Paris Is Burning
Realness - Reading - Shade - Voguing
Vrij Nederland wijdde er begin november een uitgebreid artikel aan en vanaf 13 december zijn ze ook in de bioscoop te zien: de tientallen leden van de houses in New York. Doorgaans zwarte of Latijns-Amerikaanse gay men die elkaar niet op straat, maar op de balvloer bestrijden met kleding en dans. Travestieten, transseksuelen en andere categories voor wie maar één ding telt: hoe breng ik mijzelf zo goed mogelijk over. De meesten blijven arm, een enkeling stoot door naar de top, zoals getoond wordt in de documentaire Paris Is Burning, die Jennie Livingston in 1987 en 1989 in New York draaide.
Nauwelijks bekomen van Monika Treuts zoektocht langs seksueel anders geaarden in de New Yorkse scene in My Father Is Coming wacht de nieuwsgierigen op festivals en in de bioscopen een nieuwe verrassing: Paris Is Burning. Jennie Livingston was getuige van de balls die regelmatig in New York gehouden worden, waarop doorgaans homoseksuele zwarten en latino’s elkaar bestrijden op uiterlijkheden.
De outcasts van weleer zoeken steun bij elkaar, wonen onder leiding van een mother in talloze houses, waar ze hun eigenwaarde terugvinden en die in competitieverband met elkaar meten. Realness, Reading, Shade en Voguing zijn termen die op de manieren van uiten van toepassing zijn.
Paris Is Burning is een overvolle, levendige film. Als rode lijn lopen de opnamen van een ball door deze film heen, waar voor de deelnemers metershoge trofeeën te winnen zijn. Op house en rap-muziek wordt er hier gedanst en geshowd. Daartussendoor komen mothers aan het woord als Wili Ninja, Venus Xtravaganza, Dorian Corey en Octavia Saint Laurent. Ze vertellen over hun verleden, hun manier van leven en hun wensen. Wat je ook bent, hoe je er ook uitziet, zo luidt ongeveer de boodschap, iedereen heeft wel iets bijzonders en dat moet je tonen, uitbuiten.
In zekere zin stralen alle geïnterviewden een bepaalde trots uit; trots om wie ze zijn (geworden), trots om lid te zijn van een bepaald house. Paris Is Burning toont de zelforganisatie van de losers van de Amerikaanse samenleving. Op eigen kracht hebben ze een eigen subcultuur opgebouwd, waar ze trots op zijn, waarin ze ‘iemand’ zijn. Livingston laat geen geleerde sociologen verklaren wat ze ons laat zien. We moeten er zelf maar onze conclusies uit trekken. Hooguit confronteert ze de gekleurde gay scene met beelden van de rijke blanken, de yuppies die door hen qua uiterlijk deels geïmiteerd worden. Aangrijpend is een terloops interview niet twee jongetjes van een jaar of dertien, die om wat voor reden dan ook niet meer bij hun ouders maar op straat wonen, het voorportaal van veel van de getoonde voguers.
Hoe extravagant de hele scene er misschien ook uit mag zien, uiteindelijk blijkt dat de meeste leden toch verlangen naar het realiseren van (klein)burgerlijke waarden als (veel) geld verdienen, trouwen en kinderen krijgen. Ze benadrukken daarmee de gemengde gevoelens die je krijgt bij het zien van zoveel gedrevenheid bij het perfectioneren van imitaties. Paris Is Burning toont het dubbelzinnige antwoord van losers op het Ik-tijdperk in het krankjoreme New York. Dat ziet er heel extravagant uit, en de film zal ook in Nederland zijn publiek wel vinden, maar het blijft uiteindelijk toch armoe wat Livingston haar publiek voorzet. Een sociologisch document.