Profiel: Mike Flanagan
Gruwelijk monsterlijk

Midnight Mass
Met Stephen King-verfilming The Life of Chuck waagt regisseur en schrijver Mike Flanagan zich voor het eerst in tijden aan iets anders dan horror. Een grote stap? Nee hoor, bij Flanagan is de menselijkheid altijd belangrijker dan de gemakzuchtige schrik.
Ergens in de afgelopen jaren werd het ineens hip om te spreken over ‘elevated horror’. Door films als Hereditary (2018), The Lighthouse (2019) en Get Out (2017) werd horror iets waarmee zelfs filmhuisfanatici begonnen te dwepen. Die hype duidt op een grove onderschatting van het immens rijke horrorgenre, maar ach, van een modeterm die kontjes in bioscoopstoelen krijgt, is nog nooit iemand minder geworden.
Als we het hebben over een al dan niet bestaand elevated horror-genre, moeten we het zeker hebben over de Amerikaanse regisseur en schrijver Mike Flanagan (1978), die de afgelopen jaren ‘intelligente’ horror naar een groot publiek wist te brengen, vooral dankzij een bijzonder vruchtbare samenwerking met streamingdienst Netflix, waarvoor hij horrorseries maakte als The Haunting of Hill House (2018), The Haunting of Bly Manor (2020), Midnight Mass (2021), The Midnight Club (2022) en The Fall of the House of Usher (2023).
Die series gaan vaak over gebroken gezinnen en gemeenschappen die worden opgejaagd door geestverschijningen, maar nog meer door trauma, religie en hun eigen zondes, zoals verslavingen, misbruik en hebzucht. En juist dáár laat Flanagan de horror uit voortkomen. Het monsterlijke is bij hem verpakt in het menselijke, het bovennatuurlijke een manifestatie van het eigen falen.
Als filmstudent in Maryland hield Flanagan zich vooral bezig met het maken van melodrama’s. En hoewel hij die studentenfilms later “volstrekt ongeschikt” noemde voor een groter publiek, is een vleugje van dat melodrama in zijn horror nooit ver weg.
Op de stoep
Na zijn afstuderen werkte Flanagan eerst jarenlang als editor voor autoreclames en realitytelevisie. Pas in de jaren tien kon hij gestaag gaan bouwen aan een portfolio van verfijnde, bovennatuurlijke horror. Hij debuteerde in 2011 met het door crowdfunding gefinancierde Absentia (over een vrouw van wie de echtgenoot na een onverklaarbare afwezigheid van zeven jaar plots weer op de stoep staat). De film scoorde vooral goed op Netflix, waarna Flanagan horrorfilms maakte als Oculus (2013), Before I Wake (2016) en Ouija: Origin of Evil (2016). Die laatste, een prequel op horrorfilm Ouija uit 2014, werd een publiekshit.
In 2017 waagde Flanagan zich met Gerald’s Game voor het eerst aan het vaak moeilijk te verfilmen werk van thrillerschrijver Stephen King. Flanagan vormt het ingewikkelde bronmateriaal (een vrouw is tijdens de seks vastgebonden aan een bed als haar man een hartaanval krijgt) tot iets bloedstollends. Via dromen en hallucinaties leren we welke trauma’s deze vrouw jaren heeft onderdrukt. Ook hier geldt: de horror komt vooral voort uit menselijk falen en onvermogen.

Maar het zijn vooral de Netflix-series die Flanagan tot een van dé horrorauteurs van deze tijd maakten. Daarin kneedde hij langzaam een eigen signatuur, gekenmerkt door een geduldige opbouw, waarbij personages vaak belangrijker zijn dan plot en monologen talrijk. Flanagan werkt daarbij meestal samen met een vertrouwd groepje acteurs (onder wie partner Kate Siegel, die in vrijwel al zijn projecten speelt).
Het zorgvuldig geëtaleerde menselijk tekort prevaleert daarbij altijd boven gemakzuchtige horror. Toen studiobonzen voor The Midnight Club meer schrikmomenten eisten, stopte Flanagan liefst 21 jump scares in de eerste aflevering (een televisierecord), om te laten zien dat een overdaad aan schrikmomenten zorgt voor onverschilligheid. Een Amerikaanse blogger omschreef Flanagans methode ooit als “no scare if we don’t care”. Beter had ik het niet kunnen samenvatten: bij Flanagan is een schrikmoment altijd verdiend, omdat zijn horror nooit gewichtloos is.
En: hoe spaarzamer, hoe gevaarlijker. Toen ik op een busstation op mijn telefoon stond te kijken naar The Haunting of Hill House, kieperde ik zowaar van de stoeprand toen er in een scène plots een geestverschijning opdoemde. (Sorry nog aan alle buurtbewoners, het gilletje was ongetwijfeld niet fraai.)
Bedachtzaamheid is een constante in het werk van Flanagan: een schrikmoment is nooit zomaar een schrikmoment, horror is nooit zomaar horror. Flanagan vindt altijd originele invalshoeken, zelfs wanneer hij voortborduurt op bestaand werk en werkt met verhalen die al vaker zijn verteld. Neem Hush (2016), waarin een vrouw in haar eigen huis wordt opgejaagd door een maniak met een mes. Flanagan weet zo’n uitgekauwd verhaal een nieuwe smaak te geven, in dit geval door zijn hoofdpersonage doof te maken, waardoor er plots veel nadruk komt te liggen op geluid en vindingrijkheid.
Geheelonthouder
Zijn meest controversiële film maakt Flanagan met Doctor Sleep (2019), opnieuw een Stephen King-verfilming en een vervolg op horrorklassieker The Shining (1980). De paranormaal begaafde Dan(ny) Torrance is opgegroeid tot een alcoholist die geplaagd wordt door zijn jeugdtrauma’s. Om die onder ogen te komen, keert hij terug naar het gevreesde Overlook Hotel.

De schaduw van Stanley Kubricks klassieker bleek onontkoombaar en toch maakte Flanagan wel degelijk iets interessants van Doctor Sleep. Vooral zijn director’s cut is de moeite waard. Die versie doet zowel King als Kubrick eer aan en is tegelijkertijd een onmiskenbare Flanagan, dankzij thema’s als gebroken gezinnen, verslaving en het bovennatuurlijke als een onbevredigende ontsnappingsroute voor onverwerkt trauma.
Naast al die verfilmingen van gevierde auteurs als King, Edgar Allan Poe en Shirley Jackson is Flanagans beste werk wat mij betreft nog altijd het zevendelige Midnight Mass, een hartverscheurend horrorverhaal over een eilandgemeenschap die steeds verder verstrikt raakt in een extremistische religie, aangewakkerd door de komst van een mysterieuze priester en de terugkeer van een voormalig eilandbewoner die jarenlang heeft vastgezeten nadat hij door zijn alcoholverslaving een vrouw doodreed.
Als (tegenwoordig) geheelonthouder en atheïst verwerkt Flanagan in deze serie zijn complexe ervaringen met zijn alcoholverleden en het geloof. Vooral de laatste twee afleveringen behoren tot de meest tragische en ontroerende recente horrorproducties. Doordat er zoveel rauwe menselijkheid voorafging aan alle gruwelijkheden, is de impact van het onvermijdelijke lijden van de personages veel groter. Tragedie en horror zijn hier in een nagenoeg perfecte symbiose.
Doodgewoon
Op papier lijkt Flanagans verfilming van Stephen Kings The Life of Chuck een buitenbeentje in dit rijke oeuvre van ‘horror met een hart’. Als de apocalyps nabij is, wordt de doodgewone Charles ‘Chuck’ Krantz plots in allerlei advertenties bedankt voor 39 jaar bewezen diensten. De vraag die centraal staat: wat maakt een doodgewoon mensenleven speciaal? De zoektocht naar het antwoord gaat nou eens niet gepaard met geestverschijningen, demonische priesters of onverwerkte trauma’s, maar is een stuk lichtvoetiger van aard. “Ik wilde dat mijn kinderen deze film kunnen zien”, verklaarde Flanagan in The Hollywood Reporter.

Denk overigens niet dat Flanagan het horrorgenre links laat liggen. Hij doet voor Amazon een zoveelste poging om de meermaals onverfilmbaar gebleken Stephen King-fantasyreeks The Dark Tower te verfilmen, is aangewezen om de Exorcist-franchise uit het slop te trekken en ontwikkelt een serie gebaseerd op Kings Carrie.
Hoewel ik Flanagan graag, zoals in Midnight Mass, zijn eigen ideeën zie najagen, weet hij ook van de adaptaties ongetwijfeld weer iets gelaagds, ontroerends én doodengs te maken. Ik vermijd in ieder geval voorlopig even weg alle stoepranden.
The Life of Chuck is vanaf 5 juni 2025 te zien in de bioscoop.