2000, vue par…

De verdierlijkte mens

The Hole: de mens als kakkerlak

De laatste dag van de twintigste eeuw staat centraal in de filmreeks ‘2000, vue par…’. Tien filmmakers uit tien verschillende landen toonden hun visie op het leven op de rand van een nieuw millennium. Twee van de sterkste bijdragen uit de reeks geven geen rooskleurig beeld van deze tijd: The Hole van Tsai Ming-liang en O primeiro dia van Walter Salles en Daniela Thomas.

Het jaar 2000 heeft zijn magische klank verloren. Aan de vooravond van de eeuwwisseling gelooft niemand nog in grote omwentelingen, apocalyptische scenario’s of louterende inzichten. De kalender mag verspringen, maar het leven sukkelt gewoon door; daarvan lijkt iedereen inmiddels doordrongen.

Een paar jaar geleden lag dat nog anders. Toen de Franse producenten Carole Scotta en Caroline Benjo met het plan kwamen voor een televisiefilmreeks, getiteld ‘2000, vue par…’, leek 31 december 1999 nog ver weg. Geïnspireerd door die datum gingen tien regisseurs uit tien verschillende landen aan de slag. De films, die mede werden gefinancierd door de televisiezender La Sept Arte, zijn op een enkele uitzondering na futuristisch: ze werpen een fantasievolle blik in de nabije toekomst, en schetsen een eeuwwisseling die verre van slaapverwekkend is.

Zo heeft het laatste uur voor de mensheid geslagen (Last Night van Don McKellar), komt Jezus terug op aarde om zijn strijd met de duivel uit te vechten (The Book of Life van Hal Hartley), en verrijst er een enorme muur in het door taaltwisten verdeelde België (Le mur van Alain Berliner). En gebeurt er op grote schaal niets onheilspellends, dan is het naderende jaar 2000 in ieder geval aanleiding genoeg om de spanningen tussen mensen flink op te laten lopen, zoals in de Franse bijdrage Les sanguinaires van Laurent Cantet. Alleen Abderrahmane Sissako trekt zich van de eeuwwisseling weinig aan, want in zijn film La vie sur terre, eerder dit najaar in de Nederlandse bioscopen uitgebracht, kent het leven in het Malinese Sokolo zijn gewone, trage verloop.

Dat de toekomstvisie van Sissako de enige juiste lijkt te zijn, doet aan de overige films weinig af. De 2000-reeks presenteert immers geen voorspellingen, die nu getoetst kunnen worden. Eerder is het einde van de twintigste eeuw aanleiding voor de diverse regisseurs te reflecteren op het moderne leven. Een ijkpunt om te bepalen waar we staan; wat er goed gaat, wat verkeerd, en waar mogelijke oplossingen te vinden zijn.

Dat verklaart misschien het succes van de reeks, die er al een lange tournee langs internationale festivals op heeft zitten. Dat, en de kwaliteit van de films natuurlijk, die in de meeste gevallen zeer hoog is. De twee films die de komende weken worden uitgebracht (in de lange bioscoopversie, in plaats van de oorspronkelijke televisielengte van 1 uur), zijn zelfs verbluffend sterk. The Hole van de Taiwanese regisseur Tsai Ming-liang en O primeiro dia van het Braziliaanse duo Walter Salles en Daniela Thomas geven op verschillende wijze een beeld van een corrupte samenleving, die veel mensen tot wanhoop brengt. Vrolijk zijn ze niet, deze films.

Kakkerlak
In korte tijd en met een oeuvre van slechts drie speelfilms (Rebels of the Neon God, Vive l’amour en The River) heeft Tsai Ming-liang een stevige reputatie gevestigd als een van de belangwekkendste regisseurs van deze tijd. The Hole is zonder meer een nieuw bewijs van zijn grote talent, en toont tevens de opmerkelijke stijlvastheid van de Taiwanees. Niet alleen werkte hij weer samen met zijn geliefde acteurs Yang Kuei-mei en Lee Kang-sheng (ze stonden ook tegenover elkaar in Vive l’amour), ook het thema is bekend: de eenzaamheid van het grotestadsleven en het onvermogen tot communicatie van de moderne mens.

Met een minimum aan dialoog en actie en de van de regisseur bekende lange, ononderbroken camerabewegingen schetst Tsai een bijzonder naargeestig beeld van de laatste dagen van 1999 in Taipei. Het regent er al dagenlang onophoudelijk, en delen van de stad worden geteisterd door een huiveringwekkend nieuw virus. Wie ermee besmet raakt, wordt lichtschuw en kruipt uiteindelijk op handen en voeten rond, op zoek naar een donker plekje. Als een kakkerlak, het dier waaraan de overdracht van het virus ook wordt toegeschreven.
In een mistroostig flatgebouw in een van de quarantainegebieden wonen een man en een vrouw, die zich pas van elkaars bestaan bewust worden wanneer een loodgieter een gat maakt in de vloer van het appartement van de man. Door dit gat kan hij zijn benedenbuurvrouw zien, en zo ontstaat een verbinding tussen de twee levens, al is van daadwerkelijke communicatie geen sprake.

De berichten op de radio over de verspreiding van het virus en de maatregelen van de overheid — het water in de quarantainegebieden zal afgesloten worden en het vuilnis wordt er niet meer opgehaald — dragen bij aan de onheilszwangere sfeer van de film, evenals het onophoudelijke geruis van de met bakken uit de lucht vallende regen. Het water dringt overal door, tot in de woning van de vrouw, die kampt met ernstige lekkage. Een paar keer onderbreekt Tsai zijn pessimistische verhaal met muzikale intermezzo’s. De liedjes van Grace Chang, een populaire zangeres in Hongkong in de jaren vijftig, worden geplaybackt door de vrouw en aangekleed met bijpassende glamourkleding en dans, zij het tegen de achtergrond van het vervallen flatgebouw.

Volgens Tsai is zijn verhaal geen griezelige sciencefiction, maar realiteit. De economische groei van Taiwan is ten koste gegaan van de zorg van mensen om elkaar en het milieu, zei de regisseur in verschillende interviews. Het virus dat hij bedacht berust ook niet op fantasie: overal in Azië ontstaan er vreemde nieuwe ziekten. En de onevenwichtige verdeling van de welvaart zorgt ervoor dat de armen in deplorabele omstandigheden moeten leven, waardoor ze een overlevingsinstinct dienen te ontwikkelen dat vergelijkbaar is met de resistentie van een kakkerlak.

Stadse nachtmerrie
De mens als kakkerlak. Zo staan we er volgens Tsai dus voor, in delen van de wereld, in deze dagen. Een van de akeligste scènes in The Hole is die waarin een man, getroffen door het virus, op zijn knieën door een verlaten overdekte markt kruipt, op zoek naar een gat in de muur om in weg te schieten. Eenzelfde afschrikwekkend beeld van de verdierlijkte mens komen we, opmerkelijk genoeg, ook tegen aan het begin van O primeiro dia: op een vuilnisbelt in Rio de Janeiro ligt een naakte man te kermen, in elkaar gedoken en trillend en hijgend als een hond. “Ha, jij bent nog slechter af dan ik”, is het commentaar van een van de hoofdpersonen van de film, een man die later wordt doodgeschoten. Met tegenzin werpt hij de gedegenereerde zwerver iets te eten toe.

O primeiro dia
O primeiro dia

Walter Salles en Daniela Thomas tonen Rio als een stad met twee gezichten: aan de ene kant de luxe van de moderne metropool met het decadente strand van Copacabana, en daarboven, tegen een heuvel, de oude stadse nachtmerrie van krotten en armoede. Niet toevallig komen deze gescheiden werelden samen in het verhaal van O primeiro dia. Een gedetineerde, João, wordt op 30 december 1999 vrijgelaten, op voorwaarde dat hij voor huurmoordenaar speelt. De man die hij tegen wil en dank moet vermoorden is een oude vriend, die op de top van de heuvel woont. Na gedane zaken neemt João zijn toevlucht tot het dak van een flat in de benedenstad, waar hij Maria ontmoet, die op 30 december door haar vriend is verlaten. Voor beiden biedt oudejaarsdag geen enkele reden tot feesten; toch kunnen ze, voor zolang het duurt, elkaar troosten.

De opbouw van O primeiro dia is enigszins chaotisch, en het verhaal komt moeizaam van de grond. De film overtuigt vooral door de sterke beelden — Maria drijvend in de zee, de straten vol feestvierende mensen, het wapenmagazijn met honderden pistolen — en de allesoverheersende sfeer. Een sfeer die twijfelt tussen wanhoop en hoop; het kan beide kanten op, lijkt de boodschap, maar wie kiest voor hoop staat er, in ieder geval tijdelijk, beter voor.

Toenadering
Zoeken naar overeenkomsten tussen The Hole en O primeiro dia heeft waarschijnlijk weinig waarde. Los van het gemeenschappelijke 2000-thema staan de films volstrekt op zichzelf. Toch springt onmiddellijk de overeenkomstige visie op de moderne consumptiemaatschappij in het oog. Volgens Tsai Ming-liang brengt het kapitalistische groeimodel weinig goeds, omdat het kortzichtigheid in de hand werkt. Hij verlangt dan ook stiekem terug naar vroeger dagen, toen Grace Chang nog haar ongecompliceerde liedjes zong. Ook Walter Salles gaf in een interview aan dat de opmars van de Braziliaanse economie hem zorgen baart. “We zijn opgevoed met het idee dat ons land het land van de toekomst zal zijn,” zegt hij, “maar dit Beloofde Land is er nooit gekomen; in plaats daarvan zijn we in één sprong bij de decadentie terechtgekomen.”

Zowel The Hole als O primeiro dia wijzen op de risico’s van een al te ongebreidelde economische groei: het ontstaan van ‘misfits’, van reddeloos verloren achtergeblevenen, die niet kunnen profiteren van de welvaart. En het verdwijnen van sociale banden die voorheen een vangnet vormden voor het individu, zodat iedereen op zichzelf is aangewezen en niet meer in staat is tot blijvende verbintenissen.

Het is een sombere visie, zij het dat het wijzen op risico’s altijd een wil tot verbetering impliceert. Het is opmerkelijk dat juist The Hole, de zwartste film van de twee, met een optimistische toets eindigt: mensen kunnen elkaar misschien niet begrijpen, maar wel helpen. En dat is ook een vorm van toenadering. O primeiro dia schept misschien minder hoop, maar is wel van begin tot eind van de gedachte doortrokken dat communicatie, verbondenheid en barmhartigheid mogelijk zijn. Als we er maar in blijven geloven.