Erik de Bruyn over J. Kessels
'Misschien is het een B-film'
Erik de Bruyn maakte vijftien jaar geleden met Wilde mossels zijn debuut. Dit jaar opent De Bruyns boekverfilming J. Kessels het Nederlands Film Festival. Hoe kijkt hij terug op zijn vier speelfilms?
Wilde mossels
Vijftien jaar geleden debuteerde Erik de Bruyn met Wilde mossels, een rauw drama over drie jongens in een Zeeuws dorpje waar motorrijden en de kroeg het enige vertier zijn. De film, met Fedja van Huêt, een debuterende Frank Lammers en Freek Brom, werd door critici geprezen, maar het grote publiek liet het afweten.
"Wilde mossels is me nog steeds heel dierbaar. Hij is goed gelukt. Toen ik hem laatst terugzag, dacht ik: wauw! De dialogen hebben een goed ritme, er zitten goede oneliners en humor in. Omdat ik het script zelf schreef, werd het een persoonlijke film. Ik hield me niet bezig met publiek. Naïef misschien, maar deze film moest ik maken, zonder me bezig te houden met bezoekcijfers.
"Ik wil niet beweren dat Wilde mossels in zijn thematiek uniek was, maar cinematografisch sloeg ik er in Nederland wel nieuwe paden mee in. Stilistisch zit de film vol trage rijders en mastershots met wijde lenzen die de betekenis van het landschap benadrukken. Dat doorbraken we dan op sommige momenten met een heftig bewegende handheld-camera.
"Fedja kreeg een Gouden Kalf-nominatie voor beste acteur en ik voor mijn scenario, maar we wonnen geen van beiden. Wel kreeg de film de prijs van de Nederlandse filmkritiek. Fedja had zeker een Kalf moeten krijgen, maar in dat jaar vond een filmpolitieke kentering plaats. Men vond dat er meer genrefilms moesten worden gemaakt. Misschien gingen er daarom zeven Gouden Kalveren naar Lek van Jean van de Velde. Het grappige is dat juist Wilde mossels in de loop van de tijd steeds meer gegroeid is. Hij werd steeds beter gewaardeerd. Jongere filmmakers als Arne Toonen en de jongens van New Kids prezen Wilde mossels als de film die hen liet zien dat het anders kon met de Nederlandse film. Dat vond ik te gek."
Nadine
Na Wilde mossels duurde het zeven jaar voor De Bruyn met Nadine weer een speelfilm maakte. In het psychodrama steelt een door drie actrices (Monic Hendricks, Halina Reijn en Sanneke Bos) gespeelde vrouw die dolgraag een kind wil, een baby.
"Ik wilde na Wilde mossels vanuit hetzelfde film-idealisme doorwerken en had een film geschreven over een illegaal uit Latijns-Amerika die in een Rotterdams industriegebied andere illegalen helpt. Ik was ervan overtuigd dat het een goed script was, maar het werd steeds afgewezen. Dat was frustrerend.
"Uiteindelijk heb ik Nadine gemaakt. Ik wilde iets met die drie actrices doen dat refereerde aan het werk van Bertold Brecht. Ik denk dat het werkte en aan de reacties op internationale filmfestivals te merken was dat ook zo. Alleen werd de film hier niet echt opgepikt. Er zat bovendien aardig wat tegen. Dat begon al op de eerste draaidag toen een productiemedewerkster met een auto een ravijn in reedt. Ze mankeerde gelukkig weinig. Na afloop kwam ik in grote financiële sores. Om cash flow te genereren voor de in geldnood verkerende productie had de producent tijdens het draaien te veel BTW teruggevraagd, die de Belastingdienst later terugvorderde. Omdat ik in de BV was gaan zitten – ik wilde zelf wel eens de rechten op een film van me hebben – werd ook ik aansprakelijk gesteld. Dat was een moeilijke tijd."
De president
Vier jaar na Nadine maakte De Bruyn met de verfilming van Khalid Boudou’s roman De president zijn derde speelfilm. In de satire op de Nederlandse integratiepolitiek schopt een illegale aspergesteker het tot president.
"Als ik bij het Filmfonds met plannen kwam, vroegen ze altijd hoe het met de recette van mijn films zat. Ehm, tja. Ik dacht dat ik meer zou meetellen als ik eens commercieel succes zou hebben. Ik dacht aan Martin Koolhovens Het schnitzelparadijs en wilde ook zoiets doen. Het werd De president. Een illegale aspergesteker die president wordt, dat vond ik een interessant gegeven.
"Binnen de mogelijkheden van het budget heb ik er alles aan gedaan om een acceptabele film te maken. Ik heb drie of vier draaidagen moeten schrappen. De producent wilde dat de film zich richtte op het middelbare schoolpubliek. Dat betekende minder politieke satire, hoewel ik dat juist het leukst vond aan het boek. Toch ben ik niet ontevreden over de film. Hij heeft een groot deel van het jonge Marokkaanse publiek bereikt. Maar er had meer in gezeten dan tachtigduizend bezoekers als er meer aan promotie en marketing was gedaan."
Intermezzo
"Toen ik begon met filmmaken, deed ik dat vanuit een ideaal. Het idee dat cinema een fantastisch mooie kunstvorm is waarin je filosofieën en theorieën kunt uitdragen. Ik hou van persoonlijke films waarin je de hand van de maker herkent. Dat staat in Nederland onder druk. Het is goed dat hier in de afgelopen vijftien jaar een filmcultuur is ontwikkeld met commercieel succesvolle genrefilms, maar het is doorgeschoten. We zijn een producentencultuur geworden. Er worden films gemaakt omdat bedrijven moeten blijven draaien. We zijn hard op weg om een tweede Duitsland te worden met al die romantische komedies over harten zus, harten zo en ik hou van jou. Het zou mooi zijn als er weer meer geld naar de vrijheid van de cinema gaat. Als we in Nederland blijven inzetten op producentgeoriënteerde films krijgen we een steeds grotere achterstand op de rest van de wereld."
J. Kessels
In de verfilming van P.F. Thoméses J. Kessels: The novel rijden twee Tilburgse vrienden, een schrijver en een kettingrokende en zuipende vrijbuiter, met een amateurdetective naar Hamburg om een hoerenloper op te sporen. De Bruyn vond het opzettelijk als pulproman geschreven boek grappig, tipte producent Lemming, met als resultaat na een omweg – het project verhuisde naar een andere producent – J. Kessels. Voor De Bruyn waren de opnames een reünie, omdat Frank Lammers en Fedja van Huêt de hoofdrollen spelen.
"In de roman sprak me meteen aan dat het verhaal een beetje nihilistisch is en nauwelijks voortgang heeft. Er zitten veel cultelementen in en het heeft een zweem van het beatgeneratiegevoel. Ik zag in de droogkomische roman een vintagefilm, een beetje Tarantinoachtig, en ook iets van film om film.
"Cartoonesk? Dat geldt meer voor het boek dan voor de film. Het boek eindigt in slapstick, maar scenarist Jan Eilander en ik hebben geprobeerd om de verandering in de schrijver te laten zien. In de kern gaat het over twee vrijgezelle oudere mannen in een midlifecrisis. Hun leven staat stil. De schrijver kampt met een writer’s block en projecteert alles wat hij verlangt op herinneringen aan een meisje uit zijn jeugd. Een fantoom. Ze bestaat alleen in zijn nostalgische verlangen.
"Voor het personage van Kessels lieten we ons inspireren door de cowboycultuur en de zanger Lemmy van Motörhead. Ken je die documentaire over hem? Die portretteert hem als een vrijgezelle oude man in een kamertje met een tv, parkiet en een frietpan.
"Thomése heeft wel eens gezegd dat het verhaal nergens op slaat en dat hij een pulproman heeft geschreven. Misschien is J. Kessels een B-film. Het oordeel is aan de kijkers. Wie de grap en ironie niet ziet, zal er niets aan vinden. Het is geen sociaal-realisme, maar laat een hyperrealiteit zien. Absurd en surreëel. Fedja en Frank hebben twee mensen neergezet waar je van kunt houden."
Na een stilte: "Er zijn zoveel films die op dit of dat lijken. Het spreekt mij niet aan om iets te maken dat er al is. Er zijn al zoveel gewone films. J. Kessels is in elk geval geen gewone film."