Hirokazu Kore-eda over Shoplifters

‘Alles begint met observeren’

Hirokazu Kore-eda

De winnaar van de Gouden Palm op het afgelopen film­festival van Cannes is een soort ‘best of Kore-­eda’: de Japanse regisseur werkt zijn inmiddels vertrouwde thema’s subtieler en intiemer uit dan ooit. ‘Mis­schien is het wat gemeen van me, maar ik hoop dat empathie en schuldgevoel de kijker ver­scheuren.’

Hoewel hij zijn carrière begon als maker van artistieke genre-exercities, staat de Japanse regisseur Kore-eda Hirokazu inmiddels bekend als maker van intieme familiefilms. Het levert regelmatig de vergelijking met zijn landgenoot Ozu Yasujirô op.

Ook in het groepsgesprek over Kore-eda’s meest recente film Shoplifters op het afgelopen filmfestival van Cannes, een paar dagen voor de film er de Gouden Palm zou winnen, kwam de vergelijking weer langs. Kore-eda glimlacht minzaam: “Ik heb vaak gezegd dat ik niet zo bekend ben met zijn werk, maar ik weet ook dat het een groot compliment is, dus ik verzet me er niet meer tegen. Maar er zijn vele Japanse filmmakers die me hebben geïnspireerd: Naruse, Oshima, het is een lange lijst. Mensen noemen we wel eens de kleinzoon van Ozu, maar dat is zeker geen echte bloedband!”
Zo stuurt hij ons met een grapje terug naar het echte onderwerp van het gesprek: Shoplifters, een film die expliciet draait om familiebanden die geen bloedbanden zijn. “De Japanse maatschappij kijkt met veel meer kilte naar families die niet uit een bloedband voortkomen, ook als hun band heel sterk is”, legt de regisseur uit. “De personages in mijn film zijn stuk voor stuk verlaten door de maatschappij, maar ze hebben elkaar gevonden. Ik hoop dat je als kijker sympathie voor ze hebt, maar je ook realiseert dat je onderdeel bent van de maatschappij die hen veroordeelt. Misschien is het wat gemeen van me, maar ik hoop dat die twee emoties je verscheuren tijdens het kijken.”

In je eentje iets doen
Shoplifters draait om een familie van kleine criminelen: de vader leert zijn jonge zoon de kneepjes van het winkeldievenvak; oma heeft een gewiekst staaltje pensioenfraude lopen. Hun geïmproviseerde familiebanden komen op scherp te staan wanneer ze een jong meisje in huis nemen – afhankelijk van je perspectief ontvoeren ze haar, of redden ze haar van voortdurende verwaarlozing door haar biologische ouders.

Afgaand op die beschrijving is de warme, humane toon waarmee Kore-eda deze levens in beeld brengt misschien verrassend – maar voor wie het werk van de regisseur kent is het dat allerminst. “Ik hou van deze familie, al betekent dat niet dat ik het eens ben met alles wat ze doen”, verklaart hij. “Voor het verhaal haalde ik inspiratie uit allerlei kleine krantenknipsels over arme families. De kloof tussen rijk en arm wordt in Japan steeds groter, en er zijn steeds meer mensen die het moeilijk hebben. Daardoor komen dingen als pensioenfraude, waarbij mensen het overlijden van hun ouders niet melden zodat de uitkering doorloopt, steeds vaker voor.”

Met zijn bij elkaar gesprokkelde familie zonder bloedbanden becommentarieert Kore-eda ook een andere ontwikkeling in de Japanse maatschappij. “Er bestaat in Japan een enorme druk om alles hetzelfde te doen als iedereen: trouwen, een gezin starten. Misschien dat juist door die druk steeds meer jonge mensen ervoor kiezen om alleen door het leven te gaan. In de afgelopen paar jaar is in Japan een uitdrukking in zwang geraakt, die zoveel betekent als: ‘in je eentje iets doen’. Mensen gaan in hun eentje naar restaurants of naar de film; dat gebeurde vroeger niet echt.”

De regisseur is er niet op uit om mensen die die keuze maken, alsnog een familieband op te dringen, benadrukt hij. Het gaat hem om de grotere ontwikkeling. “Kijk naar wat er de afgelopen tien, twintig jaar is gebeurd: de economie is achteruitgegaan, gemeenschappen en families vallen uit elkaar. Als je al die gemeenschappelijke waardensystemen laat varen, is het enige dat je nog deelt de staat. Die weg leidt enkel naar nationalisme, maar dat is geen oplossing – het creëert juist alleen maar meer druk om traditionele patronen te volgen. We zitten daarin vast.”

Kast als kamer
Een groot deel van de film speelt zich af in het kleine, propvolle huisje waar de zeskoppige familie samen woont. Gevraagd hoe bekend Kore-eda is met het milieu dat hij schetst, glimlacht hij: “Ik heb geen echte winkeldieven gesproken, en mijn familieleden zijn geen criminelen. Maar het huis waarin ik zelf opgroeide, was nog kleiner dan dat in de film. We woonden er met zijn zessen; mijn kamer was een kast, net zoals dat is voor de zoon in de film. Daar zat ik te lezen, en van daaruit keek ik elke dag naar mijn familie. Dat perspectief zit nu ook in de film.”

Het is wonderlijk hoe in Shoplifters uit een reeks kleine, intieme momenten binnen dit bij elkaar geraapte gezin gaandeweg iets ontstaat met een grote zeggingskracht. Juist in de meest vluchtig voorbijgaande momenten (de grootmoeder die kookt voor het gezin; een vrijpartij die wordt onderbroken door een regenbui) zit de grote poëzie van de film. Gevraagd waar al die momentjes vandaan komen, wijst Kore-eda naar het echte leven. “Het begint voor mij altijd met observeren. Eerst ga ik kijken, dingen ontdekken, en die ontdekkingen weer gebruiken in het vertellen van het verhaal. Dat gaat door tot op de set: het belangrijkste blijft om dingen te onderzoeken.”

Daarmee bedoelt hij niet dat er aan één stuk door geïmproviseerd wordt, verduidelijkt hij. “Maar wanneer we beginnen met draaien, is het scenario nog niet af. Ik weet wel het hele verloop van het verhaal, maar nadat we de eerste scènes gedraaid hebben, monteer ik die meteen en op basis daarvan werk ik de volgende scènes uit. Gaandeweg ga ik de acteurs steeds beter aanvoelen, ik hoor hun stemmen wanneer de personages spreken, ze worden steeds organischer één met de personages. Bij de scènes die we als laatste opnamen, schreef ik geen dialogen meer, maar gaf ik de acteurs alleen een idee mee over wat ze moesten zeggen, of wat juist niet.”