Venetië 2024

Spookgestalte van de nazi

Songs of Slow Burning Earth

Politieke angstbeelden domineerden de afgelopen editie van het filmfestival van Venetië. Hooguit een paar titels wisten die dreigende sfeer om te zetten in goede cinema.

Met het risico hoogdravend te klinken, zou je de aftrap van Karl Marx’ en Friedrich Engels’ Het Manifest van de Communistische Partij (1848) één op één kunnen overnemen om een sfeerbeeld te schetsen van de 81ste editie van het filmfestival van Venetië. Want “een spook waart door Europa” en laat zich waarnemen in het gros van de films die deze festivaleditie op het Lido passeerde.

Het is het spook van totalitarisme, van fascisme, van oorlog en van klimaatcatastrofes. Een spook dat zich als waanbeelden manifesteert in films die vaak op koortsachtige manieren de dreigende stemming van deze tijd in beeld brengen. Dit jaar leek vooral de spookgestalte van de nazi daarvan de belichaming te zijn.

The Brutalist verbeeldde dit op een briljante manier. Deze monumentale film leverde Brady Corbet de Zilveren Leeuw voor Beste Regie op. En terecht, want in bijna vier uur weet The Brutalist in perspectief te zetten hoe een Hongaarse Holocaust-overlevende naar Amerika vlucht, waar hij een nieuw leven opbouwt te midden van de waanzinnige chaos van de twintigste eeuw.

Corbet vangt de manie en energie van de geschiedenis in beweging, iets wat veel andere regisseurs in de programmering niet konden bijbenen — mede daarom was de kritische consensus dat deze film de Gouden Leeuw had moeten winnen, in plaats van Pedro Almodóvars The Room Next Door.

Maria

Maria, Pablo Larraíns beroerde biografie over de legendarische operazanger Maria Callas, leunt ook op het traumatische oorlogsverleden, maar snijdt nooit diep genoeg om de historische wonden voelbaar te maken. Israëlisch regisseur Amos Gitai sloeg zoals bijna altijd de plank mis met documentaire-curiosum Why War, een hallucinante mislukking over de filosofische briefwisseling tussen Albert Einstein en Sigmund Freud rondom de kwestie oorlog.

Minstens even hallucinant, maar veel effectiever was Claude Lelouch’ prettig gestoorde Finalement, een soort geriatrische Memento (Christopher Nolan, 2000), waarin herinneringen aan de nazibezetting een significante rol spelen. Explicieter werd het met de documentaire Riefenstahl van Andres Veiel en Joe Wrights televisieserie M. Il figlio del secolo, waarin respectievelijk de historische fascisten Leni Riefenstahl en Benito Mussolini het hoofdonderwerp waren.

2073

Zoals KEES Driessen in zijn blog vanuit Venetië uiteenzette, keerde het fascisme in nog veel meer verkapte vormen terug op het festival. In pulpy films over neonazi’s (The Order), in documentaires over Braziliaans populisme (Apocalypse in the Jungle) en in de hybride ‘sciencefiction-documentaire’ 2073, een bedenkelijke en zelfs immorele film waarin huiveringwekkend archiefmateriaal (denk: beelden van oorlogsgebieden en klimaatrampen) met een gefictionaliseerde dystopische setting wordt versmolten. De waarschuwing van Asif Kapadia’s ‘film’ is duidelijk: de dystopie van de toekomst is er al. En toch had op ethische gronden dit conceptueel verwerpelijke werk niet hoeven bestaan.

Groter geheel
Wat bijna al die films met hun koortsachtige verbeeldingen van historische en hedendaagse trauma’s aantonen, is hoe moeilijk het is om via het medium film grip te krijgen op de caleidoscopische horrors van het heden. Naast Brady Corbet was het eigenlijk alleen Dea Kulumbegashvili die binnen de hoofdcompetitie op filmisch urgente manieren wist te reflecteren op de wereld om haar heen. Haar tweede speelfilm April is vaak enigmatisch, ongrijpbaar en uitdagend, en juist daardoor indringend en effectief. De film gaat over een vrouw die illegale abortusbehandelingen geeft in dorpen op het Georgische platteland.

April. Foto: Arseni Khachaturan

Het schrijnende realisme waarmee dat in beeld wordt gebracht bestaat in het gelaagde April naast impressionistische vignetten, die suggereren dat film altijd een groter geheel is dan alleen de som der delen. Het is een levend, ademend ding, dat soms meer zegt met afwezigheid en weglating. Het was daarom terecht geweest als Kulumbegashvili een hogere prijs had gekregen dan “slechts” de speciale juryprijs.

Nog tragischer is dat de beste (en misschien ook wel de belangrijkste) film van deze editie niet eens in de hoofdcompetitie stond. Weggestopt in de verder ondermaatse documentairesectie van het festival, stak Olha Zjoerba’s Songs of Slow Burning Earth met kop en schouders boven de rest van de titels uit. Als meesterlijke documentaire over de voortslepende oorlog op Oekraïens grondgebied overstijgt Zjoerba’s film banale reportages en patriottistisch sentiment — iets wat de bedenkelijke programmering van de Russische documentaire Russians at War wel te verwijten valt.

Zoals de titel suggereert ontpopt Songs of Slow Burning Earth zich eerder als een cyclus weemoedige liederen. Juist in de poëtische en muzikale montage van de impressionistische beelden van een door oorlog aangetast land schuilt de kracht van deze onbevreesde film, die cinema maakt uit urgent materiaal, zonder de urgentie uit datzelfde materiaal te verdringen.

Het is die zeldzame film die met evenveel artisticiteit als helderheid naar de wereld kijkt en vat weet te krijgen op de huidge chaos. Dit is de film die de 81ste editie van Venetië definieert, al is het maar omdat geen enkel ander werk dit niveau kon halen.