Rolling Thunder Revue
Dit verslag van de intieme tour die Bob Dylan en een groep geestverwanten in 1975 door de V.S. maakten is een ongrijpbare metafilm, een popmuziek-tijdcapsule en een wervelende concertregistratie ineen.
Wie of wat is Bob Dylan? De man die in 1963 doorbrak met ‘Blowin’ in the Wind’, dat vervolgens vele decennia tot vervelends toe door luie straatmuzikanten werd gespeeld, onttrekt zich aan een simpele karakterisering. Dylan laat zich niet in een vakje stoppen. Van protestzanger tot rock ’n roller, van liefdesliedjes- tot countryzanger en crooner: Dylan zet zijn publiek altijd op het verkeerde been.
Dat is geen nieuws, want over Dylan de verdwijnkunstenaar maakte Tod Haynes met I’m Not There (2012) al de perfecte film. Daarin wordt de kameleon door zes acteurs gespeeld, wat prachtig zijn ongrijpbaarheid illustreert. Martin Scorsese kent deze film ongetwijfeld, getuige zijn Netflix-documentaire Rolling Thunder Revue, een compilatie van archiefmateriaal over de roemruchte Amerikaanse tournee van Dylan en andere muzikanten in 1975. De film begint met een fragment uit een vroeg filmpje van Georges Méliès. Daarin gooit een illusionist een doek over een vrouw in een stoel, die als hij het doek weer wegtrekt, is verdwenen. Als de illusionist het doek weer over de lege stoel gooit, is de vrouw in het volgende beeld weer terug. Net na de uitvinding van de film stond het publiek versteld van zulke montagetrucs, maar in de Rolling Thunder Revue krijgt het fragment een andere lading: het maakt duidelijk dat de documentaire over verdwijnen en verschijnen gaat.
Natuurlijk slaat dat op Dylan, maar Scorsese trekt het breder: wat zien we eigenlijk als we naar in het verleden spelende beelden kijken? Het verleden zelf kunnen we niet meer ervaren, maar wat zien we dat wel? Het antwoord is dit: gekleurd door herinneringen en latere kennis ziet iedereen iets anders. Ook dat is natuurlijk geen nieuws, maar Scorsese gaat nog een stap verder door ook onze verwachtingen bij het zien van documentaires onderuit te schoffelen. In Rolling Thunder Revue blikken betrokkenen terug op de unieke tournee in 1975, maar sommigen van hen zijn fictieve personages – onder meer de tournee-organisator en de man die de tournee heeft gefilmd worden gespeeld door acteurs. Wie dit weet, begint ook te twijfelen aan de verhalen van ‘echte’ betrokkenen, zoals Sharon Stone, die zegt dat Dylan haar als jong meisje spotte bij een concert en haar vroeg om mee te reizen met de tournee, wat ze deed. Het klinkt als een verzonnen verhaal over een goedkope versiertruc van een megapopster, maar het kan ook zijn dat Stone de waarheid spreekt.
Kortom, wie van films op metaniveau houdt, is bij Rolling Thunder Revue aan het goede adres. Het fijne is dat wie daar niet van houdt, ook een geweldige film ziet over de periode in de popmuziek dat marketing en promotie niet allesbepalend waren. Dylan had in 1974 met The Band een Amerikaanse stadiontournee gemaakt. De tour was succesvol, maar de massaliteit en anonimiteit stonden Dylan tegen. Als tegenwicht bedacht hij een jaar later de ‘Rolling Thunder Revue’, een tournee door Amerika met bevriende muzikanten langs kleine concertpodia. De concerten werden van tevoren niet aangekondigd; de muzikanten reden in twee bussen van stad naar stad, waar op de dag zelf via flyers het optreden bekend werd gemaakt. Dylan zat zelf achter het stuur in één van de bussen. Onvoorstelbaar in onze tijd, waarin popmuzikanten afgezonderde levens leiden om soms als goden neer te dalen in de gewone mensenwereld.
Naast een film op metaniveau en een popmuziek-tijdcapsule, die ook iets zichtbaar maakt van de politieke en sociale turbulentie in Amerika in die tijd, is Rolling Thunder Revue een geweldige concertfilm met in het middelpunt een zeldzaam gedreven Dylan op het hoogtepunt van zijn artistieke kunnen. Met een superstrakke begeleidingsband zingt en speelt hij nummers van het tijdens de tour opgenomen album Desire, maar ook zijn schitterende uitvoeringen te horen van oudere nummers, waaronder ‘The Lonesome Death of Hattie Carroll’ en ‘A Hard Rain’s Gonna Fall’.
Kippenvelhoogtepunten zijn ‘Hurricane’, de aanklacht tegen de ten onrechte voor moord veroordeelde bokser Rubin Carter, en ‘Knockin’ on Heaven’s Door’, dat Dylan samen zingt met Roger McGuinn van The Byrds. De verbetenheid waarmee beiden het refrein zingen, illustreert dat muziek in die tijd meer was dan gezellig festivalvermaak. Er stond iets op het spel.