Michael Dudok de Wit over The Red Turtle
'Kleine gestes kunnen krachtiger zijn dan grote gebaren'
Op een dag kreeg Michael Dudok de Wit een brief van de wereldberoemde Japanse animatiestudio Ghibli. Ze hadden zijn kortfilm Vader en dochter gezien en vroegen zich af of hij misschien een lange film wilde maken. The Red Turtle ging in première op het filmfestival van Cannes.
Wie Vader en dochter (2000) nog niet gezien heeft, doet zichzelf tekort. De korte met een Oscar bekroonde animatiefilm van Michael Dudok de Wit (1953) is een hoogtepunt in de Nederlandse filmgeschiedenis, al zal de maker die woorden zelf nooit gebruiken.
We bellen als hij net terug is uit Cannes, waar zijn eerste lange animatiefilm The Red Turtle aan de wereld is vertoond. Dudok de Wit maakte het verhaal over een man die aanspoelt op een onbewoond eiland – meer verklappen we niet – samen met de wereldberoemde Japanse animatiestudio Ghibli, onder meer verantwoordelijk voor Spirited Away (2001) en recent The Tale of the Princess Kaguya (2013).
Hoe was Cannes? “Boven verwachting. Het was druk, maar ik kreeg genoeg feedback op de film om er een warm hart van te krijgen. De journalisten die hem hadden gezien zeiden echt heel gevoelige dingen over de film. Bovendien was het de eerste keer dat ik hem zo groot zag en met een groot publiek. Ik was alleen niet geconcentreerd. Ik hoorde elke kleine hoest. Na afloop liepen een paar mensen meteen de zaal uit, maar die hadden natuurlijk andere afspraken. Gelukkig bracht de rest van het publiek een staande ovatie die echt lang duurde. Als je zoveel jaar met je medewerkers opgesloten hebt gezeten en ergens aan hebt gewerkt, dan is dat zo’n mooie reactie. Echt fantastisch. Heel ontroerend.”
Hoe kwam u bij Ghibli terecht? “Ik had Toshio Suzuki, Isao Takahata en Hayao Miyazaki ooit afzonderlijk op een filmfestival in Seoul gesproken. Korte en beleefde momenten, en daar bleef het bij. Een paar jaar later kreeg ik plotseling een brief. ‘We houden van je korte film Vader en dochter. Als je een lange film wilt maken, dan willen wij je graag helpen.’ Ik weet nog dat ik even voor me uit zat te staren. Een paar minuten later hervond ik mezelf weer en schreef terug dat ik enorm geïnteresseerd was, maar of ze alstublieft een beetje konden uitleggen wat ze bedoelden. Ik wilde zeker weten dat het geen misverstand was. Ze schreven terug dat we stap voor stap verder zouden gaan. Eerst schrijven, dan schetsen. Ze deden niet meteen de belofte dat er een film zou worden gemaakt. We gingen kijken en proberen.”
Ghibli is een studio met een sterke signatuur. Ze lieten u vrij, maar de uiteindelijke film moest wel bij ze passen. Dat is een enorm vertrouwen. “Dat is een enorm vertrouwen ja. Ik heb mezelf ook wel eens de vraag gesteld waar ik dat aan verdiend had. Ik vroeg dat niet aan hen trouwens, al gaven ze min of meer wel het antwoord. Volgens hen heeft Vader en dochter een Japanse gevoeligheid en ze vroegen zich af of ik een lange film kon maken met dezelfde gevoeligheid.
“In de loop der jaren bleek dat we over veel dingen hetzelfde denken. Over de natuur bijvoorbeeld. Eerbied voor de natuur en de relatie met de natuur. Ik kan het niet precies uitleggen. Ik houd al lang van de Japanse cultuur. Niet van de moderne veelkleurige, materialistische cultuur, maar van de boeddhistische, pure architectuur, de eenvoud en de stilte. We hebben het nooit uitgesproken, maar het was duidelijk dat we op dezelfde golflengte zaten. Ondanks de enorme cultuurverschillen. Er zijn dingen die ik moest leren over hun cultuur en misschien moesten zij zich aanpassen aan hoe direct ik reageer als Nederlander. Tegelijk hadden we urenlange gesprekken over van alles waarin ik me helemaal op mijn gemak voelde.”
Waar praat je dan over? “Gesprekken waren altijd met zes, zeven, soms tien mensen rond de tafel. Takahata en Suzuki waren er altijd bij. Plus een paar senioren van de studio’s, maar die spraken weinig. Takahata was mijn belangrijkste contact bij Ghibli. Hij noemde me Michael-san. Met hem heb ik een natuurlijke, professionele band. Hij tekent zelf niet, maar heeft heel mooie animaties geregisseerd. Hij begrijpt de waarde van details. De kleur van haar, bijvoorbeeld, of de stijl van kleren. Of de manier waarop je bamboe tekent. Maar de belangrijkste gesprekken gingen over het verhaal. Was het sterk genoeg? Zijn de symbolen duidelijk, worden ze niet verkeerd begrepen? Hebben ze dezelfde symbolische waarde in het Oosten als in het Westen? Op zijn aanraden is de vrouw sterker gemaakt, hij vond haar te passief.”
Haakt het verhaal ergens aan bij bestaande verhalen? “Niet letterlijk. Ik hou van sprookjes. Ik heb veel Japanse sprookjes gelezen. Er zijn verhalen in Japan die raakvlakken hebben met dit verhaal. Maar het is daar niet op gebaseerd. Wel een beetje op Robinson Crusoë, maar dat is alleen het uitgangspunt. Dat thema vind ik heel aantrekkelijk: alleen zijn in de natuur. Verder wilde ik dat het een tedere film zou zijn met kleine gestes. Die kunnen krachtiger zijn dan grote gebaren. En er wordt afscheid genomen, net als in Vader en dochter.
“Ik ben zelf ook vader. Toen mijn zoon ongeveer drie jaar oud was en ik hem voor het eerst naar de crèche bracht, maakte dat veel indruk op mij. Voor het eerst liet ik hem achter. Tot dan was hij altijd thuis geweest. Daar moest ik toen van huilen. Ok, dacht ik, nu gaat hij de wereld in. Nu gaat hij mensen ontmoeten die ik niet ken.”
U wilde niet skypen. Bent u wars van moderne technologie? “Dat heeft een praktische reden. Mijn studio is een schuur in de tuin en de verbinding vanuit huis is daar net niet goed genoeg. Ik ben niet echt schuw voor technologie, maar wel een natuurmens. Ik groeide op in een dorpje waar veel natuur was. Fietste de heide over naar school. Liep veel in de bossen. Had aquariums thuis. Ik keek naar leven onder een microscoop. De natuur was heel aanwezig in mijn jeugd.”
Een aquarium met schildpadden? “Ik had zoetwaterschildpadden. Die zijn gelukkig nu beschermd, want de mijne gingen alsmaar dood. Zoetwaterschildpadden moet je niet aan kinderen geven. Veel te kwetsbaar.
“Voor research ben ik nog naar de Seychellen geweest, ten oosten van Afrika. Daar kwam ik een schildpad tegen tijdens het zwemmen. Als je onderwater naar een schildpad kijkt, dan kijkt hij terug. Dus steeds als ik z’n achterkant wilde zien, draaide hij met me mee. Hij bleef me maar aankijken. Die scène heb ik in de film gebruikt.”
Waarom koos u voor een schildpad? “Omdat het geen roofdier is en iets mysterieus heeft. Hij verdwijnt in de oneindige zee. En ze zijn niet te lief. Dat was belangrijk. Het kon geen hond zijn, geen dier met een lieve gelaatsuitdrukking. Het is juist mooi dat ze een heel klein beetje griezelig zijn. En ze kunnen heel oud worden. Ze geven de indruk dat ze onsterfelijk zijn.”