Hunger
Vleesoffers
De Britse beeldend kunstenaar Steve McQueen maakte met Hunger een overdonderende film over de hongerstaking van IRA-leden in 1981 in de Maze-gevangenis in Noord-Ierland.
Hunger zet zich vast in je ziel. Ja, het is een film over de IRA en over de hongerstaking van Bobby Sands in 1981 en over de Britten en de Ieren. Maar die tijd en plaats vervagen. En dan verandert de film in iets fantastisch rauws en primairs. Koud en kaal filmde Steve McQueen de elementen in de gevangenis: staal en beton, water en rook, stront en urine. Mensen teruggebracht tot archetypen: de bewaker, de bewaakte, wil tegen wil, een abstractie van mensen die een voorhistorische of bovenhistorische strijd voeren.
Hunger valt uiteen in drie delen, met abrupte overgangen naar elk volgende deel: de bijna woordeloze aanloop, waarin McQueen het decor en de verschillende oorlogsstammen van gevangenen en bewakers introduceert; dan een messcherp geschreven dialoog van 22 minuten — met een fantastisch statisch shot van 17 minuten — waarin Bobby Sands zijn actie aankondigt bij een priester; en het proces van Sands aftakeling tot het moment waarop hij sterft. McQueen zag dat zo’n langzame dood in beelden gemakkelijk melodramatisch wordt want hij laat dat derde deel alleen zien in korte fragmenten, als flitsen van het wegkwijnende lichaam van Sands.
In het hoofd van een maker kijken is onmogelijk maar ik denk niet dat McQueen wilde provoceren met een pro-IRA-pamflet, zoals wel is gesuggereerd. Hij is juist opvallend neutraal. De stront die de gevangenen uit protest op de celmuren smeren, het schoonmaken nadat gevangenen hun urine onder de deur door gieten, de mishandelingen door bewakers, maar ook het controleren op explosieven onder hun auto’s en de moord op een van hen: alles wordt met een klinische afstandelijkheid in beeld gebracht.
Je kunt de vergissing maken om die afstandelijkheid — spaarzaam gebruik van dialoog, het blauw als overheersende kleur, de kadrering en compositie van de beelden — te zien als esthetisering. Maar dat zou verkeerd zijn. McQueens klinische observatie is het enige overtuigende middel om de verschrikkingen te laten zien. Die stelt de kijker bovendien in staat het verhaal boven de IRA, de Britten en 1981 uit te tillen en het een meer universele betekenis te geven.
Hunger is niet alleen de honger van de gevangen, het is ook de honger naar geweld, naar ontlading vooral, van de bewakers. Het zijn de rituelen van twee oorlogsstammen, met de lichamen van de hongerstakers én van de bewakers als offers. En misschien is Hunger zelfs de honger van de toeschouwer, die in het derde deel door McQueen ‘betrapt’ wordt op zijn honger naar spanning. Want de maker speelt met de wetten van spanningsopbouw, volgens welke de climax altijd aan het eind moet komen. Hier ligt het dramatisch zwaartepunt ontegenzeggelijk in die schitterende dialoog in het midden van de film. Het derde deel, Sands verschrikkelijke dood, is dan nog slechts een afgeleide. Dan rijst de vraag: Wat zoeken we eigenlijk als we kijken? Wat willen we zien? Wat is spanning? Alleen vermaak?