De Chinese film
Het exotisme voorbij
Niet eerder speelde niet-westerse cinema zo’n dominante rol in de westerse bioscopen. Films uit Hong Kong, Peking en Taipei hebben via de festivals nu ook de filmtheaters veroverd. Gold een Chinese film een paar jaar geleden nog als een exotisch incident, inmiddels komt er een gestage stroom van sterke films uit het oosten. Tijd om deze films in een breder perspectief te plaatsen. Het gaat immers niet meer om de mooie plaatjes, de Pacific Century staat voor de deur. Thessa Mooij bericht over de speelfilm als heraut van een nieuwe tijd.
De Nederlandse bioscoopschermen zijn in hoog tempo aan het vergelen. Nog nooit is zo’n groot aantal Chinese films in première gegaan als deze lente-maanden. Opvallend is hun diversiteit en hoogstaande kwaliteit. Het historisch drama van Zhang Yimou, de felgekleurde metropolis van Wong Kar-wai en de verstilde introspectie van Hou Hsiao-hsien: ze springen op de kijker af met een bruisende vitaliteit die in veel westerse films ontbreekt.
Europa kijkt met een groeiend onbehagen naar het fin-de-siècle, terwijl de werkloosheid en intolerantie toeneemt. De grauwe misère van Russische immigranten in Berlijn (Verhängnis) of nihilistische jongeren in Bilbao (Salto al vacio) kan niet scherper contrasteren met de veelkleurige dynamiek van Chungking Express. Hong Kong, Taipei en Peking weten dan ook de 21ste eeuw naar zich vernoemd. Aziatische tijgers gaan het helemaal maken in de Pacific Century.
Weliswaar is dat vooral een macro-economische modekreet, maar feit blijft dat sommige delen van Zuid-Oost Azië het nu al beter doen dan het ploeterende Westen. Hierbij gaat het niet alleen om economie. Terwijl de kerken leeglopen, zoeken westerse babyboomers naar een nieuwe spiritualtiteit, die ze vaak in het oosterse ideeëngoed vinden. Als maatschappelijke barometer is film er als de kippen bij om dit soort processen vast te leggen. Niet de artikelen in internationale opiniebladen, en niet de hapklare items van CNN, maar films brengen de laatste ontwikkelingen in Azië bij een westers miljoenenpubliek. Waarbij de waarschuwing geldt dat kunst geen werkelijkheid is, maar een gekleurde versie ervan.
Geen enkele niet-westerse cinema is het ooit gelukt om op grote schaal de westerse filmwereld te bepalen. Wie herinnert zich nog de Braziliaanse Cinema Novo, die eind jaren zestig, begin jaren zeventig door het toen heersende linkse gedachtengoed werd binnen gehaald als troetelkindje? Festivals over de Afrikaanse, Centraal-Aziatische of Latijns-Amerikaanse cinema vormen een waardevolle bijdrage aan het Nederlandse cultureel aanbod, maar hebben niet gezorgd voor een structurele doorbraak van de niet-westerse film. Die van de Chinese film is mede mogelijk gemaakt omdat het de Aziatische tijgers niet aan financiering voor produktie en promotie ontbreekt, hoewel het voor iedere filmmaker een hele toer blijft om zijn eigen artistieke visie te verwezenlijken.
Feodaal
De entree van de Chinese film in onze bioscopen was krachtig. Nadat collega Chen Kaige in het midden van de jaren tachtig al films maakte in de relatieve marge van het filmhuiscircuit, brak Zhang Yimou een paar jaar later alle records met zijn debuut Het rode korenveld. De toon was gezet. Rood zijde wappert in de wind, de porseleinen schoonheid van Gong Li’s gelaatstrekken versterkend. Seconden later maken eeuwenoude tradities en zorgvuldig geplande intriges een eind aan haar onbevangenheid.
Voor de kijker ontvouwt zich een onbekende wereld. Het contrast tussen visuele weldaad en bikkelharde wreedheid – aantrekken en afstoten – vindt een wereldwijd publiek. Voor het eerst was het feodale China in een internationaal massamedium te zien. De geslotenheid van de Chinese cultuur heeft de nieuwgierigheid van westerlingen alleen maar aangewakkerd. Sinds Marco Polo’s half-verzonnen reisverslagen hunkeren we naar dat kijkje achter de schermen.
Toen de Chinese filmwereld merkte hoe gretig Zhangs films in het westen werden onthaald, volgde al snel een reeks plattelandsdrama’s die eveneens het ‘echte’ China lieten zien. Producenten en publiek vonden elkaar in exotisme. De stroom dollars die de Volksrepubliek binnenkwam via deze successen, stemde de censuur iets milder, zodat aanklachten tegen de culturele revolutie (The Blue Kite, To Live) niet werden verboden. Toch treedt de censuur van tijd tot tijd nog streng op: niemand heeft carte blanche.
Erfgoed
Zeven jaar na Het rode korenveld bestaat een substantieel deel van het filmaanbod uit produkties uit China, Hong Kong en Taiwan. Hun grote kwantiteit en hoge kwaliteit hebben het internationale filmlandschap veranderd. Dat is vooral te danken aan voortrekkers als de filmfestivals van Rotterdam en Berlijn, waar distributeurs een deel van hun aankopen doen. Zhang Yimou en Chen Kaige waren dus niet even in de mode, maar hebben de deur geopend voor minder toegankelijke regisseurs van Chinese afkomst.
Op het eerste gezicht hebben filmers als Zhang Yimou, Wong Kar-wai en Tsai Ming-liang weinig met elkaar gemeen. Toch er zijn enkele essentiële overeenkomsten die regisseurs uit deze gebieden verbinden, zodat ze gezamelijk onder de noemer ‘Chinese cinema’ kunnen worden ondergebracht. De recente schermutselingen voor de Taiwanese kust en de naderende overdracht van Hong Kong geven aan hoe sterk de band met de Volksrepubliek is. De ideologieën mogen dan wel lijnrecht tegenover elkaar staan, het culturele erfgoed is ouder, en gaat dieper, dan de politiek.
Het cement van de Chinese volksaard is het confucianisme en die houdt niet noodzakelijkerwijze op bij de grenzen van de Volksrepubliek. Dit duizenden jaren oude normenstelsel heeft Confucius in het leven geroepen om een einde te maken aan de destijds heersende chaos. Jezelf in dienst stellen van het collectief, dat is de centrale gedachte van het stelsel. Hard werken, gehoorzaamheid aan ouderen en meerderen, de familieband respecteren. De radertjes van de machine worden geolied door een strenge sociale controle. Een groot deel van de financiële bloei in Zuid-Oost Azië wordt toegeschreven aan deze normen, die zijn omgedoopt tot ‘neo-confucianisme’. Veel kassuccessen uit de Volksrepubliek gaan over de instandhouding van het confucianisme, terwijl de publieksfavorieten uit Hong Kong en Taiwan de rebellie tegen deze tradities tonen.
Barsten
Volgens Zhang Yimou is het confucianisme een onaantastbaar systeem dat slachtoffers eist. Het vormt de rode draad in zijn oeuvre. De meeste personages van vaste hoofdrolspeelster Gong Li vallen ten prooi aan de rigide regels van hun omgeving. Ook de jongere filmers, die zich beperken tot het hedendaagse Peking, ontkomen er niet aan. Ning Ying’s nieuwste film On the Beat is een tragikomisch portret van de wijkagent, de sociale controleur bij uitstek.
De meeste Chinese filmmakers zweren bij het commentaarloos tonen van de overlevingsstrijd. Zonder suggestie presenteren ze een beeld van het dagelijks leven. De kijker mag zijn eigen conclusies trekken. Meer kunnen ze zich waarschijnlijk niet veroorloven. Alleen Zhang Yuan mag zich de onverbeterlijke rebel van de jonge generatie noemen. Zijn films leggen meedogenloos een vinger op de zwerende plekken in de Chinese maatschappij: alcoholisme, gehandicapten, ondergrondse jeugdcultuur. Het zijn de barsten in het cement van het confucianisme.
Ook Taiwanese en Hong Kongse produkties tonen die barsten, maar niet allemaal. De films die het neo-confucianisme in volle glorie laten zien zijn wel vertoond op de Europese filmfestivals, maar niet aangekocht door distributeurs. Ook de martial arts-films vallen daaronder: trouw aan de triade is de essentie van het kung fu genre. Juist filmhuis-successen als Rebels of the Neon God, Vive l’amour en Chungking Express gaan over de loners die zich onttrekken aan de ratrace waaraan de economische bloei is te danken. In een maatschappij waarvan de burgers worden geacht zichzelf op te offeren voor de vooruitgang van het collectief is sabotage van die vooruitgang natuurlijk een grote schande.
Kaleidoscopisch
Wij wegen onze medemens op een gouden schaaltje om te bepalen of hij écht slecht of goed is, maar in Azië is de persoonlijke en familie eer – de schijn van goed of slecht – belangrijker. Het ontbreken van onze loodzware christelijke schuld en boete bagage is één van de elementen die de Chinese cinema zo verfrissend doet overkomen. Het opgeheven vingertje, dat zowel de Noord-Europese cinema als Hollywood karakteriseert, is volledig afwezig. Chinese regisseurs zien het bioscoopscherm letterlijk als een doek waarop ze hun film schilderen. Niet alleen kan de kijker uit langdurige totaalshots en kaleidoscopische sequenties selecteren wat hij zelf mooi vindt, ook is het aan hem om een moreel oordeel over de personages te vellen, want dat zal de regisseur niet voor hem doen.
Drugssmokkelaars, hoeren, huurmoordenaars en werklozen bevolken de prachtig vormgegeven shots, zonder dat ons wordt verteld dat zij de bad guys zijn of zonder dat hun psychologie in de eerste vijf minuten op tafel wordt gelegd. Toen een journalist van Cahiers du cinéma de titelfiguur van The Puppetmaster beschuldigde van collaboratie, haalde Hou Hsiao-hsien zijn schouders op. “Chinezen zijn realisten”, antwoordde hij. “Als iemand hen correct behandelt, doen ze aardig terug. Hun reacties hangen af van de situatie, een momentopname, maar ze zijn zelden wraakzuchtig.”
Schimmenspel
Drie elementen hebben voor de doorbraak van Chinese films gezorgd: exotisme, hoge kwaliteit en de opkomst van de Aziatische tijgers. De drie elementen zijn met elkaar verbonden. De nieuwsgierigheid naar de Chinese cultuur laait op nu Zuid-Oost Azië sterk in opkomst is, een ontwikkeling die wordt vastgelegd door alerte filmmakers. In die cultuur neemt visuele vormgeving (van kalligrafie en schimmenspel tot alledaagse voorwerpen) een grote plaats in, hetgeen de westerse bioscoopbezoeker een nieuwe manier van kijken biedt. Met Gong Li is een hele wereld binnengehaald waar wij nog niet zoveel van afweten. Zo veroorloven sommige reisbijlagen zich cliché’s over op winst beluste Chinezen, die elders in de krant, en over andere etnische groepen, als ‘not done’ zouden gelden. Euro-centrisme overwint vaker dan we zouden willen toegeven.
De Chinese cinema heeft in de bioscopen de Pacific Century aangekondigd, maar er staan alweer andere regio’s in de coulissen te dringen. Zo presenteerde het meest recente Filmfestival Rotterdam een Mekong-programma. Voorlopig staat de Frans-Vietnamese regisseur Tran Anh Hung met zijn Cyclo als enige in die regio op eenzame hoogte. In het wereldwijde festivalcircuit zoemen alweer andere namen rond: in Rotterdam was de Japanse film Like Grains of Sand een van de opvallendste nieuwkomers, in Berlijn trokken enkele Koreaanse films de aandacht. Het bioscoopaanbod van de komende maanden biedt de Nederlandse filmliefhebber ruimschoots de gelegenheid om zich onder te dompelen in de meest opwindende cinema van dit moment. Heftige groeistuipen doen Azië op zijn grondvesten schudden. Tijd om het exotisme te verruilen voor werkelijke interesse.
Met dank aan Wouter Barendrecht en Bart van der Put.