Burhan Qurbani over Berlin Alexanderplatz

‘Het is een middelvinger naar alle racisten’

Burhan Qurbani. Foto: André Bakker

De Duitse regisseur Burhan Qurbani had het lef om in de voetsporen van Rainer Werner Fassbinder het literaire meesterwerk Berlin Alexanderplatz van Alfred Döblin opnieuw te bewerken tot film. Zijn Berlin Alexanderplatz is een meeslepend, hedendaags stadsportret over een West-Afrikaanse vluchteling die zich een weg moet banen door de overweldigende Duitse hoofdstad. “Dit verhaal moet ook verteld worden, en dat doen we hier op onze manier.”

De activistische geest van Rainer Werner Fassbinder waart nog rond in Burhan Qurbani’s nieuwe bewerking van Alfred Döblins literaire klassieker Berlin Alexanderplatz uit 1929, al maakt Qurbani nadrukkelijk geen imitatie van Fassbinders meesterwerk uit 1980. Qurbani gebruikte wel heel bewust de herkenbaarheid van het bronmateriaal om een vaak nog te onzichtbaar hedendaags narratief in een ander daglicht te zetten, vertelde hij afgelopen februari op het filmfestival van Berlijn.

In Döblins boek, geschreven als een stream of consciousness, stapt hoofdpersonage Franz Biberkopf bij zijn vrijlating uit de Tegel-gevangenis in een nieuw Berlijn. Gedurende de vier jaar dat hij vastzat, is de stad gegroeid, veranderd, versneld. Qurbani neemt het integratieproces als uitgangspunt voor deze drie uur durende bewerking, waarin Franz (Welket Bungué) geen witte ex-gevangene is maar een zwarte asielzoeker uit West-Afrika.

Net als in het boek komt deze Franz in contact met de seksueel gefrustreerde drugsdealer Reinhold (Albrecht Schuch). Hij staat voor de snelle weg naar geld en macht, een levenswandel die ook pijn en verlies met zich meebrengt. Een prille relatie met sekswerker Mieze (Jella Haase) kan Franz’ redding zijn, maar de goedbedoelende man wordt bijna letterlijk verscheurd door de conflicterende krachten die aan hem trekken.

Berlin Alexanderplatz is een monumentaal boek. Ook de serie van Fassbinder is iconisch. Waarom ging u de uitdaging aan er een hedendaagse bewerking van te maken? “Dat boek is als een roman van het leven, eentje die ik sinds mijn zestiende meerdere keren heb gelezen. Het was onderdeel van mijn curriculum op de middelbare school. Sindsdien draag ik het werk mee in mijn onderbewustzijn. De tekst kwam vooral weer tot me toen ik naar Volkspark Hasenheide in Berlijn verhuisde, een bourgeois middenklasse park met allemaal leukigheidjes als een kinderboerderij, minigolf en openluchtcinema. Families met kinderen hangen er rond. Maar het park staat ook bekend als drugspark, met veel dealers die voornamelijk uit Sub-Sahara-Afrika komen. Ik heb het altijd wanstaltig gevonden dat zwarte mensen in dat contrastrijke park automatisch worden aangezien voor drugsdealer.
“Omdat ik zelf ook niet wit ben, intrigeerde dat vooroordeel me. Toen kickte mijn onderbewustzijn in: wat nou als een van die mannen in het park Franz Biberkopf is? Wat als je een baanbrekende roman uit de twintigste eeuw neemt, het transporteert naar onze tijd en deze gemeenschap als het centrum van het verhaal neemt? Niemand in Duitsland zou dat kunnen negeren!”

De film verwijst naar de literaire oorsprong, in het gebruik van hoofdstukken en voice-overs die commentaar leveren op het verhaal. Het benadrukt hoe je een narratief van iemands leven construeert. Was het de bedoeling om ook een soort metacommentaar te maken? “Dat begint allemaal bij de belangrijkste keuze voor deze film: mijn hoofdpersonage is een vluchteling uit West-Afrika en zijn antagonist is een witte, Duitse drugdealer. Zo belanden we automatisch op het terrein van postkoloniale narratieven en dat is bepalend voor hoe de film voelt. We vertellen over een vreemde ziel in een vreemd land die alles is verloren, die haast naakt arriveert – niet in de lichamelijke zin, maar in de zin dat hij de taal niet kent en niet kan vertrouwen op zijn achtergrond. We besloten al snel daar geen sociaalrealistische studie van te maken. Ik zie het als een metafysische reis van het hoofdpersonage en ik hoop dat we het boek van Döblin daarmee eer aandoen.”

Reinhold is een zeer uitgesproken aanwezigheid. Ik vroeg me af of u Reinhold niet te veel ruimte hebt gegeven ten koste van Mieze. “Hun relatie hoort niet in balans te zijn. Ik zou als filmmaker natuurlijk elk personage dezelfde hoeveelheid tijd kunnen geven…”

Nee, dat bedoel ik niet. Ik vroeg me af of u zich hebt laten verleiden om hem een grotere rol te geven dan in het boek van Döblin en de serie van Fassbinder. “Het is te leuk om de duivel te beschrijven. Met Reinhold in de weer gaan betekent dat je ook de donkerdere kanten van je eigen ziel onder ogen ziet. Misschien is het te Freudiaans om te zeggen, maar ik zie hem als Thanatos, de doodsdrift die Franz voortstuwt. Dan moet Mieze Eros zijn en ik vind haar aanwezigheid ook heel uitgesproken. Ik heb zelfs het idee dat we dit verhaal vanuit haar perspectief gepresenteerd krijgen. Toen ik de film bij de première zag in een volle zaal, realiseerde ik me ook weer hoe sterk Welket Bungué zijn Franz heeft weten neer te zetten. Ik zie vooral veel kracht en verzet, ook tegen Reinhold. Ja, Reinhold is intrigerend en sexy en hij heeft veel macht, maar ik had persoonlijk nooit het gevoel dat ik Franz verloor. Als ik per ongeluk Reinhold Alexanderplatz had gemaakt, dan was dat een grote vergissing geweest, maar ik heb nog steeds het gevoel dat dit het verhaal van Franz is. Het DNA van het verhaal is nog altijd dat hij verscheurd wordt door twee krachten die aan hem trekken.”

Dat wordt heel sterk verbeeld in een opzwepende scène waarin Franz nieuwe asielzoekers rekruteert voor de drugshandel van Reinhold en een haast patriottische speech afsteekt waarin hij scandeert: “Ik ben Duitsland!” “Dit is precies wat rechts doet: ze reduceren de wereld tot duidelijke, maar daardoor ook gevaarlijke narratieven. Wij en zij, goed en kwaad. Dat Franz die krachtige uitingen overneemt zie ik als een provocatie. Dit is een middelvinger naar de racisten: fuck off, ik ga hier blijven. Misschien gaan we soms te gevoelig met ze om. Wij proberen eerlijk en gebalanceerd met ze in debat te gaan op een manier die rationeel is. Mijn hoofdpersonage, en dat is het privilege van film, hoeft niet rationeel te zijn.”

Maar draagt Franz hiermee zijn eigen gekwelde lot over aan de asielzoekers die hij weet te ronselen. U laat dus, net als in uw vorige film Wir sind jung. Wir sind stark. uit 2004, ook de keerzijde van dit opruiende taalgebruik zien. Het is een van de vele voorbeelden waarin de film ondermijnt waar hij voor staat. “Reinhold is de ultieme verleider, in de manier waarop hij zijn macht gebruikt volgens het koloniale beginsel van verdeel en heers. In het park stelt hij zichzelf zelfs voor als een onderkoning. Hij weet Franz zo te verleiden zijn vuile werk op te knappen. Het is inderdaad volkomen cynisch dat Franz deze vorm van nationalisme uitkraamt. We zetten er zelfs van die monumentale muziek onder, met hints naar het Duitse volkslied. En we snijden dat weg op het moment dat Franz zich realiseert dat dit misschien niet het juiste is om te doen. Ik ben blij dat je dit allemaal al in de film ziet. Tegelijkertijd ben ik me ervan bewust dat ik er nog zoveel andere dingen in heb gestopt die zich niet zo helder openbaren.”