Steve McQueen over Hunger
Lichaam als wapen
De laatste zes weken van IRA-hongerstaker Bobby Sands inspireerden Steve McQueen tot een overweldigend debuut. Natuurlijk zijn er parallellen met Abu Ghraib en Guantanamo: “De geschiedenis herhaalt zich. Dat maakt mijn film relevant. Dit is niet iets wat in een vreemd land ver weg gebeurt, maar ook in onze achtertuin.”
Stormenderhand verovert hij de filmwereld: Steve McQueen (Londen, 1969). In 1999 won hij als beeldend kunstenaar de prestigieuze Turner Prize. Negen jaar later werd zijn debuut als filmregisseur in Cannes meteen bekroond de Camera d’or. Daarna volgden prijzen op de festivals van Venetië, Sydney en Toronto. En het einde van de zegetocht lijkt nog niet in zicht. In Hunger schetst hij de laatste weken van Bobby Sands, het IRA-lid dat in 1981 in hongerstaking gaat uit protest tegen de manier waarop de Britten hun politieke gevangenen behandelen.
Doet het u nog wat, het winnen van een prijs, of wordt het al wat gewoontjes? “Het helpt de film. Ik heb er nu zeven prijzen mee gewonnen. Daardoor lezen mensen erover, willen ze de film zien. Dat is geweldig. En het stimuleert mij natuurlijk om er nog één te maken. Het is een schouderklopje. Hoe zou dat mij niets kunnen doen?
“Maar de grootste prijs was toch wel de reactie van het publiek na de eerste vertoning in Cannes. We kregen een staande ovatie van twintig minuten. Iedereen was er, alle acteurs, alle crewleden. Samen hebben we in een nat en koud Belfast gedraaid, om zes uur ’s ochtends. En dan is daar de beloning. Vijfhonderd man die twintig minuten staan te applaudisseren.”
Waarom wilde u een film maken over Bobby Sands? “Ik was elf jaar toen zijn gezicht elke avond op televisie verscheen. Onderin het beeld stond een getal: het aantal dagen dat hij in hongerstaking was. Dat iemand dat kan omdat hij ergens in gelooft… Gelijktijdig waren er rellen in Brixton. Mijn team, Tottenham, won de FA Cup. Het was het moment waarop ik me realiseerde dat mijn omgeving niet was zoals ik altijd had gedacht. Een moment van ontwaken. Bobby Sands is daar de metafoor van geworden.”
U bent in Irak geweest als de officiële Engelse war artist. Ziet u parallellen tussen de gebeurtenissen in Noord-Ierland in de jaren tachtig en nu in Irak en Afghanistan? “Nee. Nou ja… Abu Ghraib is ook een maximum security gevangenis voor zogenaamde politieke gevangenen, net als de Maze Prison. En ook nu zijn er mensen in Guantanamo die in hongerstaking gaan. Die krijgen dan wel gedwongen voedsel toegediend. Maar toch, de geschiedenis herhaalt zich. Dat maakt mijn film relevant. Dit is niet iets wat in een vreemd land ver weg gebeurt, maar ook in onze achtertuin.”
U heeft in verschillende interviews gezegd dat dit geen politieke film is. “Het is een film over mensen die protesteren omdat ze niet erkend worden als politieke gevangenen. Mensen die zo ver gaan in hun protest dat ze in hongerstaking gaan. Het onderwerp is politiek. Maar mijn interesse ligt bij die mensen. Zowel de gevangenen als de bewakers. Mensen die het buitengewone gewoon maakten. Het blanket en dirty protest duurde viereneenhalf jaar. Eerst weigerden ze een gevangenisplunje te dragen en zaten naakt in hun cel. Ze zagen zichzelf niet als gewone criminelen. Daarna wasten ze zich niet langer en smeerden hun uitwerpselen op de muur. Al die tijd werden ze nog eens zwaar mishandeld. Dat mensen dat viereneenhalf jaar hebben volgehouden, dat is surrealistisch. Wat doet dat met je als mens? Dat is wat ik wilde laten zien.”
Ik vond het vooral een fysieke film. “Precies. Je eigen lichaam inzetten als wapen. Je eigen stront gebruiken voor een visueel protest. Dat is een extreem fysieke situatie.”
Kunt u dat begrijpen, dat mensen zo ver kunnen gaan? “Ik denk dat iedereen dat kan. Nogmaals, het gebeurt nog steeds. In Abu Ghraib, in Guantanamo, de zelfmoordaanslagen. Zo ongewoon is het niet.”
De film komt pas eind oktober uit in Engeland. Hoe verwacht u dat de film zal worden ontvangen? “Ik ga niet speculeren over wat er wel of niet gaat gebeuren. Maar het is een gevoelig onderwerp. Ken Loach heeft na zijn Ierland-film The Wind That Shakes the Barley onder vuur gelegen. Ik weet wat me te wachten staat. Dat is logisch. Nederlanders worden er ook liever niet aan herinnerd hoe ze tijdens de Tweede Wereldoorlog met de joden zijn omgegaan.”
U zegt geen partij te kiezen. “Ik ben geen moralist.”
U zult er ongetwijfeld van beschuldigd worden begrip te kweken voor een terrorist. “Doe dat. Alstublieft, beschuldig me daar van. Het zou toch vreemd zijn om een terrorist niet te willen begrijpen. Dat zou elke politicus moeten willen. Maar ze moeten mij dan ook beschuldigen dat ik een cipier wil begrijpen. Het is 50/50. Ik laat beide kanten zien.”
De opbouw van het verhaal is nogal ongewoon. U begint bij een bewaker, springt over op een andere gevangene, om pas na een minuut of 40 uit te komen bij Bobby Sands. “Het is een film over de Maze Prison en niet alleen over Bobby Sands. Godard heeft, geloof ik, ooit gezegd dat de beste manier om de Holocaust te verfilmen door de ogen van de bewakers zou zijn. Vermoedelijk omdat de bewaker net als de kijker een toeschouwer is. Ook een bewaker bekijkt gruwelijkheden door de ogen van een mens. Mijn idee was altijd: met een bewaker erin, met Bobby Sands eruit.”
Dat verklaart de bewaker in het begin. Maar waarom had u die tweede gevangene nodig? Waarom gaan we met hem de cel in, en niet met Bobby Sands? “Ik wilde niet dat de toeschouwer zich met hem zou identificeren. Als je met Bobby Sands naar binnen zou zijn gegaan, dan zou je door zijn ogen voor het eerst de cellen hebben gezien, de gewelddadigheid, de kwetsbaarheid van de gevangenen, de stront aan de muren. Dan zou je de gevangenis bekijken door zijn ogen. Ik wil juist dat de toeschouwer náár en niet mét hem kijkt.”
Het is niet gebruikelijk om van de ene hoofdpersoon op de andere over te springen. Heeft u moeten knokken voor deze structuur? “Met de producenten? Pff. Ik heb ze gezegd wat ik wilde. Ik denk dat het voor hen wel lastig was. Vooral dat shot van zeventieneneenhalve minuut, de dialoog tussen Bobby Sands en de priester die ik in één take heb opgenomen. Ze gingen door het lint, volledig door het lint. Ik heb mijn poot stijf moeten houden. Ik heb daar echt een punt van gemaakt. Dat is zo’n situatie waarin je sterk moet zijn. Het heeft weinig zin om iets half te doen.”
Waarom was dat zo belangrijk die scène te draaien in één shot van zeventien minuten? “Meestal wordt een dialoog in beeld gebracht met shot-tegenshot. De acteurs kijken dan naar het publiek en niet naar elkaar. Ik wilde de intimiteit laten zien tussen twee mannen die een gesprek voeren over leven en dood. Gelijktijdig zorgt dit shot voor een bepaalde afstand. Je zit als het ware te kijken naar een tenniswedstrijd. Het balletje gaat de hele tijd van de ene kant naar de andere. Met als gevolg dat je scherper gaat kijken en beter gaat luisteren. Alsof je even naar voren leunt om het beter te kunnen verstaan.”
U heeft gekozen om samen te werken met een toneelschrijver, Enda Walsh. Waarom? “Ik heb met vijf andere scenaristen een gesprek gehad. Bij Enda had ik het gevoel dat hij een zekere abstractie bezat. En een bepaalde onhandigheid. Het was nieuw voor ons allebei. Ik kom uit de beeldende kunst en hij uit het toneel. We hebben het verhaal geschreven als twee muzikanten die niet weten hoe ze muziek moeten maken. Ze weten wel wat ze willen, ze kunnen het wel neuriën, maar ze hebben iemand anders nodig om het op papier te zetten.”
U heeft bewust iemand gezocht die nog niet vastgeroest zat in de filmwereld? “Ja. En Enda kan geweldige dialogen schrijven. Na de opname van dat shot van zeventien minuten ging de boomoperator van zijn stokje. Die dialoog is zo intens.”
Heeft uw achtergrond als beeldend kunstenaar u geholpen de wetten van de cinema aan uw laars te lappen? “Ja, want als kunstenaar is er nooit iemand die zegt je moet dit doen of dat doen. Absoluut. Misschien zijn er daarom ook niet zo veel goede filmmakers, omdat er zoveel mensen zijn die zich overal mee bemoeien. Elk besluit moet door één persoon worden genomen. Dat kan een slecht besluit zijn, maar ook een goed. Dat is nodig om iets bijzonders te kunnen maken. Ik zit nu in een situatie waarin allerlei mensen mij scripts toesturen waar ik helemaal geen interesse in heb. Dan realiseer ik me ineens hoe cynisch die wereld is. Het heeft vijf jaar geduurd voordat ik deze film kon maken. En nu ineens wordt ik door iedereen gebeld. Maar ik zal nooit een film maken waarin ik niet kan doen wat ik zelf wil. Daar zou ik me nooit mee inlaten. Nooit, nooit.”
U bent uitverkoren om ’the Queen’ te vertegenwoordigen op de Biënnale van Venetië in 2009. Is er nog wel tijd om nieuwe films te maken? “Ik weet het niet. Ik ga me nu richten op de beeldende kunst. Daarna komt er misschien wel weer een film. Maar dat kost tijd.”
Wie was Bobby Sands?
Robert – Bobby – Gerard Sands (1954-1981) was waarschijnlijk de bekendste topman van het Ierse Republikeinse Leger (IRA) die begin jaren tachtig gevangen zat in de beruchte Maze-gevangenis in Belfast. De strijd tussen IRA en het Britse gezag is halverwege de jaren zeventig in een bloederige impasse gekomen: gesproken over een zelfstandige status van Noord-Ierland wordt er al lang niet meer en de radicale tak van de IRA heeft zijn plaats aan de onderhandelingstafel verspeeld door het plegen van bomaanslagen in Belfast en Londen. Eind jaren zeventig raken opgepakte IRA-leden bovendien hun status van politiek gevangene kwijt. Dat houdt onder andere in dat zij niet langer hun eigen kleren mogen dragen. Uit protest besluiten de IRA-gevangenen in het vervolg nog slechts een deken om zich heen te slaan. Dit ‘dekenprotest’ haalt weinig uit, en wordt gevolgd door een ‘dirty protest’ waarbij de gevangen zich niet langer wassen en hun uitwerpselen aan de muren smeren om gehoor te vinden voor hun eis op een menswaardige behandeling. Als dit ook geen effect sorteert, volgen een aantal vergeefse hongerstakingen, totdat Bobby Sands op 1 maart 1981 de aanzet geeft voor een estafettehongerstaking: elke keer als er iemand aan de gevolgen zal overlijden zal een andere gevangene zijn plaats innemen. De Britse regering houdt voet bij stuk. In totaal zullen na Sands nog negen andere hongerstakers overlijden, voordat de IRA de staking stopzet. Enkele weken na de dood van Sands neemt Sinn Fein, de politieke tak van de IRA met groot succes deel aan de verkiezingen. Toch zou het nog tot 2005 duren voordat de IRA zijn leden oproept een einde te maken aan de gewapende strijd.