Quisling – The Final Days

De naziheuler heeft geen spijt

Quisling – The Final Days

In het claustrofobische drama Quisling – The Final Days wacht de van oorlogsmisdaden beschuldigde minister-president van Noorwegen in de gevangenis op zijn berechting. In gesprekken met een geestelijke leren we hem kennen als een complexe manipulator.

Het is een terloops maar veelzeggend detail, in de hectische openingsscène van Quisling – The Final Days. Vlak voordat de Noorse collaboratieregering van Vidkun Quisling in mei 1945 ten val wordt gebracht, zien we hoe ondergeschikten van de met Hitler heulende minister-president stapels documenten in de open haard verbranden. Met het vernietigen van bewijsmateriaal maken deze fascisten duidelijk dat ze donders goed weten dat ze misdaden hebben gepleegd. Daarmee treden ze in de voetsporen van de nazi’s die enkele maanden daarvoor de gaskamers en crematoria in Auschwitz opbliezen, om hun vergrijpen tegen de menselijkheid te verhullen.

Anders dan zijn helpers lijkt Vidkun Quisling (1887-1945) na zijn arrestatie geen enkele daad te willen verbergen. De politicus die onder nazi-toezicht een marionettenregering aanvoerde sinds 1942 houdt voet bij stuk: hij leverde zijn land uit aan de Duitsers om onnodig bloedvergieten te voorkomen en om de communisten buiten de deur te houden. Wanneer pastoor Peder Olsen aanklopt aan zijn celdeur om over vergeving te praten verzeilen ze in een korzelige theologische discussie over nederigheid en genade. Quisling, nazaat van zes generaties dominees, wil er niets van weten: hij heeft geen spijt en zal niets bekennen.

De moeizame gesprekken tussen de vergevingsgezinde pastoor en de collaborateur vormen de ruggengraat van Erik Poppe’s zorgvuldig opgebouwde drama. Anders Danielsen Lie overtuigt als de in gewetensnood rakende geestelijke, maar de film wordt gedragen door Gard B. Eidsvold. Soms ijzig kalm en dan weer autoritair blaffend geeft hij gestalte aan een man die tot zijn onvermijdelijke executie volhoudt dat hij aan de goede kant van de geschiedenis stond. Veel scènes spelen zich af in claustrofobische ruimtes, die gefotografeerd zijn in een opmerkelijk kleurenpalet van groentinten en rode accenten. In de duistere beslotenheid van de cel probeert de manipulatieve Quisling zich te profileren als een complexe man, die gegronde redenen heeft om de bolsjewieken te vrezen en te haten: als militair hulpverlener was hij getuige van de wrede hongersnood in Oekraïne, veroorzaakt door inhumaan Sovjet-beleid.

Dat zijn collaboratie met de Duitsers verder ging dan het aloude “de vijand van mijn vijand is mijn vriend” blijkt in de rechtbank, waar het daglicht symbolisch door de ramen naar binnen mag gutsen. Indringende getuigenverklaringen maken duidelijk dat Quisling wel degelijk geweten moet hebben welk tragisch lot de door hem gedeporteerde Noorse Joden te wachten stond. Juist in deze tijd van oprukkend autoritarisme is het betekenisvol dat Poppe laat zien dat despotische leiders weliswaar heel menselijke beweegredenen kunnen aanvoeren, maar dat al hun rechtvaardigingen verschrompelen zodra hun misdaden aan het licht worden gebracht.