The Waste Land
April blijft de grimmigste maand
Honderd jaar nadat ‘The Waste Land’ van T.S. Eliot voor het eerst verscheen, ging Chris Teerink op reis om de hedendaagse sporen van dit modernistische gedicht te vinden. Zonder Eliot te lezen kun je de hedendaagse cinema – en dus de wereld – niet begrijpen.
Zoals Chris Teerink in zijn nieuwe film The Waste Land in gesprek gaat met het gelijknamige gedicht van T.S. Eliot (1888-1965), ga ik in deze tekst in gesprek met The Waste Land (film en gedicht).
Het is bijna april als ik dit schrijf.
Het gedicht, dat in 1922 voor het eerst werd gepubliceerd en geldt als een hoogtepunt van modernistische poëzie, begint ook in april. Kan een gedicht ergens beginnen? Het begint in ieder geval met beroemde woorden: ‘April is de grimmigste maand.’
Nee, het zegt niet: ‘April is de grimmigste maand.’ Maar: ‘April is de grimmigste maand, hij wekt / Seringen uit het dode land, vermengt / Herinneringen en verlangen, port / Lome wortels op met lenteregen.’ Een zin vol enjambementen, die je dóór moet lezen als de versregel is afgelopen en die daardoor op allerlei manieren betekenis creëren. In dat ene moment voordat je, al lezend of sprekend, de zin weer op de volgende regel oppakt, ligt een fractie van een seconde waarin je als lezer een beslissing neemt: ga ik door, of breng ik een minieme pauze aan, waardoor alles wat volgt anders wordt? Het is monteren met tijd en ruimte op de bladzijde. Poëzie staat dichter bij cinema dan proza.
Lome wortels
Eliot maakt het de lezer niet makkelijk door ook nog veel komma’s te gebruiken en die niet als natuurlijke onderbreking in te zetten. Integendeel, hij jaagt je verder: stukje zin, komma, werkwoord, hoort dat nou bij het vorige of bij het volgende, oh, oeps, einde versregel.
Er gebeurt een hoop in Eliots april: dode dingen worden tot leven gewekt, verleden (herinneringen) en toekomst (verlangen) lopen door elkaar. En het gaat allemaal nog niet snel genoeg: de lenteregen port de lome wortels nog eens extra op om uit hun winterslaap te ontwaken. Er zijn zinnen in stukken gehakt, en er gaan zinnen verder. Het doet denken aan onze eigen wereld, waarin alles momenteel dwars en diagonaal door elkaar loopt. Loopt ze ten einde of ‘groeien er nog takken uit dit steenpuin’?
Als je die woorden eenmaal hebt gehoord of gelezen, kun je ze niet meer vergeten. Niet alleen omdat ze zo’n boude uitspraak doen over de lente (‘April is the cruellest month’, staat er in het Engels, ‘wreed’, ‘meedogenloos’, ook dat nog), maar omdat ze waarschijnlijk tot de beroemdste versregels van de vorige eeuw behoren. Elke keer denk ik: waarom april? Maar deze aprilmaand weet ik wel waarom. Er is te veel dood in de wereld en te weinig lenteregen om de wortels op te porren.
Het ontroert me hoe Teerink op pad is gegaan om de hedendaagse sporen van Eliots gedicht te vinden. Een gedicht dat gaat over de spoken van de Eerste Wereldoorlog en Eliots eigen kapotte huwelijk, dat ook een bar land was (ik leen de Nederlandse titel en citaten van dichter en vertaler Paul Claes, die ook nog eens bijna 200 pagina’s inleiding en noten aan zijn vertaling toevoegde). Het gedicht beschrijft verder onder andere Eliots zoektocht naar spiritualiteit en betekenis in de barre en wanhopige wereld tussen de twee grote wereldoorlogen van de twintigste eeuw.
Teerink voegde talloze stemmen toe aan het koor van personages dat al te horen is in het fragmentarische prozagedicht. Naast Marie, Madame Sosostris, de Fenisische zeeman, Bill, Lou en May, Mrs. Porter, Tiresias en Hieronymo zijn in dit nieuwe ‘barre land’ ook dichter Ilja Leonard Pfeiffer te horen, filosoof Miriam Rasch, operaregisseur Tatjana Gürbaca, ecoactivist Vandana Shiva, socioloog Richard Sennett, schrijver Chris Keulemans en natuurlijk de plechtige stem van Eliot zelf op een audio-opname die hij een jaar voor zijn dood van het gedicht maakte.
Spoedcursus montage
Toen ik Eliot begon te lezen, als middelbare scholier, wist ik nog niet dat mijn leven voor een groot deel zou gaan bestaan uit films kijken en analyseren en proberen te onderzoeken hoe via filmbeelden betekenis tot stand komt en wat dat dan weer over onze wereld zegt. Maar zeker tijdens mijn eerste jaren als filmcriticus greep ik regelmatig terug op de poëtische praktijk van Eliot om filmbeelden te begrijpen. De ontwikkeling van de filmtaal en de geschiedenis van het modernisme in de kunst kennen veel parallellen. Met name zijn Four Quartets (1941) en zijn zoektocht naar wat tijd is (grammaticaal, filosofisch) werden daardoor voor mij een beknopte cursus filmanalyse.
De eerste regels van het gedicht Burnt Norton, de eerste van die vier ‘kwartetten’, zijn als het ware een korte samenvatting van alles wat Gilles Deleuze begin jaren tachtig in zijn Cinema-boeken over film heeft geschreven. Na de Tweede Wereldoorlog zien we volgens Deleuze een cinema ontstaan waarin de montage niet langer streeft naar continuïteit (daarvoor was de oorlog een te grote breuk), maar naar discontinue beelden waarin heden en verleden, virtueel en actueel desondanks (of daardoor) tegelijkertijd kunnen bestaan.
Eliot schrijft, hoopt, probeert die gebroken tijd in de taal te helen: ‘Time present and time past / Are both perhaps present in time future / And time future contained in time past. / If all time is eternally present / All time is unredeemable.’ Het is daarmee ook een spoedcursus montage, waarin de samenhang tussen shots, scènes en sequenties wordt beschreven.
Voor mij zijn de eerste regels van Het barre land een tracking shot, waarin de camera naar en langs het onderwerp beweegt. Van de braakliggende aarde naar de ontspruitende seringen. Er zijn geen schnitts, geen cuts, er wordt niets weggehaald en niets samen-
gevoegd. Als er montage is, dan zit die in de flow. De tijd vloeit alle kanten op. Maar daarna breekt de wereld in stukken.
Fotofilm
The Waste Land van Chris Teerink is daarom een fotofilm, een montagefilm, zoals het gedicht van Eliot ook een montagegedicht was. Niets beweegt, behalve het geluid: de schitterende score van Blaudzun en het gelaagde sounddesign van Raf Enckels. Teerink gebruikte bijna geen enkel bewegend beeld, maar soms volgen de foto’s elkaar zo snel op dat je het gevoel hebt naar een hortende en stotende tijd te kijken, een film te kijken die in de projector vastloopt. Zoals gedachten kunnen vastlopen in de raderen van de tijd. Alsof we voortdurend glitchen.
Het verbaast me helemaal niets om te lezen dat filmmaker Teerink, die vooral bekend is van kunstenaarsportretten van bijvoorbeeld de experimentele filmmaker Jonas Mekas en de conceptuele kunstenaar Sol LeWitt, een hele lijst credits als editor op zijn naam heeft staan.
Teerink vertelde in een interview met See NL dat hij Eliot had leren kennen dankzij een filmmaker die hij zeer bewondert. Namelijk Chris Marker die zijn Sans soleil (1982) begint met een zin uit een ander gedicht van Eliot: ‘Because I know that time is always time / and place is always place and only place’ (Ash Wednesday, 1930).
The Waste Land staat een beetje in de traditie van die film: deels travelogue, deels metafilm, een associatieve montage die nadenkend over braaklanden de halve wereld over reist. Van de uitgedroogde Navajowoestijn tot de grens tussen Polen en Belarus waar regelmatig vluchtelingen die de Europese Unie willen bereiken hardhandig weer de grens over worden gezet. Van het zakendistrict van Londen – de ‘Onwezenlijke City’ van Eliot, nu nog onwerkelijker omdat er door covid geen ‘drom over London Bridge stroomde’ maar de straten vol van afwezigheid waren – tot de oevers van de Ganges in India (of is die heilige rivier bij Eliot toch ook de Thames?) waar het gedicht eindigt in hakkelend Sanskriet: ‘Datta. Dayadhvam. Damyata. / Shantih shantih shantih’: ‘Geef. Voel mee. Beheers. / Vrede vrede vrede’.
Maar dat hij helemaal over de door covid verlaten wegen naar St. Louis, Missouri is gereden, waar Eliot is geboren, en daar dan een onbekende Eliot-kenner op een parkeerterrein tegenkomt die niet weet of veinst niet te weten dat ze op Eliots geboortegrond staan (want wat moet Teerink daar midden in de pandemie?), dat raakt me nog het meest. Dat is wat je als documentairemaker doet. Je gaat ergens heen. De schoonheid zit erin dat je daar dan nooit vindt wat je moet zoeken.
‘Alleen / Onder deze rode rots is er schaduw, / (Kom hier in de schaduw van deze rode rots), / En ik zal jou iets anders laten zien dan / Je schaduw die ’s ochtends achter je aan stapt / Of je schaduw die ’s avonds op je toekomt; / Ik laat je vrees zien in een hand vol stof.’
The Waste Land is een film voor mensen die graag hun ideeën over hoe het hoort bij de deur achterlaten. Als een eenzame paraplu in een standaard, die daarna nooit meer wordt opgehaald. Omdat je de wereld in moet, waar iemand stamelend om vrede vraagt.
April blijft de grimmigste maand.