Jos Stelling over De vliegende Hollander

'Het publiek maakt de film'

De vliegende Hollander

Het is een zware last die De vliegende Hollander moet dragen. AI jaren wordt reikhalzend uitgekeken naar het magnum opus van de Utrechtse regisseur Jos Stelling. Toen de opnamen nog moesten beginnen zag men de Gouden Palm reeds schitteren. Talloze journalisten bezochten een modderige set en schreven veelbelovende verhalen: een grootse film is in aantocht. Slechts een wonder had al deze hooggespannen verwachtingen waar kunnen maken. En wonderen, weet Stelling als geen ander, gebeuren alleen in Italië.

Vlaanderen, 1568. Een achteloze ontmoeting tussen een voortvluchtige ketter en de vrouw van een hereboer leidt tot de geboorte van een bastaard. Aangespoord door de verhalen van een Italiaanse speelman zoekt het kind zijn leven lang naar zijn vader, de vliegende Hollander. Zijn avonturen leiden hem langs alles wat de zestiende eeuw opwindend maakt, van Spanjaarden op het ijs tot een scheepswrak in het moeras. Hij eindigt in een Amsterdams rasphuis. Pas dankzij de ontmoeting met zijn eigen zoon kan de man de mythische bijnaam van zijn vader overnemen.

De vliegende Hollander is de zevende speelfilm van Jos Stelling, na Mariken van Nieumeghen, Elckerlyc, Rembrandt fecit 1669, De pretenders, De illusionist en De wisselwachter.

Akte I: Film
Stelling: “Het is geen historische film, het is een allegorie. Wat we laten zien klopt ook helemaal niet, daar hebben we lak aan. We gebruiken die periode, die dankzij mijn vorige films heel vertrouwd is, om tijdloze waarden te kunnen laten zien. Het gaat over archetypes, daarom heeft ook geen van de personages een naam. Aan de andere kant is het verleden meer dan alleen maar vorm. Dramatisch gezien is de zestiende eeuw, met de Tachtigjarige Oorlog en de ideeën die uit de Italiaanse Renaissance doorsijpelen, een hele rijke periode. Zoals je weet komt al het goede uit Italië. Die Italiaanse speelman is de representant van de Renaissance. Dankzij mensen als hij zijn we hier ook andere dingen gaan toen dan het ophogen van dijken.”

“De film gaat over de opkomst van het individualisme, over iemand die vanuit de lijdzaamheid van de Middeleeuwen terechtkomt in een tijd waarin mensen voor zichzelf gaan spreken en zich dingen gaan afvragen. Het uitgangspunt van de film is voor mij dat iedereen weet dat hij geboren wordt en dood gaat. Als het daarbij blijft is dat een angstaanjagende gedachte. Het leven is dan niet meer dan een nutteloos oponthoud waarin je alleen moet zorgen dat je je voortplant en verder niks. Ik ben zo bang dat dat zo is. Daarom vluchten mensen in religie en allerlei andere ontsnappingen. Ik kies ervoor om mijn fantasie te gebruiken. Het is een hele existentiële film. De hoofdpersoon zoekt zijn vader niet om hem te ontmoeten maar om hem te vragen waarom hij er is. Wij weten waarom hij er is: een heel klein lullig wippie.”

Jos Stelling. Foto: André Bakker

“Het is een hele natte, smerige en aardse film. Het gaat niet over emoties of over liefde, het gaat over willen vliegen. Dus gaat het ook over zwaartekracht en ligt de nadruk op het gevoel neergedrukt te worden. In het tweede deel van de film gebeurt dat door nattigheid en drek, in deel drie door de beslotenheid van hoge muren. Natuurlijk gaat het uiteindelijk om die laatste twintig minuten. Alles wat daarvoor gebeurt, en dat duurt soms lang en dat kan ergernis wekken, is voorwerk om de kijker klaar te stomen voor dat einde. Ik ben er volledig van overtuigd dat die laatste twintig minuten zo goed en zo spannend zijn omdat al dat andere er aan voorafgaat.”

“Opera heeft een constructie die ik graag op film zou willen leggen: een heel simpel verhaal, zes aria’s, een koor. Het verhaal staat compleet stil en gedurende zes, minuten vertellen twee mensen elkaar dat ze van elkaar houden. Het verhaal dient uitsluitend om de aria’s aan elkaar te rijgen. Het verhaal is nu eenmaal het minst interessante deel van een film. Veel scènes in mijn film beschouw ik als een aria. Verhaaltechnisch is het heel mager, maar het is wel mooi om naar te kijken. Film is beeld. Kijk ernaar en geniet ervan. Het is toch niet erg om met raadsels geconfronteerd te worden? Als je maar weet dat het klopt, dan vind ik dat heerlijk. Er is lang en goed over deze film nagedacht. Het is heel goed uitgewerkt in de details maar het houdt toch iets raadselachtigs.”

Akte 2: Publiek
“Ik ben ervan overtuigd dat het niets met intelligentie te maken heeft om deze film te begrijpen. Wel met een zeker bewustzijn. Sommige mensen weten alles maar zijn zich niet bewust van dingen. Deze film is vooral gemaakt voor mensen die zich bewust zijn van dingen, die een vrouwelijk element in zich hebbén en in staat zijn om te associëren. Die mensen zullen het een hele aardige film vinden. ‘Het publiek’ is vrouwelijk, ontvangend. Mannen vragen zich af: waar gaat dit naar toe, wat koop ik ervoor. Vrouwen, of mannen met vrouwelijke eigenschappen, beschikken over een betere houding om de film te waarderen.”

“Ik ben niet bang dat het publiek te weinig krijgt aangereikt. De grootste fout die je kunt maken is onderschatting van het publiek. Overschatting kan ik me nauwelijks meer voorstellen. Ik acht het publiek tot heel grote dingen in staat. Ik acht ze in staat om door het associëren emotioneel geraakt te worden en niet alleen door een simpele identificatie. Ik ben niet geïnteresseerd in wat acteur A of acteur B oproept, maar in wat er gebeurt als die twee elkaar ontmoeten, in wat er zich in de ruimte tussen hen in afspeelt. Wat je daar laat zien is voor het publiek.”

“Film is in wezen dat je een beeld koppelt aan een ander beeld dat daar niets mee te maken hoeft te hebben. Uit die verbinding volgt een conclusie, die door het publiek wordt getrokken. Het publiek maakt de film. Ik speel voortdurend met het publiek, ik kijk hoe ik ze kan manipuleren. Op een gegeven moment ontstaat er iets waar ik geen greep meer op heb. Dan kan iemand iets goed vinden om een reden die ik niet meer kan achterhalen. Dat vind ik fascinerend, dat is voor mij het principe van film. Het acteren kan daarbij averechts werken, het acteren staat dat alleen maar in de weg. Goede filmacteurs begrijpen dat en houden de afstand intact.”

“De Hollander is passief, naïef, blanco. Alles overkomt hem, dat is bij al mijn films zo. Langzaam groeit hij en aan het einde grijpt hij in. Al mijn protagonisten zijn eenzame wandelaars. Zo’n blanco hoofdpersoon vergt meer van de kijker, maar het geeft ook meer vrijheid. Een protagonist mag niet teveel spelen met de emoties van het publiek. Het moet juist andersom: het publiek moet hem in zich opzuigen. Film mag geen ei zijn van de regisseur, film is magie. Het moet meer worden dan wat de makers voor ogen stond en dat kan alleen dankzij het publiek. Dus moet het publiek de mogelijkheden krijgen om zelf iets te kunnen doen. Dat is mijn diepe respect voor het publiek: het oog combineert en trekt conclusies.”

Akte 3: Kritiek
“Als ik zelfkritiek moet leveren, moet ik zeggen dat de combinatie beeld en dialoog niet werkt. Daar ben ik nog niet uit. Dit is een film die net als muziek vooral aan je hart appeleert, maar tegelijk zitten er cruciale teksten in die belangrijk zijn voor het verhaal. Een dag nadat ze de film hebben gezien kunnen mensen de beelden exact beschrijven, maar ze weten absoluut niet wat er gezegd is. Ze horen dat niet, dat is een ander niveau, een andere manier van kijken. Bij De wisselwachter had ik hetzelfde probleem. Als je filmt zoals ik heb je de neiging om tekst te gebruiken om het verhaal een klein zetje te geven en dat is niet goed. Je kunt wel tekst gebruiken, maar die moet dan iets zeggen over de personages en niet over het verhaal.”

“Dat de film met hooggespannen verwachtingen wordt ontvangen hindert me niet. Ik ben zeer optimistisch, ik denk dat we veel verwachtingen kunnen waarmaken. Ik heb tegen de distributeur gezegd: als je het niet ziet zitten, dan doen we het niet. Dan brengen we de film rustig uit in drie kopieën en dan zien we wel. Dan gaan we niet teveel energie steken in de Nederlandse uitbreng want elders zit het wel goed. Maar de distributeur is wildenthousiast en wil de film groot uitbrengen. Ik ben niet bang dat die tien miljoen gulden [het budget van de film, voor 60% gefinancierd door Europese fondsen, MD] niet terugkomt. Hij is nu al aan acht landen verkocht, samen goed voor een miljoen gulden.”

“Deze film loopt veel risico. Ondanks het hoge budget is het toch een beetje een experimentele film. Een film van tien miljoen gulden moet eigenlijk, zeker in Nederland, seks en geweld, Flodder-achtige elementen hebben. Dat hebben wij niet. Als de ontvangst in Nederland tegenvalt, heb ik nog voldoende vertrouwen in het buitenland. In Italië gaat hij heel groot uit. De wisselwachter werd hier ook niet zo aardig ontvangen. Na drie weken was hij weg uit Amsterdam, maar hij heeft wel anderhalf jaar in Rome gelopen. Dat klinkt misschien pedant, maar het is wel de realiteit.”

“Als iemand mij zegt dat hij het niks vind is mijn eerste opwelling dat ik hem van de trap wil duwen. Dan wacht ik twee minuten en dan gaat het over. Dan denk ik ‘jammer’ en hoop ik dat zo iemand nog een keer gaat kijken. Als je wat ruimte hebt en je weet hoe het afloopt, zie je extra dingen, extra lijnen die interessant zijn. Bij de eerste keer kijken ben je ongelooflijk met je hoofd bezig. Je zoekt als een gek: waar gáát dit over?”

“Als het echt misgaat, is het project sowieso de moeite waard geweest. Wat ik nu heb levert voldoende basis om een nieuwe film te maken. Niet alleen financieel, maar ook artistiek. In veel opzichten heb ik me dankzij deze film bevrijd van dingen die nu achter me liggen. Bovendien ben ik ontzettend blij met deze film. In alle details, van seconde tot seconde, sta ik erachter. Ik kan alles verdedigen, maar dat doe ik niet. Misschien na verloop van tijd, dan wil ik wel in debat, maar nu nog niet.”

Epiloog
Het ligt voor de hand om de lange weg die Stelling heeft moeten afleggen om zijn droom te realiseren te vergelijken met de queeste van de Hollander. Beiden verlangen ernaar te vliegen, beiden reiken naar het onbereikbare. Stelling voelt zich niet aangesproken door de vergelijking: “Het wordt dan teveel aan mijn persoon gekoppeld. In werkelijkheid gaat het om veel meer mensen die zo’n productie mogelijk maken.”

Plotseling veert de regisseur op. Ongevraagd formuleert hij aan het einde van het gesprek wat voor hem de essentie is van De vliegende Hollander. Opgetogen over de zojuist bedachte formulering: “Dat is het, die film die geeft. Dat is het. Die film neemt niet, die film die geeft. Mensen kunnen blij zijn met deze film. Als je naar deze film gaat kijken moet je blij zijn dat deze film gemaakt is. Deze film geeft een aantal beelden en antwoorden die je op geen enkele andere manier zou kunnen krijgen. Dát is de kwaliteit van deze film.”