De jacht op Meral Ö
Kastje, muur, kastje, muur
Stijn Bouma kruipt in De jacht op Meral Ö niet alleen in het hoofd van zijn titelheld, een slachtoffer van het toeslagenschandaal, maar ook in dat van de sociaal rechercheur die haar opjaagt.
“Het spijt me, maar ik zie het niet in het systeem staan.” “Het is allemaal beslist boven mijn hoofd.” “Ik kan u alleen vertellen wat ik hier op mijn scherm lees.” “Ik heb de regels niet bedacht, mevrouw.”
Ziedaar de muur aan onverschillige bureaucratie waarop alleenstaande moeder Meral Özturk (Dilan Yurdakul) stuit wanneer ze over haar zaak belt met een hele trits aan instanties. Stijn Bouma’s speelfilmdebuut De jacht op Meral Ö opent met zo’n telefoontje, met de Belastingdienst (de stem aan de andere kant is hier overigens van coscenarist Roelof Jan Minneboo). Een door Meral ingediend bezwaarschrift is niet in ‘het systeem’ terechtgekomen, en dus moet ze ‘gewoon’ de tienduizenden euro’s ophoesten die de Belastingdienst onterecht van haar terugeist.
Bouma maakte eerder al twee tv-documentaires over het toeslagenschandaal (beiden terug te zien op 2doc.nl). In Alleen tegen de staat (2021) liet hij vijf moeders aan het woord over hoe het hun levens verwoestte; in Sheila versus de staat (2023) toont hij de langdurige trauma’s die zijn aangericht bij een vrouw die onterecht als fraudeur werd aangemerkt.
In deze speelfilm doet hij nu wat hij in die twee op het schandaal terugblikkende documentaires niet kon doen: je midden in de groeiende wanhoop van een slachtoffer plaatsen terwijl het drama zich ontvouwt en sluipenderwijs haar hele leven wordt ontwricht. Daarnaast doet Bouma een poging om het onverschillige, op wantrouwen gestoelde systeem een gezicht te geven via sociaal rechercheur Ron (Gijs Naber), die steeds meer twijfelt aan wat zijn baan van hem vraagt, maar ondertussen alsnog dieper en dieper Merals privéleven binnendringt, tot aan haar wasmand aan toe.
In de scènes waarin we Ron met zijn collega’s op kantoor zien, zit het venijn vaak in een bijzin op de achtergrond. ”Die mensen maken het er meestal zelf naar, toch?”, laat zijn chef (Raymond Thiry) zich ontvallen. En als Ron achter zijn bureau Merals social media doorpluist, neemt achter hem een collega de kliklijn op: “Uw buurman fraudeert, denkt u?” Minder geslaagd is het als het racisme openlijker wordt geuit – hoe waarachtig het waarschijnlijk ook is, de film wordt er wat drammerig van, en het feit dat racisme ingebakken is in dat zogenaamd objectieve systeem verschuift ermee naar de achtergrond.
Het sterkst is de film als hij dicht bij Meral en haar twee jonge dochters blijft. Als we de kleine vernederingen meevoelen waaraan zij blootgesteld worden – dure pindakaas kopen? Meldplicht! Als Bouma vakkundig de kastjes en de muren blootlegt, waartussen ze heen en weer geslingerd worden.