Zwarte gaten: Tomas Kaan zag eindelijk Les quatre cents coups

'Enorme levenslust'

Tomas Kaan (foto Geert Snoeijer)

We hebben ze allemaal op ons to-do-lijstje staan: klassiekers waar je nooit aan toekwam. Regisseur Tomas Kaan zag eindelijk Les quatre cents coups (1959) van François Truffaut, in de laatste aflevering van deze serie.

Tomas Kaan studeerde geschiedenis en regisseerde onder andere de documentaireserie Dream City — Iraq over de bezoekers van een pretpark in Irak, die in 2008 werd vertoond op het Filmfestival Rotterdam. Daarna regisseerde hij twee korte films over jongensvriendschappen: Jongens zijn we (2009) over de twaalfjarige Jim en een jaar jongere Sam, en de One Night Stand-film Dagen van gras (2011), naar het gelijknamige boek van Philip Huff, over de zeventienjarige schuchtere Ben en de iets oudere durfal Tom. Momenteel werkt Kaan aan zijn speelfilmdebuut over vrouwenhandel in Amsterdam, xxx.

“Tja, als ik een avondje naar de bioscoop ga, kies ik toch eerder voor het licht verteerbare Kuifje dan voor een arthousefilm als C’est déjà l’été. Maar daarnaast moet je studie verrichten, daar ben ik heel puriteins in. Om iets bij te kunnen dragen, moet je je klassiekers kennen. De Nouvelle Vague is wat dat betreft een openliggende bibliotheek voor mij; van Truffaut had ik nog nooit een film gezien. Maar na het zien van Les quatre cents coups heb ik meteen een stapel dvd’s van zijn werk besteld.”

“De film gaat over een jongetje dat opgroeit in Parijs, in een vies flatje met zijn moeder en stiefvader. Je ziet hem thuis en op school, in de autoritaire jaren vijftig. Zo’n schoffie dat z’n best doet gezien te worden. Het zijn ‘another shade of grey‘-karakters; niet heel slecht of heel arm, hij is niet enorm verwaarloosd, maar wordt ook niet heel liefdevol behandeld. De spiraal is wel neerwaarts.”

“Er sprak een enorme levenslust uit de film. Een echte auteursfilm waar alles in klopt, met heel bijzondere momenten. Zo is er bijvoorbeeld een topshot dat een gymleraar volgt met zijn klasje als ze buiten gaan hardlopen. Je ziet steeds meer jongetjes in zijsteegjes verdwijnen, heel speels en grappig, tot er maar twee brave borstjes overblijven. Daar zit een vrolijkheid in; als die was weggelaten, was het een somberder, moralistischer film geworden. Op een ander moment is de jongen aan het spijbelen als hij zijn moeder ziet zoenen met een andere man. Later zit hij een beetje stiekem aan haar parfumflesjes te ruiken. Die subtiele scène geeft de relatie tussen de jongen en zijn moeder iets heel beladens, wat het moment extra spannend maakt.”

“Ik heb mijn Franse schoonvader gevraagd hoe het was om in de jaren vijftig op te groeien. Hij vertelde dat zijn moeder zwanger van hem was toen zijn pa naar de oorlog in Indochine vertrok. Toen zijn vader terugkwam, was hij vier jaar. Hij verheugde zich er enorm op om hem voor het eerst te zien. Maar toen hij in zijn enthousiasme diens tas aanpakte, kreeg hij een sneer: een traumatische ervaring. In Les quatre cents coups zie je dat ook: voortdurend de grillen van die ouders. Kinderen zijn ondergeschikt, moeten stil zijn. Maar de verandering van tijd zit er ook al in.”

“Ik vond dat het allemaal verrassend dichtbij staat voor een film die vijftig jaar geleden is gemaakt. Je voelt dat het een cri de coeur is van iemand die dat met vaste hand en levenslust heeft gemaakt.”