The Mourning Forest

Het bos is verheven en banaal

Tijd en ruimte vloeien in elkaar over in het onmetelijke groen van Naomi Kawase’s sublieme The Mourning Forest. Een aardse meditatie over rouw en verlossing.

Het is verleidelijk om je bij het beschrijven van The Mourning Forest in lyriek te verliezen. De nieuwste film van de Japanse regisseuse Naomi Kawase (1969) is zo adembenemend dat woorden eigenlijk te kort schieten om alle kleuren groen te beschrijven die zij in het woud nabij haar geboorteplaats Nara als een filmische symfonie met elkaar in stemming heeft gebracht. Het ís ook een lyrische film. Lyrisch en intuïtief, zoals veel van haar werk, dat altijd hoogstpersoonlijk en abstract tegelijkertijd is, en vol van een letterlijk natuurlijke spiritualiteit. Daarom is de film natuurlijk ook als openingsfilm van het Boeddhistisch Filmfestival (4-6 oktober) uitgekozen. Om The Mourning Forest in het kader van Kawase’s eigen oeuvre te bekijken heeft het Filmmuseum een retrospectief van haar werk georganiseerd, dat zowel bestaat uit weinig geziene 8mm filmdagboeken als bekender werk, zoals de ook in Nederland gedistribueerde speelfilm Shara (2003).

Hiernumaals
The Mourning Forest volgt een oudere man en zijn jonge begeleidster Machiko het bos van Nara in. Ze wonen in een idyllische (binnen de Japanse context niet realistische!) leefgemeenschap waar veelal demente bejaarden hun laatste dagen doorbrengen. Allebei hebben ze een naaste verloren en allebei lijden ze nog onder dat verlies. Voor Shikegu is het bijna 33 jaar geleden dat zijn vrouw stierf en dat is volgens het Japanse boeddhisme het moment waarop haar ziel definitief naar het hiernamaals zal vertrekken. Nog een keer wil hij daarom haar graf bezoeken. Hij ontsnapt en er zit voor zijn verzorgster niets anders op dan hem achterna te gaan het bos in, waar zij zullen verdwalen en samen een etmaal zullen doorbrengen.

Dat bos is de eigenlijk film. Een plek die groeit en leeft. Die elke keer als je ernaar kijkt andere geheimen prijsgeeft. Een hiernumaals dat zich aan alle wetten van tijd en ruimte onttrekt, net zoals Kawases leermeester Kore-eda Hirokazu dat in zijn vergelijkbare film After Life (1998) liet zien. Het doet er niet precies toe of Shikegu en Machiko dood zijn of leven, of het bos een voorgeborchte is, hel of hemel. Het is een plek om te vinden en te verliezen. Het is een oord van heling en bezinning. En het is een bos. Een bos. Een bos zoals nooit gefilmd. Sprookjesachtig en spookachtig. Oer en buitenaards.

Pas als je ook als toeschouwer de moed kunt opbrengen om daar in dat groen te verdwalen, dan ontvouwen zich gaandeweg plot en betekenis van de minimale, maar fundamentele gebeurtenissen die zich in dat woud van rouw voltrekken. En de rest is modder. Slijk. Slib. Want Kawase’s film, die vorig jaar in Cannes de Grote Juryprijs kreeg, is even verheven als banaal en aards. Gelukkig maar.