Isle of Dogs

Heel goed én een beetje fout

Isle of Dogs

Wes Andersons heerlijke animatiesnoeptrommel Isle of Dogs, die speelt in Japan, krijgt het verwijt van cultural appropriation. Terecht? Deels. En als de film in Japan zelf een succes wordt, is dat nog geen tegenargument.

Wes Andersons Isle of Dogs is een geweldige film – de beste die ik zag op de Berlinale, waar hij als eerste animatiefilm ooit het festival opende en Anderson de prijs voor Beste Regisseur won. Andersons tweede stop-motion film heeft niet de verhalende helderheid van voorganger Fantastic Mr. Fox (2009), die kon leunen op het gelijknamige boek van Roald Dahl, maar Isle of Dogs triomfeert met uitbundiger, bij vlagen uitzinniger animatie.

Het verhaal over honden die door een tirannieke burgemeester van een fictieve Japanse stad onder valse voorwendselen naar een vuilstorteiland worden verbannen, kent werkelijk prachtig set-design en een overdaad aan grafische finesse en visuele invallen. Waarbij alle Japanse clichés aan bod komen, van sushi tot sumo en van haiku tot de taiko-drums die zich door Alexandre Desplats soundtrack heen trommelen.

Omdat al die Japanse elementen niet uit plotoverwegingen (“Dit verhaal had zich overal kunnen afspelen”, zei Anderson op de persconferentie in Berlijn), maar louter uit esthetische voorliefde zijn gebruikt, is Anderson van meerdere kanten beschuldigd van ongevoelige en simplificerende toe-eigening van een hem inhoudelijk vreemde cultuur, oftewel cultural appropriation. Hij zou daarmee slechts westerse clichés over Japan bevestigen.

Niemand ontkent ondertussen dat Isle of Dogs blijk geeft van liefde voor Japan (al is Andersons liefde voor de fantastisch geanimeerde honden misschien nóg groter — lees de titel maar eens hardop). Net zoals zijn fantasieversies van Oost-Europa in The Grand Budapest Hotel (2014) en India in The Darjeeling Limited (2007) voortkwamen uit liefde voor die visuele tradities. Waarbij zijn bronnen vooral de kunsten zijn, niet de werkelijkheid zelf. Isle of Dogs “is fantasie en ik zou nooit durven beweren dat dit een goed beeld geeft van een concreet Japan”, zei hij tegen Entertainment Weekly. “Dit is mijn verbeelding van Japan, gebaseerd op de Japanse cinema.” Zie alle verwijzingen naar Kurosawa. Dit is niet Japan maar, zoals The Playlist geestig muntte, Japanderson.

Trouwens, bijna alle animatie leunt op uitvergroting en vereenvoudiging. Door het verhaal ook nog eens in de toekomst te plaatsen, terwijl de Japanse coscenarist Kunichi Nomura, zoals die verklaarde tegen Deadline, “hielp het authentiek te maken”, lijkt Anderson zich tegen het verwijt van cultural appropriation te hebben ingedekt.

Paddenstoelwolk
Toch zijn er wel enkele problemen. Ten eerste het cliché van de white saviour: waarom is het nu weer een witte Amerikaanse uitwisselingsstudent die haar matte Japanse klasgenoten moet aansporen tot verzet tegen de hondendeportatie? In één scène schudt ze zelfs hardhandig een moedeloze wetenschapper door elkaar. Subtekst: die passieve, volgzame Japanners hebben een witte, Amerikaanse schop onder hun kont nodig.

Ook het gratuite gebruik van een paddenstoelwolk bij een ontploffing, zonder enige narratieve betekenis anders dan als ‘Japan-referentie’, is pijnlijk – het waren tenslotte Andersons landgenoten die de atoombom op Japan wierpen. Op een vergelijkbare manier is de impressie (doordat de honden Engels spreken, terwijl de Japanners – grotendeels onvertaald – Japans spreken) dat Japan een groep ongewenste Amerikaanse ingezetenen interneert, historisch gezien nogal ongevoelig, aangezien Amerika ooit juist dát deed met Japans-Amerikanen. Dat Anderson het niet kwaad bedoelt, maakt dan weinig uit: het gaat bij cultural appriopriation niet om de intentie, maar om het effect op de getroffen bevolkingsgroep.

Steen door de ruit
En nu volgt een belangrijk punt voor de héle discussie over cultural appropriation: het maakt uit of een groep ergens de meerderheid of een minderheid is en de mening van de ene groep mag niet als argument tegen de andere gebruikt worden. Voorbeeld: dat de whitewashing van de Japanse hoofdrol in Ghost in the Shell (2017) door Scarlett Johansson in Japan geen ophef veroorzaakte, is geen argument tegen Japans-Amerikanen die dat wél voor het hoofd stoot.

Wij zouden ons ook niet opwinden over een buitenlandse film die Nederlanders stereotypeert – waarom zouden we? We worden, in Nederland, niet als Nederlanders onderdrukt en verbinden het dus niet aan een daadwerkelijk gevoelde pijn. We zouden er waarschijnlijk om kunnen lachen. Maar dat wordt anders wanneer we ergens een minderheid zouden zijn en in de media voortdurend werden afgeschilderd als lomp, lui en achterlijk. En dan geen baan konden vinden. En werden belaagd op straat. En een steen door de ruit kregen.

Ik denk dat Isle of Dogs in Japan, waar hij eind mei uitgaat, een succes zal blijken. De eerste positieve reacties van geboren Japanners die de film in de Verenigde Staten zagen, wijzen daar ook op. Maar dat is géén argument tegen de kritiek van Japans-Amerikanen. Dus als, zoals beschreven in The New Yorker, een geboren Japanner het een mooie geste vindt dat het onvertaalde Japans wel door hém verstaan kan worden, ontkracht dat niet de ervaring van Japans-Amerikanen (die mogelijk geen Japans spreken) die zich in een Amerikaanse film — opnieuw — zien gestereotypeerd als de onbegrijpelijke, passieve ánder. Die twee dingen kunnen tegelijk waar zijn. Net zoals Isle of Dogs tegelijk een heel goede én een beetje foute film kan zijn.