Gerard Huisman, 25 jaar distributeur

'Film is kunst'

Foto Geert Snoeijer

Al een kwart eeuw werpt distributeur Gerard Huisman zich met Contact Film op voor films die anderen laten liggen. Hij ontdekte Nuri Bilge Ceylan, Bruno Dumont, de Dardennes en Andrei Zvyagintsev. Hij overleefde bezuinigingen, de digitalisering en het instorten van de dvd-markt. Zijn laatste gevecht: de artistieke uitverkoop van de filmtheaters. “De vooringenomenheid is een verschrikking.”

Groot geworden door klein te blijven: het zou de slogan van filmdistributeur Contact Film kunnen zijn. Alleen doet Gerard Huisman niet aan reclamecampagnes: veel te duur. Thuis in Arnhem woont hij naast zijn eigen bedrijf. “We hebben bijna geen overhead, en de goedkoopste werkruimte van alle distributeurs. Iedereen heeft gewoon minimumloon. Dat is ook onze redding geweest.”

Veel liever steekt hij zijn geld in de aankoop van een mooie film. Een mooie kwetsbare film. Voordat die term zijn betekenis verloor hadden Huisman en zijn in 2009 overleden partner Lenneke de Coninck hem al geformuleerd. Een filmmaker kon nog zo onbegrepen, tegendraads of lastig zijn, in Contact Film vond hij of zij een medestander. Terwijl Huisman koffie maakt, wil hij het nog wel even uitleggen. “Kwetsbaar betekent: een budget van onder de miljoen en uit een economisch zwak land. Als daar iets gemaakt wordt — iets vernieuwends en het liefst een eerste of tweede film — moet je dat met een andere bril op bekijken. Nederland was destijds meer open naar andere culturen.”

Toch wel spannend
Destijds, dan hebben we het over begin jaren negentig. Na een opleiding als beeldend kunstenaar en verschillende functies in de culturele sector werkte Huisman als aankoper bij het Nederlands Film Instituut. Door bezuinigingen verloor hij zijn baan en besloot in 1991 voor zichzelf te beginnen: Contact Film Cinematheek was geboren.

De eerste film, Winckelmanns Reisen, was een flop. Maar doordat hij met wat steun van onder meer Rieks Hadders de documentaire Paris Is Burning kon aankopen, kreeg Huisman toch een succesje. Met Bruce Webers Let’s Get Lost had hij zelfs een onvervalste hit. “Ik kon mijn investeerders terugbetalen en had een klein startkapitaaltje. Toen dacht ik: dit is toch wel spannend, ik ga door.”

Werk, wonen, passies: het loopt bij Gerard Huisman allemaal door elkaar heen. Zijn huis, een verbouwde school in een Arnhemse volksbuurt, wordt gedomineerd door kunst. Afrikaans keramiek, metershoge kasten vol kunstboeken, schilderijen van bevriende kunstenaars aan de muur. Een gang door, en je komt in de werkruimtes van Contact Film. Stapels 35mm kopieën, dozen vol persmateriaal, een wand met dvd’s.

Staande voor de rekken met filmprints besef je hoeveel belangrijke titels in de catalogus van Contact Film staan. De eerste films van de Dardennes, Walter Salles, Carlos Reygadas, Bruno Dumont, Danis Tanovic, Nuri Bilge Ceylan, Jia Zhang-ke en Andrei Zvyagintsev zijn allemaal door Huisman ontdekt en uitgebracht. Dan heb je een instinct voor goede cinema. Huisman: “Cinema is voor mij eenzelfde kunstvorm als schilderen, dans, literatuur en toneel. Natuurlijk behoort een deel ervan tot de entertainmentindustrie. Daar heb ik niks op tegen. Ik ga ook naar Star Wars. Maar als distributeur kijk ik altijd met de ogen van iemand die film als kunstvorm ziet. Ik zoek een bepaald soort originaliteit, een vernieuwing in filmtaal.”

Sommige makers bleven hem lang trouw (Dumont, Bilge Ceylan), de meeste vertrokken na hun eerste succes naar grotere distributeurs. Huisman snapt het, koestert geen wrok. “Als de films groter worden, wordt er ook meer geld in gestoken. Dan zegt zo’n producent: kan Contact Film een veel hoger bedrag op tafel leggen? Nee natuurlijk.”

Het is niet alleen niet kunnen, het is ook niet willen. Huisman heeft zichzelf een aantal regels opgelegd om te kunnen overleven. Niet op scriptbasis aankopen, maar altijd de film zelf gezien hebben. Geen film kopen omdat er een bekende acteur inzit. Niet te veel betalen. En nooit een package deal sluiten. “Nooit gedaan, zelfs als ik de andere films kende of zelfs aardig vond. Veel mooie films zijn op die manier naar een ander gegaan. Maar als het misgaat is het altijd om de beukennootjes.”

Heel vunzig
Het klinkt logisch, maar het zijn wel degelijk vallen waar veel collega-distributeurs wel in zijn getrapt. Package deals, het aankopen van films en er verplicht een aantal bij moeten nemen, heeft bijvoorbeeld A-Film de das omgedaan. En op scriptbasis inkopen is onder onafhankelijke distributeurs eerder regel dan uitzondering. Gerard ziet, en handelt, vaak meteen.

Zo stond hij dit jaar als eerste bij de sales agent in Cannes om een bod te doen op Son of Saul. “Dat was 20.000 euro voor de Benelux-rechten, veel geld voor ons. Toen ik de booth verliet, zag ik de anderen al aankomen, en wist ik het wel. Uiteindelijk is die verkocht voor vier keer zoveel.”

Daar staan mooie successen tegenover. Die keer in Cannes dat hij op de eerste dag net zijn accreditatie had opgehaald. “Alles zat bomvol, maar ik zag een bevriende sales agent die me een kaartje voor zijn film gaf.” Het was Être et avoir, en halverwege besefte Huisman iets bijzonders te zien. “Maar het was pas mijn allereerste film van het festival! Ik heb nog vier dagen gewacht, en toen toch een bod gedaan. Voor drieduizend gulden mocht ik hem hebben.”

Toen de documentaire over het Franse plattelandsschooltje eenmaal in de Nederlandse theaters draaide, gebeurde er iets geks. “Rialto belde al de eerste dag, ze moesten mensen teleurstellen. Er stond een rij! En dat was ook in andere steden het geval.” Uiteindelijk trok Être et avoir 350.000 bezoekers. “We hadden toen een buffer van een paar jaar.” Ook de documentaires Die Salzmänner von Tibet en The Story of the Weeping Camel haalden bezoekersaantallen van rond de 100.000.

Vorig jaar ging het dan toch bijna fout, met de bioscoopversie van Charlotte Roches schandaalroman Vochtige streken. “Ik wist dat het riskant was, maar wij gelóófden in die film. Feuchtgebiete is gewoon een prachtig liefdesverhaal. Maar toen de theaters er heel vreemd op reageerden, werd ik nerveus. Ze vonden hem heel vunzig, niet hun cup of tea. Wij probeerden nog uit te leggen waarom hij op heel veel niveaus wel bijzonder was, het acteren, de montage. Maar ze keken vooral naar hun doelgroep en dat zijn oudere bezoekers.”

Huisman vroeg nog snel een lening aan bij het Duitse Filmfonds, wetende dat hij die bij een flop niet hoefde terug te betalen. Dat, plus een last minute tv-­verkoop aan de NPO, hield de schade beperkt. Maar achttien kopieën was duidelijk te hoog gegrepen. “Ik heb er nachten van wakker gelegen.”

Haakje
Tja, de filmtheaters. Het product van Contact Film was al nooit het eenvoudigst af te zetten, maar de laatste jaren is het wel erg lastig geworden om nog zalen te vinden voor titels als Pasolini, Ilo Ilo, Refugiado en Hard to Be a God. “De vooringenomenheid bij de theaters is een verschrikking. Een jonge generatie programmeurs die zijn klassiekers niet kent, niet genoeg ziet, zich niet openstelt. Voor wie film puur een middel is om geld te verdienen, en niet een kunstvorm. Dat vind ik misschien wel het belangrijkste punt dat ik wil maken, de onderwaardering van film als kunstvorm.”

Om niet alleen over zijn eigen situatie te praten noemt hij als voorbeeld een film van collega’s. “Cine­mien kreeg Sworn Virgin amper geplaatst in Amster­dam. De filmtheaters worden gesubsidieerd om kwetsbaar filmaanbod te vertonen. Maar ze gaven geen inhoudelijke reden waarom ze die film niet wilden draaien. Dan hoor ik dat de film te weinig ‘haakjes’ heeft, of ze gooien het op het te grote aanbod. Pardon? Het is kunst! Maar nee, ze moeten een ‘haakje’ hebben om een film aan op te kunnen hangen. Vervolgens zie ik dat Youth in zijn premièreweken in sommige theaters drie keer op een dag draait. Dan kun je dus veertien voorstellingen niet besteden aan andere films.”

En dat terwijl de digitalisering de programmeur zoveel extra vrijheid biedt. “Vroeger moest je de fysieke kopie hebben, nu kan je een bestand op de server zetten en naar believen inzetten. Je kan heel creatief programmeren.” Liever reizen de programmeurs van de grote filmhuizen zelf de grote festivals af. “Ik heb me altijd afgevraagd waarom ze daar zijn. Sommige weten veel over film, maar met name de jonge generatie vindt dat ze in Toronto moeten zijn zodat ze op voorhand al kunnen zeggen: die wel en die niet. Terwijl daar in Nederland elke maand een filmbeurs voor wordt georganiseerd. Maar daar halen de grote jongens hun neus voor op. Ik vind dat beschamend.”

Contact Film heeft in 25 jaar tijd een roestvrijstalen reputatie voor kwaliteit opgebouwd. In de catalogus zitten Gouden Palmen (Uncle Boonmee), Gouden Leeuwen (The Return) en Oscars (No Man’s Land). Slechte pers krijgen zijn films eigenlijk nooit. Toch moet Gerard tegenwoordig hemel en aarde bewegen om zijn films überhaupt onder de aandacht van de programmeurs te brengen.

“Niemand had Valley of Love nog gezien, maar ik kreeg al mailtjes: hoe kunnen jullie nou een film met Depardieu uitbrengen? Natuurlijk, rechtse bal, enorme klootzak, maar hij is en blijft een goed acteur. In die film speelt hij waanzinnig goed, en de regisseur heeft zijn privésituatie gebruikt om hem tot extra emotionele diepgang te bewegen. Uiteindelijk kreeg de film goede recensies, maar ik had van tevoren grote moeite om hem in de theaters te krijgen.”

De reden voor het wantrouwen van kleine arthousefilms is geen geheim. Veel filmtheaters zitten in dure nieuwe panden, of moeten de andere activiteiten (toneelproductie, politiek café) van hun stichtingen helpen financieren. “Film als melkkoe: dat vind ik zó erg. Ik weet dat ze beukennootjes nodig hebben, geen probleem voor mij. Maar waarom moet je als filmtheater Youth drie keer op een dag draaien als hij in Amsterdam op zeven andere plekken ook te zien is?”

Op afstand
Een laatste koffie, en Gerard vertelt over hoe hij met Bruno Dumont een tentoonstelling bezocht. Hoe de regisseur, staande voor een schilderij van Matisse, stond te huilen van ontroering. “Dumont is iemand die een heel gesloten indruk maakt, maar op een of andere manier hoefden we maar twee dingen te zeggen om elkaar te begrijpen.”

Het is eigenlijk de enige naam die hij noemt als het gaat om vrienden in de filmwereld. “Ik heb het gevoel alles altijd van een afstand te hebben bekeken.” Hij is somber over de vooruitzichten in de branche. Wegvallende televisiegelden gaan veel collega’s in de problemen brengen, schat hij. En als de televisie artfilms niet langer uitzendt, wordt het helemaal zo’n elitaire aangelegenheid. “Dan wordt het tijd om te zeggen: er zijn andere dingen. We zoeken wegen om verder door te gaan, het zou jammer zijn als het ophoudt. Ik ga niet door tot sint-juttemis.”

Zijn twee medewerkers hebben al aangegeven eventueel het stokje over te zullen nemen. Hij kijkt om zich heen, naar de getuigen van een leven gevuld met kunst en schoonheid, en knipoogt. “Wat ik iedereen zal afraden.”