IDFA 2024: Spotlight on Cuba
De revolutionaire ziel
Het Cubaanse heden en verleden zijn voortdurend met elkaar in dialoog, toont een intrigerend themaprogramma op IDFA, waar de revolutie steevast rondspookt.
Wie in het centrum van de Cubaanse hoofdstad Havana rondwaart, zal de gehavende koloniale façades amper kunnen negeren. De veelal negentiende-eeuwse gevels herinneren aan de tijd voordat de revolutie losbarstte, toen de Cubanen nog werden geregeerd door de Spaanse kolonisator. Onder het bewind van Fidel Castro (1959-2008) bladderde de verf af, verschenen er scheuren in de kroonlijsten en leden de houten kozijnen onder de hete Cubaanse zon. Dankzij die curieuze esthetiek van achterstallig onderhoud lijkt het alsof de Cubanen vandaag de dag met één been in het verleden leven.
Die gedachte weerklinkt in Spotlight on Cuba, een zijprogramma op IDFA dat bestaat uit negentien (deels) opgepoetste documentaires. Zie bijvoorbeeld Isla (2004), een tien minuten durende, op 16mm gedraaide mijmering waarin de maker, Marcos Pimentel, de Cubaanse ziel probeert te omschrijven. Onder beelden van Havana – zwerfhonden, close-ups van appartementen, een vogelvluchtperspectief op de kustlijn – vertelt hij: “Wat doen Cubanen? Ze wachten, wachten en herinneren. Ze wachten op de revolutie. Het is een eeuwige manier van herinneren.” De revolutie, die nooit echt vorm heeft gekregen, gloort evenwel nog steeds aan de horizon.
De Cubanen hebben sowieso geduld, getuige bijvoorbeeld La despedida (2014), een portret van een oud-mijnwerker. De hoofdpersoon is een tachtiger die decennia aan de revolutie heeft gewerkt door fabrieken te voorzien van kolen. Nu hij gepensioneerd is, gebeurt er weinig in zijn leven. Overdag staart hij in het luchtledige, terwijl zijn kleinzoontjes om hem heen spelen. Hij loopt moeilijk en als hij ’s avonds zijn klamboe opzoekt valt zijn zware ademhaling op. Komt dat door de mijnen? Of misschien door de sigaren die hij dagelijks rookt? Buiten kijf staat dat het simpele arbeidersleven in al die jaren nauwelijks is veranderd.
Dat is ook terug te zien bij het hoogbejaarde echtpaar uit Los viejos heraldos (2018). De korte documentaire draait om twee negentigplussers die hun dagen slijten in een hut op het Cubaanse platteland. Terwijl de televisie, die de hele dag aanstaat, het stel informeert over de politieke stand van zaken, dompelen ze zich onder in hun dagelijkse handelingen. Hij stookt buiten een vuurtje in een oven, zij rommelt wat in de keuken. Zouden de twee nog weleens denken aan de revolutie? Aan de staat van het land en hoe het leven voor de komende generaties zal zijn? Zij maakten immers deel uit van de generatie die de revolutie zou vervolmaken.
Machismo
Die erfenis van de revolutie is, al dan niet op de achtergrond, alsmaar zichtbaar in Spotlight on Cuba. Neem bijvoorbeeld Los niños lobo (2020), over een veteraan die de implicaties van de revolutie aan den lijve ondervond. Hij raakte in de jaren zeventig gewond tijdens een uitzending naar Angola, waar Cubaanse soldaten destijds met Angolese communisten vochten tegen een door het Westen gesteunde coalitie. De twee zoons van de voormalige militair spelen de beproevingen na die hij destijds doorstond. Ze ensceneren hoe hun vader een tegenstander vermoordde en hoe hij in de jungle een aap onthoofdde. Het zijn geen fijne taferelen en je kunt je niet aan de indruk onttrekken dat de film een wrang voorbeeld is van intergenerationeel trauma. Het pijnlijke Cubaanse verleden leeft voort in de jeugd.
Los niños lobo zegt daarnaast iets onmiskenbaars over mannelijkheid in Cuba. Het is voor mannen geenszins gebruikelijk om hun emoties te tonen. Dat blijkt ook in De cierta manera (1974) van revolutionair filmmaker Sara Goméz (1943-1974). Deze hybride documentaire – met in de kern een gefictionaliseerd liefdesverhaal – draait om de wijze waarop de revolutie zich in de jaren zeventig ten doel stelde om gemarginaliseerde Cubanen bij de maatschappij te betrekken. Zo verlegt Goméz haar focus naar de arme Afrikaans-Cubaanse gemeenschap, waar analfabetisme veel voorkomt.
In de film is te zien hoe een jonge leraar in een arme wijk lesgeeft aan een groep kinderen. Zij, afkomstig uit een middenklassengezin, krijgt een relatie met een bouwvakker, een typische macho. Hij vindt vriendschappen met dubieuze mannen ogenschijnlijk belangrijker dan een schoon geweten. Zij moet niets hebben van zijn haantjesgedrag. Tussendoor legt Goméz uit hoe machismo zijn intrede deed in de Cubaanse samenleving: in de achttiende eeuw introduceren gewetenloze witte Spanjaarden uit Andalusië een code van geweld op het eiland. Sindsdien leidt machogedrag tot geweldsuitbarstingen.
Trots
De leraar vertelt haar geliefde dat hij zijn gedrag moet temperen en juist solidair moet zijn met zijn collega’s. “De revolutie is groter dan onszelf”, drukt ze hem op het hart. Goméz laat op deze wijze zien dat de revolutie ook een emancipatoire functie vervulde. Haar werk vormt met negen films het hart van Spotlight on Cuba. Ze manifesteerde zich in een vrij korte tijd, van 1962 tot haar vroegtijdige dood in 1974, als chroniqueur van de Afrikaans-Cubaanse gemeenschap en is tot de dag van vandaag de enige vrouwelijke zwarte filmmaker van Cuba.
In Mi aporte (1972) laat ze zien hoe vrouwen de revolutie beleefden. Van hen wordt ook een bijdrage verwacht, legt Goméz uit in voice-over. Zo filmt ze in een suikerraffinaderij waar vrouwen trots vertellen over hun werkzaamheden, hoewel dat werk soms moeilijk te combineren is met hun huishoudelijke taken. Hun echtgenoten zijn namelijk weinig behulpzaam. Een glunderende vrouw vormt de uitzondering: zij doet de was en “hij kookt”.
Goméz haakt vervolgens opnieuw in op de toxische machocultuur door een gesprek te tonen over fabeltjes die hun eigen leven zijn gaan leiden. Mannelijke arbeiders vertellen elkaar over een zwangere vrouw die tijdens haar werk wel erg lange dutjes deed. Een van de vrouwen zegt later: “Die mannen zijn bezwangerd door het machismo dat ze van hun moeders hebben gekregen.”
In Una isla para Miguel (1968) filmt Goméz een heropvoedingskamp voor adolescente jongens. Daar moet het machogedrag er weer uit worden gestampt. Op het eiland uit de titel krijgen tiener Miguel en zijn lotgenoten van instructeurs lessen in werkethiek. Ook mogen ze schaken en een potje honkbal spelen. Ze moeten hard werken, maar krijgen ook de ruimte om kind te zijn. Dit alles staat, zoals Goméz opmerkt, in het teken van de revolutie.
Knokkelkoorts
In de films van Goméz is te zien dat vrouwen er in de gezinnen vaak alleen voor staan en dat jonge vrouwen vaak ongewenst zwanger raken. Dat is in het recente heden nog steeds een nijpend probleem, getuige Abecé (2013), waarin te zien is dat een twaalfjarig meisje een kind heeft gekregen met een volwassen man. “De liefde kent geen leeftijd”, mompelt ze in beeld. Ze bracht de hele zwangerschap door in het ziekenhuis en kan nu het kind er is, tijdens de dutjes van de baby, weer spelen zoals kinderen dat doen. Totdat de vader aan het einde van de middag thuiskomt en zich beklaagt over zijn verantwoordelijkheden als ouder.
Een ander euvel dat al sinds jaar en dag voor beroering zorgt onder de Cubanen is de gelekoortsmug, die knokkelkoorts veroorzaakt. In het koddige El enemigo (2014) is te zien hoe een gemeentebrigade de taak heeft om het insect in een sloppenwijk in Havana uit te roeien. De medewerkers van deze dienst, die vooral bestaat uit vrouwen, zien zichzelf als “de gewapende krachten van de revolutie”. Gewapend met een zaklamp treden ze woningen binnen waar muggen zich vermoedelijk schuilhouden. Tot ongenoegen van de inwoners, die bij aanwezigheid van de mug een boete krijgen.
En hoe zit het met de mannelijke ongediertebestrijders? Die zijn onbetrouwbaar, sjoemelen met hun roosters en houden elkaar de hand boven het hoofd. Het is geen wonder dat een van de vrouwen na een confrontatie met een vervelende mannelijke collega meteen haar bloeddruk laat meten.
Dans
Terwijl de Cubanen knokkelkoorts bestrijden met een nauwgezette preventiestrategie, wordt de zwaarmoedigheid al eeuwenlang getackeld met muziek en dans. In Si no puedo bailar, esta no es mir revolución (2014) van Lillah Halla (bekend van het recente Levante, 2023) blijkt de intentie van de film al uit de titel: zonder dans geen revolutie. Vijf kleurrijke personages dansen in tableau-achtige scènes voor de camera. De muziek is alleen voor hen hoorbaar. Dat sorteert een curieus effect: de aandacht van de kijker verschuift al snel naar de omgeving waarin wordt gedanst, naar details die weer iets zeggen over de levens van de hoofdpersonen.
Halla’s film blaakt net als de rest van Spotlight on Cuba van levensvreugde. De stemming is optimistisch, of de revolutie nu wel of niet wordt vervolmaakt. En dat er scheuren zitten in de façades van de oude wijken deert men niet. Net zoals een goede Cubaanse claves-speler, getuige muzikant Alberto Sayas in Goméz’ Y… tenemos sabor (1967), niet op zoek is naar esthetisch mooi hout, maar naar hout dat goed klinkt. Uit de film blijkt eens temeer dat in Cuba alles staat of valt bij de gratie van muziek. De revolutie begon op plekken als Santiago en Camaguëy niet met leuzen en kreten, maar met bestendige bongo’s en scherp klinkende guïros.
De instrumenten zijn ontegenzeggelijk Cubaans, benadrukt Sayas. Je kan ze nergens mee vergelijken. Net zoals Spotlight on Cuba de uniciteit van het eiland onderstreept. De negentien films doen gezamenlijk een poging de Cubaanse ziel te doorgronden. En die ziel is decennia na het begin van de revolutie, nog steeds zeer revolutionair.