Yuzuru Tachikawa over Blue Giant
'Dit is voor wie normaal niet naar jazz luistert'
De anime Blue Giant triomfeert met de verbeelding van minutenlange jazzoptredens. Hoe is het regisseur Yuzuru Tachikawa gelukt de spontaniteit van jazzsolo’s over te brengen via het tijdrovende en collectieve productieproces van animatie?
Het verder nog lege Café Stalles aan de Rotterdamse Nieuwe Binnenweg heeft ’s ochtends wel iets weg van een afgeragde jazzclub: de geur van schraal bier, een plakkerige vloer. Helemaal achterin, aan een ruwe, net afgenomen houten tafel, zit anime-regisseur Yuzuru Tachikawa met een ook nog niet helemaal scherpe tolk Japans-Engels, die bij elke vraag en elk antwoord eerst doorvraagt of hij het wel goed begrepen heeft – waarbij de antwoorden die ik uiteindelijk krijg me niet helemaal geruststellen.
Hoewel hier ongetwijfeld van alles lost in translation gaat, en de espressomachine voor ons en de vroege medewerkers van Stalles maar blijft sissen en sputteren met een kabaal dat mijn geluidsopname dreigt te overstemmen, besluit ik me te houden aan de les van Tachikawa’s Blue Giant: het gaat niet om het strikt en perfect volgen van de regels, maar om het samen, goed naar elkaar luisterend, volgen van je overtuiging en gevoel. Het gaat, met andere woorden, om jazz.
Deze introductie is meer dan een sfeerschets. Mijn in twee talen heen en weer schietende, elkaar zoekende gesprek met Yuzuru Tachikawa raakt aan de kern van Blue Giant, die hij, ik en de tolk met z’n drieën een beetje lijken te spiegelen. Het verhaal over drie jonge, heel verschillende jazzmuzikanten, die samen een band vormen die met vallen en opstaan steeds beter wordt in hun relatief rauwe, ongepolijste vorm van jazz, draait om deze spanning tussen techniek en gevoel, tussen regels en improvisatie, en tussen individuele expressie en het luisteren naar en reageren op anderen.
Want hoewel Blue Giant, gebaseerd op een populaire mangareeks van Shinichi Ishizuka, een solide verhaalopbouw heeft en er weinig mis is met het ontwerp van personages en achtergronden, is dat niet waarmee de anime boven zichzelf uitstijgt. Dat doet de film wel – en niet alleen als anime, maar als film überhaupt – met z’n opzwepende verbeelding van minutenlange, integrale jazzoptredens. Waarbij niet alleen de muziek zelf, maar ook de visuele verbeelding alles te maken heeft met die jazzy spanningen die ik hiervoor heb genoemd.
En dus blijf ik terugkeren, linksom en rechtsom, bij de vraag: hoe maakt regisseur Yuzuru Tachikawa zijn anime over jazz zélf jazz? En vooral: waar vindt hij, in een medium waarvan de productie zo veel tijd en medewerkers nodig heeft, de vrijheid voor het noodzakelijke gevoel van spontaniteit en improvisatie?
Mijn grootste vraag is: hoe heb je jazzoptredens die vijf minuten duren visueel interessant weten te houden? “Onder meer door te werken met kleur. Per muziekoptreden heb ik een ander kleurenpalet gekozen, dat het beste uitdrukte wat er op dat moment speelde. En ik heb ook bij de registratie van de live optredens – waar de hele film om draait – telkens gedetailleerd aangegeven waar de personages waren in het verhaal, hoe ver hun techniek verbeterd was en hoezeer ze zelf mentaal gegroeid waren.”
Die muziek is speciaal voor Blue Giant geschreven door Grammy-winnaar Hiromi Uehara, die ook zelf de pianist heeft ingespeeld. Wat voor muziek vroeg je haar te componeren? “Om te beginnen wilde ik een film maken voor mensen die normaal gesproken niet naar jazz luisteren en nog nooit in een jazzclub of jazzbar, zoals je die in de film ziet, zijn geweest. Daarom vroeg ik Hiromi om pakkende muziek te schrijven, muziek die mensen vanzelf gaan neuriën als ze de bioscoop verlaten. Dat was mijn belangrijkste verzoek: makkelijke muziek, met een goed ritme en gemakkelijk te onthouden melodieën. Maar ik zei haar ook dat als mijn reacties op haar demo’s te ver afdreven van echte jazz, ze die moest negeren.”
Hoe instrueerde je haar en de andere twee muzikanten over het karakter van hun personages? “In eerste instantie besprak ik dat alleen met Hiromi, met het oog op de composities. Maar toen het tijd werd voor de opnames, vroeg ik alle drie de muzikanten om telkens de emotionele functie van dat nummer in het verhaal over te brengen. En ik gaf dingen aan als ‘hier is de drummer nog heel naïef, dus speel het niet zo goed’ of ‘de saxofonist voelt zich hier heel goed, dus speel het iets anders’. En aangezien de muzikanten allemaal ook fan waren van de oorspronkelijke mangareeks, brachten ze ook zelf ideeën in.”
Werden hun optredens ook gebruikt voor de animatie? “Tijdens de daadwerkelijke muziekopnames konden ze niet zo veel bewegen, omdat ze zich concentreerden op de muziek. Daarna heb ik ze gevraagd te acteren, op basis van de storyboards. Daar hebben ze ook apart op geoefend. En dat werd de basis voor de animatie.”
In die jazzscènes wordt traditionele ‘platte’ 2D-animatie gebruikt naast ruimtelijke cgi en rotoscopen – overtrekken dus. Vooral dat laatste lijkt op gespannen voet te staan met de vrijheid van de animator, terwijl die directe artistieke expressie tegelijkertijd juist het onderwerp is van Blue Giant. “Daarom heb ik elke animator de vrijheid gegeven om bij het overtrekken van de live-action scènes hun eigen interpretatie te volgen, los van de storyboards, terwijl ze naar de muziek luisterden. Als een vorm van improvisatie. En daarna heb ik uit hun suggesties hoe we het konden visualiseren de beste ideeën geplukt. Daardoor was het uiteindelijk niet het rotoscopen, maar de cgi die relatief de minste vrijheid bood.”
De hoogste vorm van vrijheid in animatie zit wat mij betreft in de eerste schets van de animator, die je dus het meest ‘jazzy’ kunt noemen. Maar de losheid daarvan gaat meestal tijdens alle bewerkingen in het proces verloren. Ook omdat je als regisseur natuurlijk een stilistische eenheid moet bewaren. “Als regisseur moet je inderdaad ingrepen doen. Maar in het algemeen ben ik het met je eens dat die ruwe potloodschets de meest emotionele visuele expressie is. Dus die heb ik zo veel mogelijk proberen te behouden. Daarom zijn er ook, zoals je kunt zien in de film, meerdere scènes die een heel natuurlijke, handmatige potloodstijl hanteren. Ik denk echt dat deze film aan animatoren relatief veel expressievrijheid heeft geboden, vergeleken bij de meeste andere Japanse animatie.”
Op sommige momenten tijdens de optredens gaat de animatie over in expressionistische abstracties. Wat was daar de overweging achter? “Die scènes heb ik ontwikkeld door eindeloos naar de muziek te luisteren en ondertussen te bedenken wat voor visuele impressies de muzikanten zelf in hun hoofd zouden kunnen hebben terwijl ze hun solo’s speelden.”
Kun je zeggen dat dat de momenten zijn waarop de muzikanten zich het meest vrij voelen? “Ja, dat komt heel dicht bij mijn bedoeling.”
Ik las dat je zelf helemaal geen jazzliefhebber was voordat je aan deze film begon. Ik moet zeggen dat ik ook zelden jazz luister, maar hier wel steeds met m’n voet zat te tikken. Ben jij door het maken van Blue Giant zelf ook meer fan geworden? “Ja, totaal! Bovendien wordt de soundtrack goed verkocht in Japan, zijn de bezoekersaantallen van jazzclubs en jazzbars gestegen en heb ik ook al gehoord van kinderen die een instrument zijn gaan spelen vanwege de film. Dus we hebben, kan ik zeggen, een positieve impact gehad op de jazzscene in Japan.”