Ramón Gieling over zijn oeuvre

'Als je je lot in handen van anderen legt, sta je meteen al met 5-0 achter'

Ramón Gieling op de set van Sisyphus at Work. Foto: Mark de Blok

Ramón Gieling maakt bijna veertig jaar films. Het retrospectief ‘Ramón Gieling at Work’ in Eye Filmmuseum en een boek brengen een hommage aan de filmmaker. Ook kunnen we in maart naar zijn nieuwe film Sisyphus at Work. Wat drijft Gieling, die als een leeuw voor zijn films vecht?

Als het ietsje anders was gelopen in het leven van Ramón Gieling was hij geen filmmaker maar profvoetballer geworden. Op zijn zestiende zat hij er bij Vitesse dicht tegen aan, maar het werd de kunstacademie in Arnhem voor de in 1954 in een katholiek gezin met dertien kinderen geboren Gieling. Een doorsnee jeugd had hij niet, want toen hij zeven was kreeg zijn vader een avontuurlijk idee. “Hij was antiquair en wilde in Spanje oude meubels opkopen en verkopen”, vertelt Gieling. Lachend: “We verhuisden naar Salou, of all places, dat toen nog niet pervers was, maar een gehuchtje.”

Spanje maakte diepe indruk op het jochie Ramón. “De Spaanse cultuur is veel rauwer dan de Nederlandse. Op mijn negende zag ik mijn eerste stierengevecht. Van een collega van mijn vader kreeg ik een muleta [een stierenvechtersdoek, JvdB] waarop nog bloed zat. Die heb ik tot op de dag van vandaag bewaard. Als kind maken al die exotische zaken natuurlijk indruk op je.”

Naar school ging hij niet in Spanje. “Je had er nog geen leerplicht. Ik hielp mee op een paardenranch. Stallen uitmesten enzo.” Van Gieling zouden we in Nederland misschien nooit iets hebben gehoord als het avontuur van zijn vader niet mislukte. “Zijn antiekwinkeltje in Salou liep niet en na vijf jaar keerden we terug naar Nederland. Dat had veel impact. Mijn vader was alcoholist, er was veel ruzie thuis.” Geen ideale omgeving voor een opgroeiende puber. “Ik moest in Nederland naar school, maar die heb ik niet afgemaakt. Drie jaar mavo is het hoogste wat ik heb gedaan.”

Voetballen boeide hem meer dan school. Bij Vitesse viel hij op als linksbuiten en was hij een jaar jeugdprof. “Ik heb veel geleerd van het voetbal. Vooral van trainer Cor Brom, die mij had aangenomen. Dat was een erg interessante man, die eigenlijk niet in de voetbalwereld paste, want daar was hij te bijzonder voor. Ik herinner me dat hij me op een woensdagmiddag afbeulde tot ik niet meer kon en er toen toch nog een schepje bovenop deed. Als ik het hardop formuleer klinkt het al snel gewichtig, maar ik heb ervan geleerd om nooit op te geven, om door te gaan tot je erbij neervalt.”

Kitschschilderijen
Dat we Gieling toch niet kennen als voetballer komt doordat hij zich in die tijd ook aanmeldde voor de kunstacademie in Arnhem. “Ik was net niet goed genoeg voor het profvoetbal en de kunstacademie werd mijn grote redding.” Een kunstopleiding was geen vreemde keuze voor Gieling. “Ik tekende en schilderde vanaf dat ik op mijn achtste een schildersezeltje had gekregen. Ook was een vriend van mijn vader kunstschilder. Die maakte weliswaar kitschschilderijen, maar kunst was bij ons thuis dus niet iets vreemds.”

Op de kunstacademie bloeide Gieling op. “Alles wat ik interessant en leuk vond, vond ik er. We hadden fantastische docenten. Simeon ten Holt gaf moderne muziekles, de dichter H.C. ten Berge was literatuurdocent en Ernie Damen vertoonde films in de kelder van de academie. Het was van een enorme rijkdom.”

Gieling kreeg een ‘hardcore opleiding in tekenen, litho’s en etsen’, maar in het derde jaar mocht hij ook filmpjes maken. Een jaar later studeerde hij af met schilderijen, tekeningen én een filmpje. Lachend: “Ik weet niet meer hoe mijn eindexamenfilmpje heet, en ik hoef het niet terug te zien.” Wel herinnert hij zich dat hij in het vierde jaar één van de tien filmpjes maakte van de kleding waarmee modestudenten aan de academie afstudeerden. “Die op Super-8 gedraaide filmpjes van drie minuten, die in het Stedelijk Museum in Amsterdam werden vertoond, waren interessante, mooie dingetjes. Niet onbelangrijk voor mij, omdat ik het filmpje in alle vrijheid had kunnen maken.”

Gieling (rechts) op de set van Erbarme dich (foto: Bob Bronshoff)

Hemel en hel
Na zijn afstuderen ontwikkelde Gieling zich tot filmmaker, maar was hij ook actief als theatermaker, schilder en tekenaar. Ook was hij redacteur van het cultureel-literaire tijdschrift Wolfsmond. Zijn doorbraak als filmmaker kwam in 1986 met Duende, een op een essay van García Lorca gebaseerde documentaire over het Spaanse begrip duende, dat zoiets betekent als de hoogst emotionele staat van zijn. Tegelijk hemel en hel.

Gielings verdieping in de Spaanse cultuur was geen toeval, want sinds zijn kinderervaringen in Spanje oefende het land een enorme aantrekkingskracht op hem uit. Op het platteland van Andalusië kocht hij een huisje dat hij eigenhandig verbouwde en uitbouwde. Sindsdien woont Gieling afwisselend in Nederland en Spanje. Dat hij in interviews vaak als een temperamentvolle Nederlandse Spanjaard of Spaanse Nederlander wordt geportretteerd, is inmiddels verworden tot een clichébeeld. “Ik ben een beetje achtervolgd door Spanje en duende. Ik wil daar eigenlijk juist niet teveel nadruk op leggen. Ik wil Spanje niet uit mijn werk poetsen, integendeel, maar toen mijn film Duende in Nederland uitkwam, was er net een hausse aan dansclubjes die zich ‘duende’ noemden en de flamenco trivialiseerden.”

Wat betekent duende voor hem? “Als een kunstwerk het lichaam is, is duende het bloed dat er doorheen stroomt. Je zou een alternatieve kunstgeschiedenis kunnen schrijven vanuit de vraag of er door kunstuitingen een beetje leven stroomt of dat ze koudbloedig en cerebraal zijn.”

Liefde en dood
Films zonder kloppend hart zijn voor Gieling dode films. Er moet leven in zitten. En omdat het leven dramatisch is, moet er drama in zitten. Dat in zijn werk de grote thema’s in een mensenleven – liefde en dood – de dramatische plek krijgen die er bij past, heeft Gieling de reputatie van on-Nederlandse filmmaker bezorgd. Het gebrek aan serieuze dramatiek in Nederlandse films verbaast hem. “Ik vind dat echt een probleem. Ik denk nooit na over thema’s, zo van: nu ga ik een film over liefde en dood maken. Maar kijk naar Amerikaanse films: negen van de tien gaan over dood en liefde, ook al is dat soms in een entertainmentjas. García Márquez merkte ooit op dat wij Noorderlingen alles rationaliseren. Het lijkt alsof Nederlandse films de grote thema’s bijna ontkennen. Filmmakers hebben blijkbaar niet de behoefte om er iets zinnigs over te zeggen. Alle bekende Nederlanders mogen boeken schrijven over de dood van hun moeder of de kanker van hun dochter, maar het in films op een niet-larmoyante manier aanboren van die onderwerpen gebeurt niet.”

Dat geldt ook voor het besef dat het leven onlogisch en irrationeel is, voegt Gieling eraan toe. “Ik vind het curieus dat het irrationele geen grotere rol speelt in Nederlandse kunst en films. Ik ben een grote fan van de serie Friends. Als je achter de handige verpakking van sitcom en entertainment kijkt, zie je allerlei absurdistische en surrealistische wendingen. Begrijpelijk, want die zijn er in ieder mensenleven, maar in onze filmcultuur vind je dat nauwelijks terug.”

Dat over zulke zaken nauwelijks gedebatteerd wordt in de Nederlandse filmwereld, tekent het gebrek aan niveau, stelt Gieling. “Nederland heeft geen groot intellectueel filmklimaat. Ik bedoel dat niet hoogdravend, maar in de zin van praten en nadenken over films. Ik houd van film als entertainment, maar film is meer dan dat.” Gieling leerde dat van Johan van der Keuken, met wie hij bevriend was en een ‘meester-leerling’ verhouding had. “Bij Van der Keuken zag ik dat je kunt nadenken en praten over film en er meer over kunt zeggen dan dat hij leuk of niet leuk is. Hij was een denker en daarvan heb je er niet zoveel in Nederland.”

Joaquin Sabina

Eigen geld
Dat Gieling een goed geheugen heeft, bewijst hij als hij zich herinnert dat ik hem tien jaar geleden in de Filmkrant-recensie van Joaquín Sabina, een portret van de legendarische Spaanse zanger, ‘een kunstzinnige heer van stand’ noemde. Ook die ironie typeert de Nederlandse cultuur, stelt Gieling licht verwijtend. “Er zit iets epidemisch van ‘doe maar gewoon’ in onze cultuur. Alles wat even buiten de paden treedt, wordt meteen gecorrigeerd met: ‘Joh, doe effe normaal’.”

Hij ondervond dat bij Joaquín Sabina ook bij de toenmalige consulent van het Filmfonds. “Toen hij de eerste versie zag van de film over deze fascinerende Spaanse zanger en dichter was zijn eerste reactie: ‘Jezus, wat een aansteller!’ We hebben het over een man die in Spanje en Zuid-Amerika veertig miljoen bewonderaars heeft! Deze nogal authentieke persoon, die zich in zijn huis opsluit met cocaïne, whisky en sigaretten, drukt zich prachtig uit, maar wordt in Nederland meteen als een aansteller gezien. Daar kan ik niet tegen vechten.”

Wat overigens niet wil zeggen dat hij het niet toch doet. Ooit kreeg ik een woedend briefje van hem toen een andere recensie van een van zijn films – het was Tramontana – hem niet beviel. Pal staan voor je werk is belangrijk, leerde hij ook van Van der Keuken. “Hij zei dat als je het zelf niet doet, niemand het doet. Opkomen en vechten voor je werk is een belangrijke eigenschap van een filmmaker. Als je je lot in handen van anderen legt, sta je meteen al met 5-0 achter. Dat probeer ik dus zo min mogelijk te doen.”

Met die houding is het Gieling gelukt om in bijna veertig jaar ruim veertig films te maken. Dat klinkt alsof het hem allemaal kwam aanwaaien, maar zo is het niet. “Ik hoorde wel eens iemand zeggen dat Gieling wel zal weten hoe je subsidie moet krijgen. Wat een onzin! Ik had een groot huis kunnen bouwen van mijn afwijzingen. Noodgedwongen begin ik vaak met mijn eigen geld aan een film. Zoals nu met een film over fotograaf Paul Blanca, waarbij de AVRO is afgehaakt omdat ze zijn foto’s te heftig vinden.”

The Death of Antonio Sánchez Lomas

Knutselaar
In Gielings nieuwe film Sisyphus at Work, waarin een filmmaker te horen krijgt dat hij nog negen maanden heeft te leven, speelt de thematiek van leven en dood nadrukkelijker dan ooit een rol in zijn werk. Logisch, zegt de maker. “Om het idee van sterfelijkheid kan ik niet heen. Ik heb met mijn leeftijd nu eenmaal meer verleden dan toekomst.”

De film, die vanaf maart 2021 is te zien, is niet alleen thematisch vintage Gieling, maar ook in de vrije vormgeving. “Ik vind mezelf een knutselaar, al doet dat teveel aan de Gamma denken. Het Franse woord bricoleur is mooier. Ik houd van klooien, van het dit eens proberen, het nog eens zo proberen en dan nog weer eens anders doen. Ik klooi en knoei graag.” Hij geeft een voorbeeld uit de draaiperiode van zijn meest recente film The Death of Antonio Sánchez Lomas, waarin dorpsbewoners een politieke moord in de Franco-periode naspelen. “Daarvoor kochten we Guardia Civil-petjes in een feestwinkel en in een tweedehandswinkel wat oude buksen en oude kleding.” Hij voegt er snel aan toe dat hij echt wel weet wat hij doet. “Ik ben slim genoeg om te weten of iets gaat werken of niet. Ik ben niet op mijn achterhoofd gevallen.”

Dat sommigen hem pretentieus vinden, ach, het zij zo. “Het woord pretentieus is in Nederland een scheldwoord,. Maar pretentie wil niets anders zeggen dan dat je iets wil. Natuurlijk: er bestaan ook ijdele pretenties, maar die heb ik niet. Ik ben pretentieus in de zin dat ik iets wil. Een film moet een impact hebben, de kijker moet er anders uitkomen dan hij erin ging. Anders doe je als filmmaker iets niet goed.”


In ons Dossier Ramón Gieling verzamelden we alle recensies, interviews en setbezoeken die we in de loop der jaren over Gielings films publiceerden.

Ramón Gieling at Work, 3 t/m 23 december, Eye Filmmuseum, Amsterdam. Te zien is een retrospectief van veertien documentaires en speelfilms en een selectie van zes korte films. Ook zijn er vier specials met genodigden die ingaan op Gielings werk. De veertien lange films zijn: Duende (1986), Heimwee naar de dood (1992), Off Mineur (1996), Leven met je ogen (1997), De gevangenen van Buñuel (2000), Welcome to Hadassah Hospital (2004), Johan Cruijff – En un momento dado (2004), Joaquín Sabina: 19 días y 500 noches (2008), Tramontana (2009), Over Canto (2011), Erbarme dich – Matthäus Passion Stories (2015), The Disciples – A Street Opera (2017), Fatum – Room 2016 (2017) en The Death of Antonio Sánchez Lomas (2019).

Het boek Wegens werkzaamheden geopend – Over film en andere raadsels (Walburg Pers, 2020) is een met afbeeldingen van schilderijen en tekeningen van Gieling geïllustreerd boek over zijn opvattingen over film. Naast stukken van zijn hand bevat het boek bijdragen van kenners van Gielings werk, onder wie filmmaker en schrijver Peter Delpeut en filmcriticus Gawie Keyser.