Pieter-Rim de Kroon over Silence of the Tides

‘Als er niets is, trekt de kleinste verandering de aandacht’

Filmmaker Pieter-Rim de Kroon (1955) creëerde met Silence of the Tides een nieuwe beeldtaal. Geen voice-over, muziek of camera-bewegingen, maar ‘radicale observatie’. “Het continue getijden-proces is een soort ademhaling.”

Naar ons interview op een grijze herfstmiddag heeft Pieter-Rim de Kroon het fotoboek van Silence of the Tides meegenomen. Het boek, dat bestaat uit frames uit de film, is al langer uit. Zoals veel andere films werd de bioscooprelease van Silence of the Tides wegens corona uitgesteld.

“Ik heb de film gemaakt voor de bioscoop. Niet voor televisie of iPhone of iPad”, zegt De Kroon stellig. “Toen corona kwam werd de film uitgesteld en vroegen mensen: ‘Heb je een vimeo-linkje? Kan ’ie op YouTube?’ Nou: nee, nee en nog eens nee. Daar is de film helemaal niet voor gemaakt. Als je denkt dat je de film kan zien op een computerbeeldscherm, heb je het mis. Want dan zie je dus helemaal niets.”

Nieuwe beeldtaal
De Kroon spreekt met ongeveinsd enthousiasme over zijn film, waar hij duidelijk veel denkwerk in heeft zitten. Met Silence of the Tides creëerde hij naar eigen zeggen “een nieuwe beeldtaal”, die hij linkt aan de visuele cultuur van Nederland.

“De Nederlander heeft over het algemeen maar één ontwikkeld zintuig: het oog. We zijn geen componisten, hebben niet al te veel smaak, zijn geen beroemde koks. Het uiten van emotie doen wij op een andere manier dan mensen uit Italië of Spanje. Dat gaat terug naar de zeventiende eeuw toen beeldend kunstenaars, schilders, het beroemde Hollandse Licht uitvonden (waar De Kroon eerder een film over maakte, red.). Ze hadden gezien hoe magisch dat licht was, maar dat was een nederige waarneming. De Nederlandse wetenschap was ook bezig met visuele waarneming: in het groot en in het klein, in de kosmos en van dichtbij. Vanuit die tijd heeft die visuele cultuur zich ontwikkeld. Die nederige waarneming, hoe zie ik en hoe vertaal ik wat ik zie, heeft me beziggehouden. In deze film heb ik dat verder ontwikkeld. Een eigen vorm van observatie die objectief lijkt, maar die dat natuurlijk niet is, want elk camerastandpunt is subjectief.”

De Kroon noemt Silence of the Tides daarom ook geen documentaire, omdat hij betwijfelt of documentaire, als een eenduidig genre dat het tegenovergestelde is van een speelfilm, wel bestaat: “Alles is puur subjectief in documentaire, tot de fly-on-the-wall-films van Wiseman aan toe. Ik maak liever iets dat ‘film’ heet.”

Geen natuurfilm
Goede film moet voor De Kroon bovenal “een ziel hebben”. “Film moet iets hebben dat aan de ene kant heel simpel is, maar aan de andere kant niet te omschrijven is. Die ziel had ik al vrij snel gevonden. Als klein jongetje kwam ik met mijn ouders op de Wadden, op vakantie op Terschelling. Dan gingen we een vislijntje uitzetten, tussen twee van die houten haringen, en dan wachtten we zes uur tot het hoogwater was geworden en weer laagwater, om te kijken of er iets in zat. Dat getijdenproces heeft me mijn hele leven gefascineerd.”

“Ik had het gevoel dat het continue getijdenproces een soort ademhaling is: hoogwater, laagwater, hoogwater, laagwater. Daarover nadenkend was het hoofdpersonage van de film ook iets dat continu doorgaat, een ritme heeft, iets dat iets brengt—want op het moment dat het hoogwater wordt, brengt de zee iets, deeltjes dwarrelen neer, ze laat iets achter. Toen ik het als ademhalen zag, dacht ik: dat is een interessant gegeven, want we ademen allemaal. Flora en fauna doen dat, en wij als mensen doen dat. Dan ga je researchen, en dan kom je al heel snel tot de ontdekking—en die onderwerpen liggen voor de hand,” waarschuwt De Kroon—“dat er veel van dat soort processen zijn: überhaupt wordt het getijdenproces gestuurd door de positie van de maan en de zon, je hebt het dag- en nachtritme, je hebt de seizoenen. Al dat soort processen zijn in dat internationale Waddengebied ontzettend aanwezig. Of het nou flora is of fauna, of de mens, iedereen relateert zich aan dat getijdenproces.”

“De film is voor mij geen natuurfilm,” vervolgt De Kroon. “Voor mij gaat de film over de relatie tussen mens en natuur. Aanvankelijk leek het over de Waddenzee te gaan, maar ik realiseerde me heel snel dat dat ademhalingsproces, dat patroon, ook gelijk is aan leven en dood.”

En het Waddengebied is soms een gure, vijandelijke en agressieve plek. “Er zit een soort raar, fragiel en rafelig randje aan het gebied.” Hij praat over de moordlustige insteek van zeehondjes, “die niet zo lief zijn als Lenie ’t Hart ons doet geloven”, over de vervuiling door de mens, over het massatoerisme dat overal plastic afval achterlaat. “Plastic vorkjes en patatbakjes waaien—want het waait daar altijd—vrolijk door de straten. Dat wou ik vastleggen, zonder daarbij heel nadrukkelijk een wijzend vingertje te hebben. Ik laat het zien, en als je kijkt begrijp je toch wel dat we ons merkwaardig gedragen als mens.”

Geen muziek
Die keuze, om het gebied vast te leggen zonder uitleg te geven, maakte De Kroon bewust. “Vanaf het begin heb ik een aantal dingen besloten: ik wil een film maken zonder voice-over en zonder interviews. Veel documentaires hebben dat vaak op een heel uitleggerige, educatieve manier. Ik heb daar van jongs af aan een probleem mee gehad, omdat ik worstel met het niveau van de voice-over. Ik heb het gevoel dat ik word aangesproken als een kind van acht jaar oud. En als het om een wetenschappelijker onderwerp gaat, wordt het te feitelijk. Dus de koppeling van het niveau met het publiek is eigenlijk nooit goed. Bovendien, wat ga je uitleggen over zo’n gebied? Dat er 43 eilanden zijn? Of zoveel van dit, zoveel van dat? Het ging me niet om het kaartje met stippen, daar zijn allemaal prachtige boeken over — een heel ander medium. Doe dat maar in een pdf.”

“Aan het begin van de rit heb ik ook besloten geen gebruik te maken van muziek. Geen blik violen—het valt me op dat élke documentaire, voor zover je het een documentaire kan noemen, vanaf het begin tot het eind vol zit met muziek. Ik begrijp dat niet. Ik vind muziek uitermate manipulerend. Dan gaat ze ons vertellen: nu is het fijn en romantisch, of nu is het niet fijn en nu is het spannend. Dat wil ik niet. Het geluid dat daar is, is fascinerend en zit vol contrasten en nuances.”

De film heet dan wel Silence of the Tides, maar het is juist het geluid, het geklots van de zee, dat onmiddellijk opvalt. “Een goede titel hoeft de film niet perfect te beschrijven, toch?”

Radicale observatie
“Geen muziek, dat stond dus vast. Dan wordt het steeds interessanter, want wat blijft er over? Dan kom ik op de cameravoering. Waarom heb ik gekozen voor, laten we het voor het gemak maar ‘radicale observatie’ noemen? Verandering verhoogt bewustzijn bij de mens. Op het moment dat er niets is, trekt de kleinste en geringste verandering de aandacht, verhoogt het ons bewustzijn. Dus je staat midden op dat wad. Er is geen wind. Er is niets. Er is een horizon. Er is ruimte, lucht. En heel in de verte heb je net dat licht op dat rimpeltje water. Dat is een heel klein, genuanceerd elementje. Of op de voorgrond landt een klein vogeltje — of sterker nog, er kruipt een waddiertje. Als je met de camera gaat rommelen, word je je niet meer gewaar van dat soort subtiliteiten. Toen heb ik nagedacht: ga ik dat doen? Durf ik dat? Toen heb ik gezegd tegen het camerateam: de camera gaat niet bewegen, hij gaat niet rijden en ook niet inzoomen. Blijf met je poten van de camera af, zou ik maar zeggen.”

Die keuze, om het Waddengebied zonder interventie vast te leggen, vergt geduld, zowel voor de kijker als voor de filmmaker. De aandacht van de kijker wordt compleet ingenomen door de minuscuulste veranderingen, die soms bijna onmerkbaar het beeld insluipen. Daarmee leert de film de kijker op een andere manier kijken, iets dat doorwerkt lang nadat de film is afgelopen.

Maar voor het filmproces was ook een lange adem nodig, want de natuur laat zich niet dwingen. De Kroon spreekt ook niet in weken of maanden van filmtijd, maar in seizoenen: met zijn crew, die hij met oog voor evenwicht samenstelde om de zware filmdagen zo dragelijk mogelijk te maken, schoot hij gedurende zes seizoenen in het gehele Waddengebied—dat wil zeggen, in de kuststrook in Nederland, Duitsland en Denemarken.

Tien geboden
Om dat filmproces soepel te laten verlopen, dacht hij zoveel mogelijk uit voor het filmen begon. “Je kan op de bonnefooi rondgaan, maar dan sta je elke keer op de verkeerde plek.” Hij schreef een scenario, natuurlijk, maar ook ‘tien geboden’ voor zijn film, met regels die hij er elke keer weer bij kon pakken. Een belangrijke was waar de horizon zou komen. Niet laag, zoals in de Nederlandse landschapschilderkunst, maar juist hoog, met de focus op het wad.

Heeft hij alles van tevoren uitgedacht, of was er ruimte voor improvisatie? “Aan het einde van de researchperiode waren we al een beetje aan het filmen. Midden in de nacht — we waren sterren aan het filmen — kwam er een heel klein stipje dichterbij.” Het bleek een Duitse organiste Birgit Wildeman te zijn, die niet alleen traditioneel orgel speelde, maar ook muziek geïnspireerd door windgeluiden. “Dat vond ik zó bijzonder, dat ik dacht, ik ga dat regeltje ‘gij zult geen muziek gebruiken’ toch breken.”