Erik Poppe over Quisling – The Final Days
'Quisling wist vast en zeker van de kampen'

Erik Poppe (midden) op de set van Quisling – The Final Days
De Noorse premier Quisling was geen gelegenheidsnazi, zoals veel andere Europese politici en industriëlen. Hij was overtuigd van het heil van collaboratie. Erik Poppe maakte Quisling – The Final Days over de laatste dagen voor zijn executie.
Voorsorterend op een gesprek over Quisling – The Final Days, over Vidkun Quisling, de nationaalsocialistische premier die wilde dat Noorwegen zou worden overgenomen door de nazi’s, praat Erik Poppe eerst over de terugkeer van het conservatisme en extreemrechts. Want dat heeft alles te maken met de films die hij de laatste paar jaar heeft gemaakt.
Poppe herinnert zich uit z’n jeugd het bloot op de stranden, “waar nauwelijks meer kleren te bekennen waren” en hoe die kleren jaren later “plotseling weer terug waren”. Dan, serieuzer: “Ik zie dat de openheid in de samenleving, waar hele generaties voor gevochten hebben, onder druk staat. De vrije uitwisseling van ideeën. Ik zie de meeste klassieke media, zoals kranten en televisiezenders, het extremisme niet portretteren zoals het is. Men probeert er steeds opnieuw een redelijk verhaal van te maken. Terwijl de meest krankzinnige dingen worden gezegd, een politicus zonder consequenties de ene dag dit kan beweren en de volgende dag het tegenovergestelde. Terwijl de woordkeuze zo gewelddadig en agressief is. Er schuilt een enorm risico in het zwijgen hierover.”
“Ergens eind jaren negentig realiseerde ik me voor het eerst dat onze democratieën misschien niet zo sterk zijn als we denken. Toen werd de vraag: wat kan ik als filmmaker doen? Dat leidde tot meerdere films over extreemrechts, waaronder Utøya 22. juli [2018], over de aanslag waarbij een terrorist 77 mensen vermoordde. Ik ben in een aantal landen bij vertoningen van de film geweest, waaronder Hongarije. Ik wist wel dat de rechtse religie en rechts-extremisme daar groot zijn, maar het was totaal bizar. De openingsavond in Boedapest was erg luidruchtig, een deel van het publiek begon te juichen bij de moorden op de kinderen. Duidelijk een geplande actie van onruststokers, maar toch. Ik zou drie dagen in Hongarije zijn, maar ik ben de volgende dag meteen vertrokken.”
“Daardoor ben ik mezelf gaan afvragen of je extreem-rechts wel een podium moet geven in films. Want er zijn altijd mensen die ermee aan de haal gaan. Maar doodzwijgen werkt niet. We moeten hun mindset begrijpen om het probleem op te kunnen lossen.
“Na de oorlog werd de naam Quisling in Noorwegen een synoniem voor monster. Door ’m zo te noemen, leren we niks. We moeten proberen zijn denken, en de ontwikkeling van zijn denken, te doorgronden. Door wat hij in de jaren dertig in Oekraïne had gezien, de door Stalin veroorzaakte hongersnood waardoor miljoenen stierven, was hij geradicaliseerd. Hij was zo fel anticommunistisch geworden dat in zijn ogen zelfs de nazi’s door hun anticommunisme een partner werden. Ondertussen werd hij blind voor al het andere wat ze deden. Tenminste, zo presenteerde Quisling het in gesprekken met de pastoor die hem bijstond in zijn laatste dagen, de auteur van de dagboeken waarop de film is gebaseerd.
“Ik heb mijn producenten, en eigenlijk iedereen die vraagtekens bij het idee voor de film zette, geprobeerd ervan te overtuigen hoe belangrijk het is om dat denken te proberen te begrijpen. Quisling was iemand die aanvankelijk wel empathie voelde voor mensen buiten zijn eigen groep. Hij was geen psychopaat. Eigenlijk radicaliseerde hij op een heel klassieke manier. Jaren voor de Tweede Wereldoorlog woont Quisling in de Sovjet-Unie. Hij gelooft in de Russische Revolutie, is bevriend met Lenin en Trotski. Maar na een jaar of tien begint er iets te veranderen in de revolutionaire gelederen. Stalin verschijnt en met het Stalinisme beseft Quisling dat hij een grote fout heeft gemaakt. Vervolgens neemt hij aan het andere eind van het spectrum een anticommunistische positie in. Want hij kan er niet voor vluchten: het bolsjewisme vormde met zijn internationale ambities een bedreiging voor alle landen. Quisling raakt geobsedeerd door de vraag hoe de communisten konden worden tegengehouden. Hij begint artikelen en boeken te schrijven en verhuist terug naar Noorwegen. Maar niemand luistert.

Enorme vergissing
“En dan ineens, in 1929, 1930, hoort hij die Oostenrijker die de communisten net zo hard zegt te haten als hij. Vanaf dat moment is hij een soort nazisme-junk. De oude Erik Poppe, of eigenlijk de jonge, had hier waarschijnlijk een meer traditionele film van gemaakt waarin je die hele tocht van communist naar nazisme laat zien. Met Lenin en Trotski erbij. Dat trekt mensen. Maar een aantal jaren geleden kreeg ik de kans om te promoveren op vergelijkingen tussen de manier waarop we in films en literatuur verhalen vertellen. We zijn daar in film echt ontzettend conservatief in. We nemen nauwelijks risico’s, vooral omdat films zo duur zijn om te maken. Bij Quisling was voor mij het belangrijkste om het publiek in zijn hoofd te krijgen, die mindset binnen te voeren. Het is een denken waarin iedereen aanvankelijk nog wel iets herkent. Ergens halverwege de film, in de rechtbank, vertelt een getuige over wat er in de vernietigingskampen is gebeurd. Dan zie je bij Quisling alles in elkaar storten. Weer heeft hij een enorme vergissing gemaakt. Maar nu is hij zelf heel direct verantwoordelijk voor de dood van mensen. Hier kan hij zichzelf niet meer uit praten. Tot dan toe heeft hij geprobeerd een soort redelijk verhaal over zichzelf te creëren. Maar nu houdt het op.
“Voor mij is dit geen biopic. Ik heb nooit ‘het hele verhaal’ willen vertellen. Ook al ben ik al sinds 2003 met Quisling bezig door te lezen, mensen te ontmoeten, zoveel te leren over de man als ik kan. Alles om de waarheid te kunnen benaderen. Zelfs de koffie die zijn vrouw hem de avond voor zijn executie komt brengen, hebben we uit het dagboek van de priester. Wat Quisling die avond deed, zie je bij ter dood veroordeelde gevangenen in de Verenigde Staten ook, waar men dat heeft onderzocht: wanneer iemand weet dat de dood voor de deur staat, worden daden niet meer ontkend, maar probeert men zichzelf vrij te pleiten: ‘Ik heb gedaan wat ik moest doen. Dit was juist.’
“Er is altijd discussie gebleven of Quisling wist van de vernietigingskampen. Ik denk dat hij er absoluut van wist. Dat geldt zeker niet voor het gewone volk, ook de Duitsers niet, want die georganiseerde vernietiging had op die manier nooit eerder plaatsgevonden. Wat daar gebeurde, stond aanvankelijk buiten het voorstellingsvermogen van de meeste mensen. Maar Quisling wist het wel.”