Martin Scorsese over SHINE A LIGHT

Voor de Stones moet je klaarstaan

  • Datum 03-06-2016
  • Auteur
  • Deel dit artikel

Martin Scorsese (midden) en The Rolling Stones op de set van SHINE A LIGHT

Tijdens het afgelopen Filmfestival Berlijn waren alle ogen gericht op Martin Scorsese en The Rolling Stones. Openingsfilm shine a light was een krachtmeting tussen giganten. Filmjournalist Rüdiger Suchsland sprak met Scorsese voorafgaande aan de Berlinale op het Filmfestival Marrakech: "Het is geen klassieke docu, het is een concert."

Mr. Scorsese, waarom uitgerekend een film over de Stones? Documentaires houden me scherp en fris. De Stones zijn de meest gefilmde en gedocumenteerde rockgroep in de geschiedenis. Ze hebben alles gedaan, ook voor de camera. maar het enige dat ze écht doen, zouden moeten doen, is optreden. Daarom wilde ik zo goed als mogelijk dat momentum van het optreden vastleggen. Daar heb ik het met Mick Jagger over gehad en hij stelde een concertregistratie voor van een optreden in Rio de Janeiro. Eén miljoen mensen in een stadion, fantastisch! Maar toen ik me realiseerde wat voor een geweldige megalomanie dat was, vroeg ik me af of ik niet beter wat intiemers kon maken. Zo kwam ik op het idee van het Beacon-theater in New York, om daar met de beste cameramensen ter wereld, onder leiding van Robert Richardson een concertfilm op te nemen. Het was een groot plezier om deze film te maken. De eerste tien minuten zijn misschien een soort documentaire, maar voor de rest is het geen klassieke docu, het is een concert.

Niet vergelijkbaar met the last waltz (1970), over het afscheidsconcert van The band? Nee, het is een andersoortige vertelling. Het concert is het verhaal. Hun gezichten zijn het verhaal. De manier waarop ze elkaar op het podium aankijken. Slechts doorsneden met een minieme hoeveelheid archiefmateriaal van hun optredens door de decennia heen.

In the last waltz filmde u anders dan in shine a light, eigenlijk nauwelijks het publiek. Nu heeft u zoals in de meeste muziekfilms wel geprobeerd het enthousiasme van de toeschouwers te transponeren. Dat is de woodstock-methode. Michael Wadleighs film over het legendarische concert duurt drie uur, waarvan je anderhalf uur publiek ziet. In het geval van woodstock (1970) waren dat ook belangrijke beelden. Wist je dat ik destijds aan woodstock meegewerkt heb, onder meer aan de montage? Dat was een doorslaggevende ervaring. Voor the last waltz liet ik me inspireren door Bert Sterns jazz on a summer’s day (1960). Dat is voor mij de beste muziekfilm die er ooit gemaakt is. De camera kiest een beeld, en blijft daarbij. Dat veroorzaakt een ander soort spanning. Dat uitgangspunt — wat dus het tegendeel van woodstock is, die ook tijdens de concertscènes heel veel schnitts heeft en voortdurend van perspectief wisselt — hebben wij ook voor shine a light gekozen.

Hoe verliep vervolgens de samenwerking met de Stones? Je moet klaarstaan, beschikbaar zijn. Ik had net the departed (2006) afgerond, eerlijk gezegd weet ik niet eens meer of ik de eindmontage daarvan nog gezien heb. De Stones waren op tournee en hadden maar een beperkte hoeveelheid tijd. Ze zijn maar een paar uur ergens in een bepaalde stad bij elkaar. In die logistiek en voorbereiding ging de meeste energie zitten.

Muziek, en met name de muziek van de Stones is in al uw films heel belangrijk. Muziek begeleidt mijn leven. Daarom gebruik ik in mijn films muziek die ik zelf graag hoor. Het creëert een atmosfeer, ik kom erdoor in een bepaalde stemming, die relatief makkelijk in beelden is te vertalen. Als ik aan een film werk, kies ik bepaalde muziekstukken en nummers uit die ik dan voortdurend herhaal. Normaal gesproken trek ik me voor vijf, zes dagen terug, in een hotelkamer bijvoorbeeld, en concentreer me helemaal op het script en verschillende stukken muziek. Ik probeer dan uit wat er gebeurt, welke muziek welke beelden inspireert. En teken dan de beelden die ik voor me zie. Vaak neem ik ook muziek mee naar de set, zodat de camerabewegingen met de muziek corresponderen.
In zekere zin werk ik ook zo met acteurs. Ik weet niks van verschillende acteerstijlen en- scholen. Die zijn in mijn ogen allemaal anders. Ik probeer voor de acteurs een atmosfeer te scheppen, die vrijheid voortbrengt, een ruimte creëert. Dat betekent niet dat ze dan maar kunnen doen wat ze willen. Maar ze moeten bereid zijn om fouten te maken. Er zijn eigenlijk geen fouten. Het is een evolutionair proces, waarbij muziek mij in belangrijke mate helpt.

Terwijl u aan de Stones-film aan het werken was kreeg u na lange tijd een regie-Oscar voor the departed, nota bene een remake van een Hong Kong-thriller. Over het algemeen was men het er over eens dat het de hoogste tijd was. Die Oscar was mooi. Het gaat er niet om of hij vroeg of laat komt, belangrijker is dat je hem op een gegeven moment krijgt. Ik wilde altijd een Oscar, dat is zo. Toen ik voor taxi driver (1976) niet eens genomineerd was, was ik zwaar teleurgesteld. Terugblikkend kan ik echter zeggen, dat het me goed gedaan heeft, omdat ik erdoor opgehouden ben me op prijzen te richten. Ik concentreer me op mijn werk. Halverwege de jaren negentig begon het opeens op te vallen dat ik nog steeds geen regie-Oscar had gekregen. Ze schreven erover en dat was vleiend. Maar toen werd het teveel, en werd alles politiek.
Waarom ik nu juist voor the departed een Oscar heb gekregen weet ik niet. Ik heb er geen campagne voor gevoerd. De film daagde me uit op een gebied waarvan ik dacht dat ik wel het een en ander wist, maar ik bleek heel andere dingen in mijn hoofd te hebben. Maar misschien was het gewoon een kwestie van timing.

Rüdiger Suchsland

Dit interview verscheen eerder in een uitgebreide versie in de Frankfurter Allgemeine Zeitung. Vertaling en bewerking met toestemming van de auteur.