Bertrand Bonello over The Beast
'Hoe leven we met de doden?'
The Beast is Bertrand Bonello’s meest ambitieuze film tot nu toe: een caleidoscopische trip door drie tijdvakken, steeds met een briljante Léa Seydoux die onbeschrijfbaar onheil voelt naderen. “Het is niet commercieel om te zeggen, maar het hoofdonderwerp is eenzaamheid.”
Bewust of niet, Henry James voorzag in The Beast in the Jungle (1903) de catastrofes en tragedies die de twintigste eeuw zouden kenmerken. Zijn bekendste korte verhaal gaat over een man bezeten door het beklemmende gevoel dat naderend onheil zich van hem meester zal maken en hem zal verslinden. Voor hem voelt het alsof het beest in het oerwoud onzichtbaar, maar altijd voelbaar, op hem afsluipt om hem op een onverwachts moment aan te vallen. De ironie is uiteindelijk dat hij zijn ondergang zelf in gang zet doordat hij in zijn angstige paranoia de enige vrouw die hij liefheeft op afstand houdt.
Met zijn tiende lange speelfilm put de Franse regisseur Bertrand Bonello uit James’ verhaal om een van die zeldzame films te maken die ook echt op de 21ste eeuw reflecteren. Bonello bouwt op de mysterieuze tekst van James een soort hypercinema die bol staat van de ideeën. Drie tijden – 1910, 2014 en 2044 – lopen in The Beast door elkaar en versmelten tot één caleidoscopische nachtmerrie.
De rode draad door al die tijdvakken is dat onheilspellende gevoel, dat hier bezit neemt van het leven van Gabrielle (een briljante Léa Seydoux). In een door artificiële intelligentie bestuurde toekomst zijn zulke extreme emoties overbodig geworden en wordt Gabrielle geacht haar gevoelens te zuiveren in een machine die haar in aanraking brengt met haar eerdere levens. Het is de omkering van reïncarnatie, een soort uitbanning van historisch trauma via exposuretherapie om beter te kunnen functioneren in het heden.
The Beast is misschien wel de ultieme Bonello-film. De regisseur liet in eerdere films als L’Apollonide – Souvenirs de la maison close (2011), Nocturama (2016) en Zombi Child (2019) al zien hoe behendig hij is in het overstijgen van lineaire tijd. Met zijn nieuwste realiseert hij een filmische trip die dat onbeantwoorde gevaar van James’ verhaal volledig in zijn dna heeft zitten. The Beast is daardoor een enge film, beangstigend op een bijna onbeschrijfelijke manier. De vergelijkingen met David Lynch’ Inland Empire (2006) zijn snel en terecht gemaakt, omdat ook die film de ongrijpbare horror van het digitale tijdperk weet te belichamen in zinderende scènes en beklijvende beelden. En net als Laura Dern in Inland Empire is Léa Seydoux in The Beast een fascinerende acteur die zich met totale overgave in het complexe construct van de film stort.
In eerdere films brak u soms de tijdlijn open om een soort scheur in de ruimtetijd te maken. In The Beast is dit het centrale punt. Ziet u cinema als het middel om tijd te verbuigen en vernietigen? “Cinema is veel handiger op dit gebied dan bijvoorbeeld literatuur. En inderdaad, ik heb nog nooit zo veel met het concept tijd gespeeld als in deze film. Het was een van mijn eerste verlangens met deze film om drie tijdvakken te versmelten. Niet in drie verhalen, maar in één verhaal. Dat betekende een zoektocht: hoe resoneert iets uit 1910 ook in 2014? En hoe zou dat dan weer resoneren in de toekomst? In die zoektocht zat zo’n tachtig procent van het onderzoekswerk voor het script.”
Zocht u dan naar de menselijke connecties tussen die periodes? “‘Connectie’ is niet het goede woord denk ik. Ik zou eerder het woord ‘evolutie’ gebruiken. Kijk bijvoorbeeld naar de gevoelswereld van de mensen in 1910, die uit zich op totaal andere manieren dan in 2014. Emoties die ooit uitgesproken werden, worden nu binnengehouden en weggedrukt. Een andere invalshoek was om te kijken naar de geschiedenis van poppen: wat is een pop in 1910? En wat zal een pop worden in 2044? Het verschil is natuurlijk dat we weten wat er in 1910 en 2014 gebeurde. Over 2044 kunnen we enkel speculeren.”
Naast de manier waarop uw film veranderingen in gedrag en gevoel vangt, vond ik het ook heel bijzonder hoe hij reflecteert op eenzaamheid. Ik zie Léa Seydoux’ personage in elk tijdvak als een eenzaam mens. Uw eerdere films Coma [2022] en Nocturama gaan ook over zulke vervreemding en isolatie. “Het is misschien niet commercieel aantrekkelijk om dit te zeggen, maar het hoofdonderwerp van deze film is eenzaamheid. In 2014 zijn er zo veel scènes waarin Lea’s personage alleen achter de computer zit. En in 2044 praat ze vooral tegen stemmen zonder lichamen. Er is niemand meer fysiek aanwezig. Dat was ook gelijk een uitdaging voor mij, want voor het merendeel van de draaiperiode had ik Léa alleen in een kamer.”
Wat interessant is, want deze film voelt net als Coma als een reflectie op de lockdowns tijdens de covid-pandemie. Daardoor komen de dystopische taferelen die u in 2044 verbeeldt behoorlijk bekend voor. “Al die scènes van verlaten straten in de toekomst hebben we ook tijdens de pandemie gefilmd. Ik ben geen expert in sciencefiction, maar ik heb het idee dat als je binnen dit genre een film maakt, je twee kanten op kan: of je gaat megatechnologisch met allemaal verfijnde apparatuur of je gaat voor de post-apocalyptische woestenij. Ik wilde een derde kant op gaan: onze wereld, maar net een beetje anders. Het grootste verschil dat ik aanbracht was het wegnemen van allerlei dingen. Er is geen internet, geen sociale media, geen beeldschermen, geen telefoons, geen auto’s en geen interactie tussen mensen. Het wordt minimaal. Let maar op het geluid in die scènes, het is heel puur.”
Over geluid gesproken: naast scenario en regie verzorgt u ook altijd zelf de muziek voor uw films. Hoe ziet uw schrijfproces eruit, in combinatie met het componeren van de muziek? “Ik componeer zo’n 75 procent van de muziek tijdens het schrijven van het script. Al zeg ik altijd: je moet geen script schrijven, je moet een film schrijven. Dus als ik een scène schrijf en ik krijg de drang om er muziek bij te plaatsen dan stop ik met het scenario en ga ik naar mijn studio om aan de geluiden te werken. Daarna ga ik weer terug naar mijn bureau om verder te werken aan die scène. Zo kaats ik de hele tijd heen en weer.”
Coma ving ook dat gevoel van ennui, van vastzitten in een tijd en plaats. Zoekt u een uitweg van dat gevoel via uw films en kunst? “Wat mij betreft is kunst belangrijker dan ooit in deze zoektocht. We moeten het ergens vinden, en dan bedoel ik niet zozeer een uitweg of een oplossing voor onze problemen, maar een manier om onszelf een beetje te verheffen en wat hoger te plaatsen, zodat we niet de hele tijd bedrukt raken door slecht nieuws, malaise en depressie.”
Je zou The Beast als een sciencefictionfilm kunnen bestempelen, maar voor mij is het eerder een verhaal over geesten. Voor mij gaan al uw films over spoken en geesten uit het verleden. Hoe verhoudt u zich tot die fantomen in uw films? “Het doet me deugd om dat te horen, want ik hou van spookverhalen en ik hou van geesten. In toenemende mate heb ik een obsessie ontwikkeld met hoe we kunnen leven met de doden. Het is een sterk onderdeel van Coma, maar je ziet het ook in bijvoorbeeld Zombi Child. Hier in het Westen scheiden we de levenden van de doden. In Haïti bouwen ze juist een brug tussen die twee groepen. Dus hoe leven we met de doden uit het verleden? Dat is misschien wel de ultieme vraag voor cinema.”