, heeft ze zich de afgelopen tijd in steeds gevaarlijker situaties begeven, om de werkelijkheid in die landen aan het licht te brengen. Als Miguel op een gruwelijke wijze wordt vermoord, besluit ze het land te verlaten. Marian kan, zodra ze persoonlijk betrokken raakt, niet meer relativerend over de situatie in Zuid-Amerika schrijven.
Haar laatste daad is een vriend van Miguel te trouwen, Enrique, die zijn leven niet meer zeker is. Het is een marriage de raison, om hem een verblijfsvergunning voor Nederland te bezorgen. Op Schiphol neemt Marian afscheid van Enrique. Enrique vertrekt naar Amsterdam en Marian gaat naar het huis van haar ouders ergens in de Nederlandse polder. Marian zegt: “Zuid-Amerika is voor mij verleden tijd”, waarop Enrique antwoordt: “Zuid-Amerika houdt nooit op, nooit.”
Het ant-woord van Enrique zou de onuitgesproken gedachte van Marian kunnen zijn. Het geeft het conflict weer, waar Marian mee worstelt. Zij wil het verleden vergeten, maar kan het niet. Twee vertelsporen lopen door de film heen: De herinneringen aan Miguel en haar terugkeer in haar ouderlijk huis.
Via de moeder, de zus en haar oom, wordt haar onvermogen duidelijk om haar eigen problemen op te lossen. Slechts haar zwakzinnige broer, Emiel kan haar verdriet aanvoelen. En hij is dan ook de enige aan wie ze vertelt wat er gebeurd is in Zuid-Amerika. Digna Sinke: “Emiel beschikt over een oorspronkelijke warmte en eerlijkheid. Hij luistert naar haar zonder daar direct belang bij te hebben. De anderen die interesse in haar moeilijkheden tonen, handelen vanuit eigen belang. De oom, die redacteur is bij een dagblad en Marian vraagt haar gebeurtenissen op papier te zetten; de redacteur van een actualiteitenrubriek, die haar graag in zijn talkshow wil hebben om haar te laten vertellen over de moord op haar vriend.”
Tijdens de voorbereidingen van de televisie-uitzending maakt Marian een scène en loopt kwaad weg. Ze is het er niet mee eens hoe de televisie met dit soort emotionele zaken omspringt. Zelf zegt Sinke: “De mensen worden overspoeld met afschrikwekkende beelden. Nu ik er op ben gaan letten is me opgevallen dat de visuele media het sensationeel brengen. Vaak trommelen ze mensen op die geëmotioneerd over hun ervaringen vertellen, maar de feiten en oorzaken blijven op de achtergrond.”
“De laatste herinneringen van Marian aan Zuid-Amerika en Miguel heb ik op chronologische wijze verteld. Drie mensen vertrekken in een jeep, ze rijden door de stad, over een vlakte en uiteindelijk langs de oceaan, waar ze een afgrijselijke ontdekking doen. Maar het blijven de herinneringen van Marian. Enkele beelden keren steeds terug, zoals Miguel die voor de patio staat. Het kost haar verschrikkelijk veel moeite om bij de waarheid aan te komen, want het is een wrede waarheid.”
Aangetrokken
In 1980 heeft Annemarie van der Putte het scenario van De stille oceaan aan de Eerste Amsterdamse Film Associatie aangeboden. Het was haar eerste zelfstandige scenarioproject. Inmiddels heeft ze meegewerkt aan de scenariobewerking van het boek Place de la Bastille van Leon de Winter. Nu werkt zij aan het scenario voor een toekomstig project onder regie van René Seegers.
De heren van de Eerste Amsterdamse Film Associatie wilden het scenario De stille oceaan niet zelf verfilmen. Ze waren van mening dat een vrouw dit beter zou kunnen. Zo kwamen zij in contact met Digna Sinke. “Ik liep al geruime tijd rond met plannen voor een lange speelfilm. Toentertijd had ik enkele scenario’s geschreven voor een lange speelfilm, maar ze werden afgewezen door het Produktiefonds. lk las het scenario van Annemarie van der Putte. In De stille oceaan zaten elementen van Annemarie’s werkelijkheid die me boeiden. Ik voelde me erg aangetrokken door het personage Marian Winters, ik kan me dat wel voorstellen, zo’n mens dat jarenlang in een ander werelddeel heeft gewoond en zich, eenmaal terug in Nederland. totaal ontheemd voelt, gekke dingen gaat doen en bijna gek van zichzelf wordt.”
“De omgeving waar het verhaal zich afspeelt sluit eigenlijk mooi aan bij mijn vorige films. In Groeten uit Zonnemaire komen ook huiskamerscènes en een feestzaal voor. In De gebroeders Helle speelt eveneens een zwakzinnige een rol, waarvan ik het personage uiteindelijk tamelijk mislukt vond. In deze film vind ik dat Josse de Pauw, die Emiel speelt, het heel mooi heeft overgebracht. Mijn werkmethodes met de acteurs hebben zich ontwikkeld. Je gaat verder. Het komt voor dat je ideeën hebt, maar net de kracht mist om ze helder en duidelijk op papier te zetten. Dan is er iemand anders die dat net wel kan. Je doet dan een stapje buiten je eigen werkelijkheid. Ik heb meegewerkt aan de veranderingen in het script. In de eerste versie speelde zich alles in België af. Nu is het gesitueerd in Nederland.”
Het is de eerste keer dat de Eerste Amsterdamse Film Associatie, bestaande uit René Seegers, Jean van de Velde en Leon de Winter, buitenstaanders voor een productie hebben aangetrokken. Sinke over deze samenwerking: “Ik kan wel zeggen dat die nogal moeizaam was. Vooral in het begin. Bij de voorbereidingen en bij de veranderingen van het script waar zij ook hun inspraak hadden, gaf het wel eens problemen. Het zijn tenslotte filmers en geen producenten.”