Emily Atef over Plus que jamais

'Ik zag hoe agressief liefhebben kan zijn'

Emily Atef. Foto: Peter Hartwig

De terminaal zieke dertiger Hélène vertrekt in haar eentje naar Noorwegen. Plus que jamais gaat over zelfbeschikking en de tol voor onze naasten. “Het is geen film over de dood. Het is een film over het leven in de eindfase.”

In Plus que jamais besluit de terminaal zieke Hélène (Vicky Krieps) de laatste fase van haar leven in Noorwegen door te brengen, tegen de wil van haar man Matthieu (Gaspard Ulliel). Met haar film wil regisseur Emily Atef de laatste momenten voor iemands dood bespreekbaar maken; de jaren, maanden of weken waarin je weet dat je binnenkort zult sterven.

Ze spreekt in bedachtzame, meanderende zinnen tijdens een groepsgesprek op een dakterras in Cannes, maar alleen in eufemismen: sterven noemt ze steevast “weggaan” of “vertrekken”. In de film overlijdt niemand, maar er is een symbolisch afscheid aan het einde. Al is het juist de stervende die achterblijft en haar geliefde die op de veerpont stapt en weggaat.

Dat moment blijkt ook het filmische afscheid van acteur Gaspard Ulliel, die een paar maanden voor de première op het filmfestival van Cannes bij een ski-ongeval om het leven kwam. De dood van Ulliel komt pas aan het einde van het gesprek ter sprake, terloops en voorzichtig, omdat het verlies nog zo rauw is. Atef noemt Ulliel een intellectuele acteur, die ontzettend voorbereid op set verscheen en pagina’s aan research meenam. “Gaspard heeft zijn personage gedoopt; hij heeft hem zijn naam gegeven.”

Plus que jamais

Vanaf het eerste shot is het duidelijk dat Hélène ziek is. Hoe heeft u dat voor elkaar gekregen? “Dat was oorspronkelijk niet de eerste scène in het script. Maar het was een sterke scène en mijn editor… het was haar idee. Terwijl ik een paar weken weg was, vond ze deze scène verderop in de film en plaatste die aan het begin. Dat voelde zo goed. Omdat het een vrouw is die niet gelukkig is en niet oké is met wie ze fysiek is, vanwege de ziekte, waarvan we later ontdekken dat het fibrose is. Maar ook omdat ze zich verloren voelt, omdat ze niet weet wat ze moet met het feit dat ze een idiopathische ziekte heeft, wat betekent dat er geen genezing is, en omdat de levenden – haar liefhebbende man en moeder, haar vrienden – haar niet begrijpen. En ze begrijpt zichzelf niet. In het shot erna wordt ze ondergedompeld, en wij met haar, en komt ze omhoog om adem te halen. Dat is eigenlijk al de natuur, haar onderbewustzijn dat haar zegt: ‘Kom naar Noorwegen, kom naar de natuur, om het antwoord te vinden dat je zoekt.’ Dat is heel belangrijk voor me. Het is geen film over de dood – niemand sterft in de film – het is een film over het leven in de eindfase.”

Is uw kijk op ziekte veranderd door het maken van deze film? “Absoluut. Ik heb nog nooit zo lang aan een film gewerkt. Ik heb veel films tussendoor gedaan, maar ik had dit idee in 2010, dus dat is twaalf jaar geleden. Mijn moeder had 22 jaar lang MS. In 2012 werd kanker bij haar geconstateerd, in 2015 overleed ze. Ze heeft ook versies van het script gelezen. De film heeft me veel geholpen: het werken aan het script, het praten met mensen en het zien en interviewen van haar, zelfs op film. Vooral met het feit dat het liefhebben van mensen agressief kan zijn. In het begin was mijn moeder niet zeker van de chemo. En de agressie in de familie, van sommige familieleden, en vrienden… Toen ze besloot toch een kuur te doen, was de andere kant van de familie en vrienden weer boos. Als je ziek bent, weet je niet wat je moet doen. Het werken aan de film hielp me te zeggen: ‘Alleen jij kan voelen wat het beste voor je is.’ Maar ik was niet klaar toen ze wegging. Ik was niet klaar om haar te laten gaan. Ik was zeker niet ver genoeg om haar te vragen of ze me in de buurt wilde of niet. Op het moment dat ik haar kamer verliet, vertrok zij.”

Was het maken van de film een soort therapie? “Therapie in de zin dat ik als kind altijd geïnteresseerd was in hoe je dit laatste deel kunt leven. Ik was gefascineerd door wolven. Als ze ziek zijn en voelen dat ze doodgaan, verlaten ze zonder enig drama de roedel – om ze niet in gevaar te brengen – en vinden ze ergens een plekje onder een struik, in een bos, waar ze in alle rust kunnen vertrekken. Dat raakte me. En zette me aan het denken. Als kind, en als jonge volwassene, gaf het me rust. Ik zie dit laatste deel van het leven niet als iets duisters en macabers, behalve natuurlijk dat ziek zijn niet leuk is. Noch voor de zieke, noch voor de familie. Maar we kunnen het beter beleven als we erover praten en de zieke persoon gunnen te doen wat die echt wil.”

Uw film is een portret van iemand die stervende is… “Hélène sterft nooit in de film.”

Stervende in de zin dat dit het laatste deel van haar leven is. Wilde u dit bespreekbaar maken? “Het is zeker taboe, vooral in onze westerse samenleving. Mijn vader is Iraans, en ook in de Iraanse samenleving is het taboe. Waarschijnlijk gaan alleen oosterse religies, zoals het boeddhisme, er goed mee om. Ik snap het niet, om eerlijk te zijn. Het enige dat we weten als we geboren worden is dat we zullen sterven. Waarom kunnen we dit einde niet zo goed mogelijk leven? De maatschappij vertelt ons dat het donker en eng is, of dat er maagden zijn die op ons wachten, of een man met een witte baard. En wie weet? Ik kan niet zeggen hoe het zal zijn, maar waar we wel controle over hebben is hoe we die laatste momenten beleven. Het zou makkelijker zijn als we erover praten, zoals we over de puberteit of het krijgen van een kind praten en het hebben over hoe dat je leven totaal verandert.”

Heeft u die angst zelf? “Niet echt, amper. Soms denk ik: zal ik er ooit echt nooit, nooit, nooit meer zijn? Toen we in Noorwegen filmden, wat lastig was tijdens covid omdat ik maar zeven mensen in mijn team mocht meenemen naast mijn acteurs, kwam ik een gezegde tegen. Op een theezakje. Er stond: ‘Het onbekende boezemt me geen angst in.’ En ik dacht: wauw. Want een film maken tijdens covid was eng: als mijn acteurs – die allemaal meteen door zouden gaan naar een andere film – positief waren geweest, was ik in diepe problemen gekomen. Ik hing dat gezegde aan de muur en keek er elke dag naar. Dat hielp erg. Als ik aan het einde van het leven denk, denk ik daaraan. Het is enger om je geliefde te verliezen, dus om in de positie van Matthieu te zitten. Het duurt lang, maar aan het einde wordt hij de held van het verhaal, omdat hij haar laat kiezen. Dat is het grootste bewijs van liefde, een soort epifanie van liefde.”

Wat is de rol van de natuur in deze laatste momenten van haar leven? “Wanneer Hélène in een meer in Noorwegen zwemt, realiseert ze zich dat dit de plek is waar ze haar laatste momenten wil doorbrengen. Het is een geboorte voor haar. Voor het eerst is ze in het reine met zichzelf. De natuur geeft haar de ruimte zichzelf te ontdekken. De natuur in Noorwegen is zo extreem: de complete duisternis of het vele licht, de hoge bergen en de koude fjorden. Het is niet pittoresk als de Provence. Het is ruig. We zijn klein en nederig. Het maakt de natuur niet uit of je doodgaat. Dat gegeven maakt het voor haar makkelijker om te sterven.”