Lois Patiño over Samsara
'Dit is een spiritualiteit die religies overstijgt'
Halverwege Samsara doet filmmaker Lois Patiño iets ongewoons: hij vraagt de kijker de ogen te sluiten. Een verhaal over reïncarnatie, gesitueerd in twee sterk verschillende culturen.
Zijn eerste twee lange, poëtisch getoonzette documentaires Costa da morte (2013) en Lúa vermella (Red Moon Tide, 2019) draaide Lois Patiño in zijn vertrouwde Galicië in Noordwest-Spanje. In het tegelijk realistische en meditatieve Samsara laat hij een ziel van een vrouw in Laos verhuizen naar een geitje in Zanzibar, terwijl hij ook een documentair getinte impressie geeft van het leven van jonge monniken en zeewierplukkers.
Die sprong tussen verschillende werelddelen is minder groot dan het lijkt, licht Patiño toe in een videogesprek waarin hij meer vertelt over het Dodenboek, een gouden hert, Freud, het openen van je blik en het sluiten van je ogen.
“Mijn korte films waren ook verkenningen van andere culturen, onder andere in Marokko en Tokio. Een verbindend element is de omgang van verschillende religies met de dood en wat daarna komt. In Galicië zeggen de mensen dat de doden niet vertrekken, ze blijven bij ons. Daarbij raakte ik geïnteresseerd in het Tibetaanse Dodenboek, dat in Samsara een rol speelt.”
Een met de leerling-monniken van het plaatselijk boeddhistisch klooster bevriende jongen leest in de film voor uit dat Dodenboek aan een stervende vrouw. “Ik vond het fascinerend hoe nauwkeurig in dat boek de reis van de ziel naar het hiernamaals wordt beschreven, met de geluiden en de beelden daarbij. Wat de film min of meer samenvat, is het idee van een spiritualiteit die verschillende religies overstijgt. Een gevoel van verbinding tussen landschap, dieren en de mensen.”
In Laos is er het boeddhisme; in Zanzibar vertellen moslimvrouwen en een paar Masai-jongens over hun eigen rituelen. Patiño liet zich bij het draaien telkens inspireren door de mensen ter plekke. “Ik had een script, maar dat was heel open voor wat we zagen en wat we van hen leerden. De jongen die uit het Dodenboek voorleest bleek een rapper, en zoals we in de film laten zien keken jonge monniken voortdurend op hun mobieltjes. We waren er zeer op gespitst om romantisering of exotisme te vermijden. Ik wilde de spiritualiteit laten zien in het dagelijks leven, ook in relatie met het landschap. Zoals in een scène waarin de monniken een waterval bezoeken.”
Zichzelf spelen
Patiño vertelt hoe de olifant die daar opduikt in wat misschien een droom is, oorspronkelijk het gouden hert zou zijn uit een legende die hij tijdens de research tegenkwam. In de film laat hij die legende door iemand aanhalen. “Want mythes maken ook deel uit van de werkelijkheid. Alleen: in het bos was er geen gouden hert, wel een olifant.”
Veel dialogen waren niet vooraf uitgeschreven. “Ik gaf mensen het onderwerp en liet ze vrijuit praten. Zo klagen de vrouwen die in Zanzibar zeewier oogsten over de regering en over de vervuiling door chemicaliën van de hotelzwembaden.”
Alle monniken in de film zijn echte monniken, ook de jonge hoofdrolspeler Be An. “Hij vertelt in de film dat hij informatica wil gaan studeren en dat doet hij op dit moment ook. De monniken in de film zijn zeventien jaar oud. Als ze achttien worden, moeten ze besluiten of ze blijven of het klooster verlaten. Op zijn minst drie van hen volgen nu een universitaire studie.”
Ook de vrouwen in Zanzibar spelen min of meer zichzelf. “Al die vrouwen werken echt in het zeewierbedrijf. Die gemeenschap wilden we laten zien en ze wilden graag meewerken. Alleen Mon, de oude vrouw in Laos, wordt door een acteur gespeeld. Het was erg moeilijk om een niet-acteur te vinden die iemand wil spelen die ziek is en gaat overlijden, vanwege hun geloof. Zelfs met de acteur moesten we na de opnamen een zuiveringsritueel uitvoeren.”
Het onzichtbare
Dan iets heel anders. Wanneer Mon overlijdt en haar ziel het proces van reïncarnatie begint, wordt de kijker gevraagd de ogen te sluiten. Er volgt een onderdompeling in golven van geluid en lichtflikkeringen die door de gesloten oogleden dringen, waarbij we onze eigen beelden van de reis door het hiernamaals kunnen voorstellen. Wie toch gluurt, ziet veranderende kleurvelden. Een groter contrast tussen de documentair getinte episodes en deze immersieve roes is nauwelijks denkbaar.
“Het is voor het eerst dat ik iets dergelijks doe, maar ik ben altijd geïnteresseerd geweest in de contemplatieve en introspectieve aspecten van cinema”, zegt Patiño. “En het spookachtige aspect van het leven na de dood bracht me op het idee van het onzichtbare, een film die je met gesloten ogen moet zien. Dat was het begin. Twee jaar later ontdekte ik het Tibetaanse Dodenboek en ik vond dat een mooie combinatie. Met gesloten ogen de reis van de ziel naar het hiernamaals volgen.”
Dat middelste deel, het idee van cinema met gesloten ogen, is dus in feite de kiem voor de hele film. “Want het moest meer zijn dan alleen een experiment met licht en geluid. Het moest een narratieve context hebben. Ook mijn eerdere films zijn contemplatief, maar dit is een stap verder, de mogelijkheid van cinema als collectieve meditatieve ervaring.”
De verleiding om toch even te kijken is natuurlijk groot. Bij vertoningen van Samsara kijkt Patiño dan ook graag naar het publiek. “Veel mensen doen wel even de ogen open, maar er is ook een grote groep die ze echt gesloten houdt. We hebben ervoor gezorgd dat het geluid je helemaal omringt, je hebt niet het gevoel dat het filmdoek de bron van het geluid is.”
Oceanisch gevoel
“Mijn houding bij het maken van de film was die van luisteren en leren”, vervolgt Patiño. “Het is ook een manier om te proberen de wereld beter te begrijpen, mijn blik te openen. Mijn perspectief is verbonden met het idee van spiritualiteit, ik ben animistisch ingesteld.”
Vervolgens stipt hij ook Freuds idee van het ‘oceanisch gevoel’ aan. “Voor mij is dat de gemeenschappelijke grond van religies: het idee dat we deel van een groter geheel zijn, zoals een druppel water deel uitmaakt van de oceaan. Het is een idee dat me sterk aanspreekt en een vertrouwd gevoel geeft. Eén zijn met de natuur, de kosmos en natuurlijk met andere mensen. Ook in het Tibetaans Dodenboek komt dat idee tot uitdrukking. In de film benadruk ik de tekstregel: ‘Herken ieder geluid als je eigen geluid, herken ieder licht als je eigen licht’. Dat is het oceanische gevoel met andere woorden uitgedrukt. We zien iets dergelijks in veel religies. Daarom koos ik voor een reïncarnatie in de vorm van een klein geitje. Het zit ook in een scène bij de waterval, waar de jonge monnik zegt: ‘Ik zie die boom, en plotseling heb ik het gevoel dat de boom naar mij kijkt’.”
Hoewel de eerste aanzet voor de film dat idee van het onzichtbare was, werd de belangrijkste motivatie voor Patiño gaandeweg het verbreden van zijn perspectief. “Ik wilde leren van die twee verschillende culturen, zien dat onze opvatting van de wereld niet de enige is. Voor de hele crew was het een verrijkende ervaring. We hebben slechts een korte tijd het leven in die culturen gedeeld, maar het was genoeg om ons open te stellen. Dat was de grootste leerervaring: jezelf verplaatsen in de positie van de ander.” Om opgewekt af te sluiten met: “Als iedereen dat deed, zouden veel problemen kunnen worden opgelost.”