Redactioneel – Januari 2021

The Crown

Hoofdredacteur Ronald Rovers geeft maandelijks commentaar bij actuele discussies in de filmwereld. Deze maand: fictie en non-fictie en The Crown.

Een groep Britten eiste de afgelopen weken dat Netflix een disclaimer vermeldt bij The Crown, een populaire dramaserie over de Britse koninklijke familie. Een disclaimer die verklaart dat The Crown een fictieve serie is en geen documentaire. Zelfs de Britse minister van Cultuur Oliver Dowden huilde mee. We creëren al duizenden jaren fictie en nu wil men ineens duidelijkheid hebben over wat echt is en wat niet.

Je kunt zeggen: dit is gewoon weer zo’n stupiditeit, de zoveelste in de barrage aan onzin die we de afgelopen vier jaar voor onze kiezen kregen – het gebazel van malafide populisten wereldwijd, zonlicht tegen corona, vaccins die chips zouden bevatten, pedo’s in pizzakelders.

Maar hier is natuurlijk iets anders aan de hand. Het is groter dan Netflix – dat de roep om een disclaimer afwees – en het is groter dan The Crown.

Het is misschien zelfs groter dan identiteit. Want op het eerste gezicht lijkt dat de verklaring: een deel van de Britten vindt dat de serie schade toebrengt aan de monarchie en daarmee aan hun identiteit. En identiteit, zoals waarschijnlijk niemand is ontgaan, is naast de klimaatcrisis zo ongeveer het heetste hangijzer op de planeet. Van woke activisten tot extreem-nationalisten: veel mensen voelen de behoefte grenzen te stellen en daarmee hun eigen verschijning af te bakenen.

Maar die disclaimer dus. Ik moest denken aan de suspension of disbelief, de bereidheid om onze scepsis bij fictie tijdelijk opzij te zetten en mee te gaan in het verhaal. Aan de ene kant heb je wereldwijd miljoenen mensen die nu al een jaar of vijftien de opzichtige leugens van politieke charlatans slikken en hun scepsis opzij zetten terwijl ze kritisch zouden moeten zijn. Daar dus wel suspension of disbelief. En aan de andere kant moet The Crown van een disclaimer worden voorzien.

Het is allemaal volstrekt begrijpelijk als je het ziet als carnaval. De wereld op z’n kop. Tijdens carnaval wordt de sociale orde van oudsher symbolisch omgedraaid; de macht wordt overgedragen aan Prins Carnaval. Dat is nu onze dagelijks realiteit. Steeds weer zie je aanwijzingen voor wat Alessandro Baricco vorig jaar in een essay in de Italiaanse krant La Repubblica schreef (en dat de Groene Amsterdammer vertaalde): het pact tussen elite en volk is verbroken. Men wil de sociale orde omdraaien en dus lijkt het permanent carnaval. In die strijd sneuvelt zelfs het onderscheid tussen fictie en realiteit en is onder gewoon boven.

Misschien gaat het zelfs nog dieper. Misschien zijn mensen moe van scepsis en een kritische houding. Misschien hebben mensen in een onttoverde wereld behoefte aan een nieuwe magie, een nieuwe fictie. Allemaal enigszins begrijpelijk. Maar hier is het ding. Een deel van de mensheid creëert fictie (onder meer) om de realiteit beter te begrijpen, haar te bevragen, er kritischer tegenover te kunnen staan. Een ander deel wil fictie om de realiteit te vergeten, om hun kritische houding en scepsis los te kunnen laten. Hoe zijn die twee uiteindelijk te verenigen?