Klassieker: Little Fugitive (1953)
Kleine film met grote invloed
“Er bestaan geen oude films”, zei filmmaker Peter Bogdanovich ooit. “Alleen films die je al wel en films die je nog niet hebt gezien.” En zo is het, toont onze serie over klassiekers die je (waarschijnlijk) nog niet hebt gezien. Deze maand: Little Fugitive (1953).
Het aan de New Yorkse kust gelegen speelparadijs Coney Island openbaart zich in Little Fugitive als een plek van eindeloze mogelijkheden. De film geeft een jolig, maar nauwgezet beeld van Amerikaans vertier aan het begin van de jaren vijftig. Met New Yorkers die zich vermaken in speelhallen, een frisse duik nemen in zee en genieten van een hotdog. Dit alles belicht vanuit het perspectief van het belhameltje uit de titel, de zevenjarige Joey (Richard Andrusco), die op een hete zomerdag zijn moederlijk huis in Brooklyn ontvlucht en de metro instapt, met de zes dollar boodschappengeld die ze voor hem en zijn broer Lennie heeft achtergelaten.
Joey besluit naar Coney Island uit te wijken, omdat hij denkt dat hij Lennie heeft doodgeschoten. Maar Joey’s broer blijkt de boel in scène te hebben gezet. Terwijl Lennie doet alsof hij dood is, waarschuwen zijn vrienden, die gezegend zijn met een goede dosis New Yorkse branie, dat Joey de doodstraf zal krijgen en dat er een agent onderweg is. Als de jongeling eenmaal arriveert in Coney Island is hij zijn angst evenwel snel vergeten.
Filmmakers Ray Ashley, Morris Engel en Ruth Orkin filmen hun hoofdpersoon tijdens deze aankomstscène vanuit een lage hoek, terwijl hij verwonderd heen en weer kijkt. Joey oogt als een schipper die land in zicht ziet. Met een mengeling van ontzag, nervositeit en euforie aanschouwt hij de clowns, enge poppen, schreeuwende mannen met microfoons en speelgoedaapjes die op hem afkomen. In de rest van de film is vooral het speelplezier van het gezicht van Andrusco af te lezen. Ook valt het aanpassingsvermogen van het kind op. Bij het carrousel kijkt hij hoe de andere kinderen het doen, luttele minuten later bestijgt hij zelf een paardje.
Die leergierigheid vormt een leidraad in de film. Zoals wanneer Joey zich als cowboy laat vereeuwigen in een fotoatelier. De fotograaf van dienst helpt de zevenjarige het beschilderde houten bord in de vorm van een gunslinger voor hem neer te zetten. Even later is de man achter de camera weg om de foto te ontwikkelen. Joey schuift Superman voor de camera en pakt een zeepkistje om zelf even door de lens te gluren. De fotograaf betrapt hem. Hij noemt de jongeling zijn ‘assistentje’, een reprimande blijft uit.
Doodnormaal
Little Fugitive is geen melodrama met een diep dal waar de hoofdpersoon uit moet klimmen. De film is meer een weergave van het leven van toen, met de focus op de ontwikkeling van het hoofdpersonage, in plaats van op de plot. En met niet-professionele acteurs, omringd door doodnormale New Yorkers.
De makers wisten dit concept te realiseren door een nieuwe 35mm-camera te ontwikkelen. Morris Engel was in de Tweede Wereldoorlog een oorlogsfotograaf bij de marine en ontwierp een kleine, wendbare camera die hij aan zijn borst kon bevestigen.
Dankzij deze nieuwe techniek werd filmen een betrekkelijk anonieme aangelegenheid. Dat levert een film op die tot op de dag van vandaag spannend, rauw, realistisch en naturel oogt; interessanter dan veel Hollywood-films uit die tijd. Dat is geen toevalligheid: Engel wilde iets anders maken, een echte onafhankelijke film. En zijn echtgenote Ruth Orkin, die enige tijd bij filmstudio MGM had gewerkt, hielp hem daarbij. Het leek destijds een onmogelijke missie, maar Little Fugitive – in 1954 bekroond met de Zilveren Leeuw in Venetië en genomineerd voor een Oscar voor beste scenario – wordt vandaag de dag beschouwd als het startsein voor een golf aan onafhankelijke cinema.
Grote invloed
De destijds piepjonge François Truffaut was een groot liefhebber van de film. De invloed van Little Fugitive is onmiskenbaar zichtbaar in Truffauts debuut Les quatre cents coups (1959). De Fransman wilde in navolging van de Amerikanen de jeugdigheid en het echte leven op straat vastleggen voor het nageslacht. Truffauts (toen nog) kompaan Jean-Luc Godard liet enkele jaren later zijn vaste cinematograaf Raoul Coutard afreizen naar New York om Engels uitvinding te bewonderen. En ook van John Cassavetes is bekend dat Shadows (1959), zijn met jazz doordrenkte kroniek van een beduimeld New York, geïnspireerd was door Little Fugitive.
De kleine film – Little Fugitive kostte zo’n 30 duizend dollar – had een grote invloed. Misschien wel juist omdat de makers vanwege hun beperkte budget nog meer waren aangewezen op hun talent en gedwongen werden tot technische innovatie. Die combinatie van technisch vernuft en bijzondere visuele composities is in de film onder meer terug te zien tijdens een ontroerende, bijna surrealistische scène waarin Joey onder de houten promenade van Coney Island wandelt. Het licht schijnt omineus door de planken heen, maar het kind is niet verdwaald. Integendeel, Joey heeft een nieuwe wereld ontdekt waarin hij wil blijven.
Little Fugitive is verkrijgbaar op blu-ray (Kino Lorber, import).