Civil War
Een gevecht zonder moraal
Amerika wordt geteisterd door een burgeroorlog – en twee fotografen trekken naar Washington, richting de president. Deze indringende film van Alex Garland toont een land in verval, zonder dat daaraan verder grote woorden of moralisme worden verbonden.
Het gaat niet om de duiding, het gaat om het vastleggen. Anderen mogen aan die beelden vervolgens betekenis toekennen. Dat zegt de doorgewinterde oorlogsfotograaf Lee tegen haar jongere collega Jessie, die mee is geglipt met het groepje waarmee Lee zo’n duizend kilometer wil rijden. Bestemming: Washington D.C., het Witte Huis, waar de president zich tijdens zijn derde ambtstermijn schuilhoudt. Hem willen ze spreken. Want er woedt een burgeroorlog in Amerika. Politie, leger en burgers staan tegenover elkaar; wegen staan vol verlaten auto’s; langs de weg liggen lijken. Dit is een land, kortom, waar de laag beschaving is afgepeld en wetteloosheid de norm is.
Eerder maakte de Britse regisseur Alex Garland al het indringende Annihilation (2018) en het meesterlijke Ex Machina (2014): sciencefictionfilms die zich afspelen in een niet nader gespecificeerde toekomst. Of is het een alternatief heden waar net andere keuzes zijn gemaakt dan in onze tijdlijn?
Garlands nieuwe film laat zich op eenzelfde manier bekijken: Civil War is duidelijk geïnspireerd op het Trump-tijdperk. De maatschappelijke spanningen van de afgelopen jaren hebben in dit verhaal een kookpunt bereikt – maar Garland legt die link zelf niet expliciet. De naam van de ex-president valt niet. Termen als ‘fascisme’ of ‘fake news’ worden vermeden. Over sociale media gaat het niet eens terloops, politieke duiding blijft achterwege, het conflict waar de hoofdpersonages overal de sporen van zien, blijft zelf ook een beetje troebel. Wie vecht nou precies tegen wie, waarom?
Dat blijft onduidelijk en dat werkt goed. Civil War gaat niet over ideologie of beleid, maar over de gevolgen daarvan. Zij aan zij met personages die een concreet doel voor ogen hebben en het geheel daarmee vaart geven: dat trekt de kijker het verminkte landschap door.
Sommige staten zijn vrijwel leeg, in andere gebieden onttrekken mensen zich aan elke vorm van strijd. En dan is er ineens weer dat overrompelende geweld. Twee bungelende, verminkte lichamen bij een afgelegen benzinepomp die wordt bewaakt door bewapende burgers; een schietpartij tussen gezichtsloze agenten en een groep rebellen; een gat in de grond dat door militairen met levenloze lichamen wordt gevuld. De schoten klinken hard, de toon is rauw – geen gelikte montages, geen heroïsche soundtrack.
Het draagt allemaal bij aan het indringende, zorgvuldige karakter van Civil War. De kijker wordt gedropt in een wereld die hij niet helemaal kan overzien, evenals de personages, die dicht op de huid worden gefilmd. Bewapend met hun camera’s trekken Lee, wier gehardheid sterk wordt gespeeld door Kirsten Dunst, en Jessie (Cailee Spaeny) door naar Washington D.C.. Ze ontwikkelen geen traditionele mentor-leerlingverhouding, Garland mijdt sowieso elk spoor van klefheid of sentimentaliteit. Wel verschuift er iets in de dynamiek tussen de twee: eenmaal op pad wordt Jessie noodgedwongen vervreemdend snel volwassen, of in elk geval verhardt ze.
Wat houdt fotografie welbeschouwd in? Een moment vangen dat direct erna voorgoed verdwijnt. Iets vasthouden. Een mooie vondst in Civil War: hoe het beeld tussen al die scènes vol dreiging, tussen de schietpartijen en ellende, heel soms een seconde stilstaat en zwart-wit wordt. Zo krijgen we te zien wat Jessie en Lee vastleggen, welke beelden er van hun tocht zullen resteren. Of hun foto’s maatschappelijk iets teweegbrengen blijft onduidelijk, het gaat alleen om de momenten zelf. In lijn daarmee is het slot tamelijk abrupt. Conclusies zijn er niet, moralisme wordt door Garland vermeden. In zekere zin geldt voor de hele film wat Lee over haar fotografie zegt: in Civil War wordt getoond, de duiding is voor anderen. En wat er getoond wordt, overtuigt van begin tot einde.