Hockney: I Love View

Over de schutting bij Hockney

Hockney: I Love View

Schilder Pieter Athmer en theatermaker Gerard-Jan Rijnders rijden naar Normandië met een cadeau voor David Hockney.

Hockey: I Love View is een luchtige, aangenaam verpozende soort-van-roadmovie naar het huis van superster David Hockney in Normandië. De film benadert de zomerse sfeer van Hockey’s beroemde zwembadschilderijen, zoals A Bigger Splash. Of wil die graag benaderen, want zo loom als het er aan de rand van dat zwembad aan toe ging, zo loom wordt het niet tussen ‘plaatjesmaker’ Pieter Athmer en theatermaker Gerardjan Rijnders, twee mannen die al jaren goeie vrienden zijn.

De documentaire opent in Athmers keuken. Rijnders heeft zich bereid verklaard mee te rijden naar Normandië, want Athmer heeft het jaar daarvoor een cadeau gemaakt voor Hockney en wil dat persoonlijk afleveren. Hij was al een keer eerder op bezoek, want Hockney is voor hem een imaginary friend en een plaatjesmaker die hem al jaren motiveert.

In die keuken en later in de auto op weg naar Normandië vertelt Athmer over wat Hockney bijzonder maakt en over zijn eigen ontwikkeling als schilder, na een studie natuurkunde. Hij ontmoette Rijnders toen hij theaterregisseur wilde worden.

De premisse is wat mager en soms krijg je de indruk dat Athmer een goed idee had – een schilderij bij Hockney afleveren en desnoods over de muur kieperen en maar zien wat ervan komt – en toen bedacht: hé, maar als we dit nou filmen, dan kunnen we de hele boel daarmee bekostigen. Dat is misschien te cynisch – oordeel vooral zelf – want de trip naar Normandië is óók een boeiende manier om het over kunst te hebben. In het geval van Hockney vooral: over perspectief.

Het uitstapje naar de Amsterdamse Stadsschouwburg waarin de twee het hebben over hoe perspectief wordt bepaald door de zitplek in de zaal, doet wat geforceerd aan. De gesprekken onderweg zijn leuker. Of Rijnders echt ‘niet snapte’ wat Hockney met een eerdere tentoonstelling in Haarlem beoogde of dat het een rollenspel voor de bühne is, doet er dan eigenlijk niet toe. Het geeft Athmer de ruimte om uit te leggen welke ideeën er schuilgaan achter Hockney’s schilderijen. Ondertussen schijnt de zon en voel je de wind door je haren gaan.

Hockney ging natuurlijk nooit een camera toegang geven tot zijn huis, dus het spreekt voor zich dat de film z’n plezier en nut elders moest zoeken. Met een speelduur van slechts iets meer dan een uur kan niemand hier een buil aan vallen. Maar die beperkte lengte verklapt misschien ook dat het hele idee hierachter iets te klein was voor een documentaire.