Stijn Bouma over De jacht op Meral Ö
'Vraag om hulp en er wordt nog meer van je afgepakt'
In zijn speelfilmdebuut De jacht op Meral Ö laat Stijn Bouma de kijker ondergaan hoe je als steunzoekende burger door de Nederlandse staat tot in de wasmand wordt achtervolgd. “De Stasi-achtige praktijken van het Toeslagenschandaal zijn een waarschuwing voor de toekomst.”
Soms vond Stijn Bouma de werkelijkheid te ongeloofwaardig om te kunnen gebruiken in zijn fictiefilm De jacht op Meral Ö. “Sommige dingen waren erger in het echt. Die moesten omwille van de geloofwaardigheid van het verhaal wat worden teruggeschroefd. Ik hoorde bijvoorbeeld over een alleenstaande moeder met twee kinderen die door het Toeslagenschandaal in zo’n benarde situatie kwam dat ze haar huis zou worden uitgezet. Ze ging naar de gemeente om te vragen om hulp. Toen ze een kwartiertje later van het gemeentehuis weer thuiskwam, stonden er ineens twee mannen voor de deur: een direct gevolg van haar hulpvraag. Want zodra ze aan de balie stond, werd er een signaaltje doorgegeven aan handhaving, omdat ze in het systeem, onterecht, als fraudeur stond geflagd. Ze willen dan voorkomen dat jij bewijs verbergt dat zij kunnen gebruiken om je hulpverzoek te negeren. Vraag om hulp en je kunt er zeker van zijn dat er nog meer van je wordt afgepakt.”
Soms was het andersom en moest de werkelijkheid enigszins worden opgepoetst om de fictie beter tot zijn recht te laten komen, legt Bouma uit. “Dat de sociale recherche soms mensen observeert en buren ondervraagt, is bekend. Er is wel eens een camera geïnstalleerd voor iemands huis. Het is jarenlang praktijk geweest dat er trackers onder auto’s werden geplaatst zodat ze konden volgen waar iemand uithangt en naartoe gaat: inmiddels is dat door de rechter verboden. Coscenarist Roelof Jan Minneboo en ik hebben op basis hiervan de creatieve vrijheid genomen een ambtenaar (Gijs Naber) te bedenken die hoofdpersoon Meral (Dilan Yurdakul) per auto volgt en foto’s van haar maakt, zodat we de spanning tussen die personages visueel iets beter uit konden spelen.”
Die uitersten laten onverlet dat het hart van de fictie in Bouma’s speelfilmdebuut, over hoe een alleenstaande moeder door de overheid wordt opgejaagd, de kern weergeeft van wat er in werkelijkheid tijdens het Toeslagenschandaal gebeurde. De overheid die jacht maakt op burgers, hoofdzakelijk met een migratieachtergrond, door ze onterecht als fraudeurs te bestempelen. “Ons hoofdpersonage Meral is gebaseerd op verschillende verhalen waaruit Minneboo en ik de kern hebben gefilterd van wat wij wilden laten zien. Meral is niet alleen slachtoffer. Ze is een moderne Nederlands-Turkse vrouw die haar eigen weg kiest, zelfredzaam is en kan praten met instanties. Maar dat helpt geen drol als je in zo’n situatie terechtkomt.
“Ook wilden we geen perfect mens neerzetten: soms doet Meral dingen die minder handig zijn: misschien door de stress van wat er op haar drukt, misschien omdat ze van nature zo is. Zo vraagt ze aan haar oudste dochter, die nog heel jong is, om op de kleine te passen als ze moet werken. Jeugdzorg ziet dat als een signaal wat tot uithuisplaatsing kan bijdragen. Maar maakt haar dat tot een slechte moeder? Sommige mensen hebben moeilijke karakters. Moeten we daarom de deur voor ze dichtslaan? Dat soort vragen wilden we ook meenemen.”
Sinds Bouma in 2020 Kamerlid Pieter Omtzigt hoorde speechen over hoe door het Toeslagenschandaal huwelijken op de klippen liepen, huizen gedwongen werden verkocht en kinderen uit huis werden geplaatst, dook hij in de materie. Wat hem het meest trof: de enkeling die machteloos staat tegenover een oppermachtige staat die er zou moeten zijn om mensen te helpen en te beschermen. Via Merals ervaringen plaatst Bouma de kijker in het oog van de storm, door je mee te laten voelen hoe je als burger geen partij vormt voor een overheidsapparaat waarvan de lange arm tot ver achter de voordeur reikt: die je bespiedt op Facebook, straft omdat je eten van een vriendin aanneemt en je tot in de wasmand achtervolgt.
Na de eerdere tv-documentaires Alleen tegen de staat (2021) en Sheila versus de staat (2023) is De jacht op Meral Ö Bouma’s derde film over het Toeslagenschandaal. Waarom ook nog een speelfilm over dit thema? Bouma: “Het leek me een mooie afsluiter van een trilogie die organisch tot stand kwam en waarbij ik steeds een nieuwe artistieke insteek zocht. In Alleen tegen de staat reflecteerden vijf vrouwen op wat ze hebben meegemaakt. Met Sheila versus de staat dook ik in het dagelijks leven van zo’n gezin om te laten zien hoe het herstelproces loopt in het hier en nu. Daarna waren er nog veel verhalen uit de wandelgangen, vernederende ervaringen waar veel schaamte omheen hing en die alleen in een speelfilm konden worden aangekaart. Dat er Stasi-achtige huiszoekingen werden uitgevoerd bij die kwetsbare mensen, waarbij al dan niet bewijzen werden gevonden die weer tegen ze werden gebruikt: ik vond het niet te geloven! In fictie kon ik die twee werelden naast elkaar zetten: de comfortabele middenklassebubbel van de ambtenaren versus de mensen die onder hun optreden hebben geleden.”
Kliklijn
De jacht op Meral Ö laat zich omschrijven als een absurde thriller in een werkelijkheid waaruit langzaam de kleur wegtrekt. “Het handheld sociaal-realisme van de Dardennes-broers en Ken Loach wilde ik vermijden. Ik geloof meer in een geconcentreerde stijl waarin je langzaam dingen begint te ontdekken. Maar die ook ademruimte toelaat. Zoals rustpunten in de natuur. Of de poëzie van een alledaags moment à la Kieslowski: een oude mevrouw die iets in een glasbak gooit of zo. Én absurde humor op z’n Kafka’s, zoals de scène waar op de achtergrond iemand een kliklijn belt met informatie over de buren. Dat is de NSB-kant van onze cultuur. De Gemeente Amsterdam heeft écht een meldpunt bijstandsfraude: een keurige webpagina met een telefoonnummer. Dus ik dacht: dat móet erin!”
Bouma’s insteek was om “een slow-burning thriller” te maken, “waarbij spanning bijvoorbeeld voortkomt uit het feit dat er iemand op je af komt lopen. Shots van beklemmende situaties blijven wat langer staan, om je het gevoel te geven dat er geen uitweg is. Op de geluidsband halen we zeurderige geluiden soms wat naar voren: iemand die z’n tuin aanharkt, een bladblazer op de achtergrond. Of we contrasteren een gang waarin stemmen opduiken en verdwijnen met een geladen stilte die daarop volgt. Zo nodig ik de kijker uit om zelf wat meer in de film kruipen en te reflecteren op wat hij ziet en voelt.”
Hangmat
Wat de affaire en de film erover ons vertellen over onze samenleving, laat Bouma aan de kijker. “Maar ik denk dat het veel te maken heeft met wantrouwen naar mensen die hulp nodig hebben van de overheid. Naast het ideaal van zelfredzaamheid bestaat er een obsessieve angst voor profiteurs. Denk aan de participatiewet; wie steun krijgt, moet meedoen. Of de VVD-posters met ‘een uitkering is een lekkere hangmat’. Zo worden hulpbehoevenden verdacht gemaakt als uitvreters. Dat zit misschien wel een beetje in de Nederlandse volksaard: het land van boekhouders en de VOC. Als jij niet geslaagd bent, ligt de schuld altijd bij het individu, nooit bij hoe wij de samenleving hebben ingericht, of andere externe factoren. Zo kweekt het wantrouwen van de overheid richting de burger ook weer wantrouwen van de burger richting overheid.”
Bouma legt uit hoe de fictie van de papieren werkelijkheid het echte leven compleet kon gaan overschaduwen. “Bij de parlementaire enquêtecommissie bleek dat kleine foutjes meteen als een grof vergrijp werden geïnterpreteerd. Als je ergens een handtekening was vergeten, kreeg je niet de kans dat recht te zetten. Dan was het: zie je wel! Een bewijs van de fraude die al in het systeem stond. Met bikkelharde strafmaatregelen tot gevolg, waardoor levens zijn verwoest.”
Tango
Bouma noemt de obsessie met fraude “een tango tussen VVD en PVV” die rond 2010 werd ingezet met het eerste kabinet-Rutte. “In het regeerakkoord was opgenomen dat er 180 miljoen euro aan bijstandsfraude moest worden opgehaald. Nou, toen gingen de speurneuzen wel aan het werk. De voorzitter van het Landelijk Contact Sociale Recherche was een PVV’er. In een motie uit 2012 wees de PVV erop dat er specifiek bij migranten naar fraude moest worden gezocht. Ook al waarschuwden de ambtenaren van Sociale Zaken dat er in 95 procent van de gevallen geen sprake was van fraude en het bedrag te hoog was, toch zei minister Henk Kamp (VVD): ‘Daar kun je niet zomaar op afgaan, want er is ook een onderbuikgevoel in de samenleving’.”
Dus nadat een wantrouwende overheid de werkelijkheid tot een fictie maakte om burgers schuldig te kunnen verklaren aan haar eigen vooroordelen, is er nu een speelfilm gemaakt om de verloren gegane werkelijkheid te reconstrueren. Hoe absurd is dat? Bouma: “De jacht op Meral Ö is een dystopie in het heden en een waarschuwing voor de toekomst.”