Alice Winocour over Proxima

‘Ruimtereizen is de ultieme scheiding’

Foto Aurlie Lamachre

Eva Green bereidt zich voor op haar eerste ruimtemissie in Proxima, een bijzonder gedetailleerd drama over het fysiek en mentaal veel­eisende proces dat astronauten ondergaan om de aarde te verlaten. Scenarist en regisseur Alice Winocour heeft een zeldzame fictiefilm gemaakt die de internationale ruimtevaart vanuit een vrouwelijk perspectief belicht. “Het is eerder een droom óver, dan een verkenning van de ruimte.”

In film zijn het bijna altijd vaders of zonen die de ruimte in worden geschoten. Ze lossen belangrijke logistieke problemen op of beleven fantastische ruimteavonturen, terwijl hun geliefden op aarde achterblijven in een typisch melodrama: wanhopige huisvrouwen en onzekere kinderen gekluisterd aan de televisie om de heldhaftige daden van vader te kunnen zien – ook dat beeld kennen we maar al te goed. Met Proxima laat Alice Winocour zulke ruimtevaartfilmclichés voor wat ze zijn. De Franse coscenarist van Mustang (2015) en regisseur van psychologisch sterk onderbouwde films als Augustine (2012) en Disorder (2015) heeft een ongebruikelijk portret gemaakt van een vrouwelijke astronaut, gespeeld door Eva Green, die zich klaarmaakt voor haar eerste grote ruimtetocht: een jaarlang verblijf op het International Space Station om naburig zonnestelsel Proxima te onderzoeken.

Winocour omzeilt de typische genreclichés niet alleen omdat ze de genderverhoudingen in haar film heeft omgedraaid, maar ook omdat ze met een buitengewoon gevoel voor detail verbeeldt wat voor een intens proces het is om jezelf klaar te stomen voor een ruimtereis. Sarah (Green) zit midden in de voorbereidingen, die haar naar ruimtevaartorganisaties in Frankrijk, Duitsland, Rusland en Kazachstan brengen, terwijl ze ook voor haar jonge dochter moet zorgen. Eigenlijk zit ze met haar hoofd al voorbij de sterren, maar voor ze kan opstijgen moet ze afscheid nemen van haar aardse identiteit. Ze wordt een ruimtemens. Die heeft geen tijd meer voor hoofdrekentoetsen en vijfminutengesprekken. Met een aandachtige, haast obsessieve blik vangt Winocour hoe die mutatie in Greens personage in gang wordt gezet. Voor haar is een ruimtereis zowel een sterfproces, als de mogelijkheid voor een nieuwe geboorte.

Denkt u dat Proxima zo anders voelt omdat het deze keer over een moeder gaat? “Om te beginnen: Proxima is geen sciencefictionfilm. Het is een aardefilm. We verlaten de aarde eigenlijk niet, dus het is eerder een droom over, dan een verkenning van de ruimte. Misschien is het geen toeval dat er tegenwoordig zoveel films over ruimtevaart verschijnen en heeft het iets met de erbarmelijke staat van onze planeet te maken. Veel van die films gaan op zoek naar een nieuw leven ergens voorbij de sterren. Ik wilde juist vragen stellen bij onze gehechtheid aan de aarde en hoe moeilijk het zal zijn om die te moeten verlaten. In films hebben astronauten meestal geen problemen met het verlaten van de aarde, maar uit mijn bezoeken aan de Europese en Russische ruimtevaartorganisaties bleek dat de aarde verlaten heel zwaar is, fysiek en mentaal. En het gaat alleen maar zwaarder worden. We kunnen nu naar de maan. De volgende halte is Mars met een reistijd van negen maanden. Op de maan kun je de aarde nog zien. Op Mars zie je niets: alleen maar een leegte.”

U ziet ruimtereizen als het losrukken van de mens uit diens omgeving? “Het is de ultieme scheiding. En het leek me interessant om dat als metafoor te onderzoeken aan de hand van een portret van een moeder die haar dochter niet wil achterlaten.”

Wanneer een mannelijke astronaut in een film vertrekt, worden de gevolgen voor de achtergebleven familie op aarde vaak op dezelfde manier in beeld gebracht. Proxima zit op dat gebied veel complexer in elkaar. “Ik denk dat het belangrijk is om verhalen te vertellen die nog niet verteld zijn. Daarom toon ik ook die foto’s van echte vrouwelijke astronauten aan het einde van de film: vrouwen als Sarah bestaan echt. Dit verhaal is zo vaak doorleefd, ook buiten de relatief exotische wereld van de ruimtevaart.”

Tegelijkertijd werpt u een verfrissend onspectaculaire blik op de ruimtevaart. Er is veel aandacht voor details, protocollen en de kleine stapjes die gezet moeten worden om überhaupt te mogen opstijgen. “Tijdens de uitgebreide researchperiode, het schrijfproces, de opnames en de montageperiode was ik geobsedeerd door het idee om het eindeloos kleine te contrasteren met het eindeloos grote. Om kleine details te vangen over het alledaagse bestaan en die te confronteren met de kosmos en de sterren. Op de een of andere manier putte ik daarbij vooral uit mijn eigen ervaringen als moeder en filmmaker.”

Er is een scène in de film die dat mooi illustreert: Sarah is op een borrel van een ruimtevaartorganisatie, waar haar verveelde dochter Stella in een soort tentoonstellingsruimte terechtkomt met een reconstructie van het maanlandschap. In het klein kan Stella zich voorstellen waar haar moeder ongeveer naartoe gaat. “Voor mij kent deze film twee hoofdpersonages: de moeder en de dochter. Het verhaal gaat niet alleen over de bevrijding van Sarah, maar ook over die van Stella, met wie ik mezelf het meest identificeer. Veel details en momenten uit mijn eigen jeugd zijn in dat personage gestopt, bijvoorbeeld de manier waarop ze zich tot anderen verhoudt en de wereld om haar heen ontdekt. Ik wilde mijn eigen dochter zelfs de rol laten spelen, maar die weigerde. Ze wil ooit wel in een film spelen, maar niet in een die door haar moeder is geregisseerd.”

Dat brengt ons bij Eva Green. Een betere casting kan ik me niet voorstellen. Meestal speelt ze uitvergrote personages. Hier voelt ze abnormaal geaard. Was dat bewust en hoe was het om dat van haar te vragen? “Ik ben altijd al gefascineerd geweest door haar als actrice en als persoon. Er is iets gotisch aan haar, het intrigeert me enorm. Het verbaast me daarom niet dat ze in zoveel films van Tim Burton heeft gespeeld. Tegelijkertijd heeft ze zo’n sterke persoonlijkheid: ze is grappig en wild, maar ze heeft ook een hele gegronde kracht in haar, waardoor ik onmiddellijk kon geloven dat zij in een ander leven ook een astronaut had kunnen zijn. En wat je zegt is waar: veel regisseurs proberen die extremen uit haar te halen, maar ik was vooral geïnteresseerd in hoe ze zou overkomen als ze heel aards zou worden neergezet. Daar hebben we echt aan moeten werken. Het was voor haar een risico om haarzelf te ontdoen van de gotiek.”

De gespannen relatie tussen wat als normaal en abnormaal wordt gezien loopt als een rode draad door uw filmwerk: Augustine gaat over de seksueel gespannen relatie tussen een Franse neuroloog en zijn patiënt. Disorder toont een veteraan met PTSS. Uw films vangen heel aandachtig hoe personages met hun geestelijke staat omgaan. Waar komt dat vandaan? “Het is een soort obsessie met de relatie tussen lichaam en geest. Ik ben gefascineerd door mutatieprocessen en hoe die bestudeerd worden. Op veel manieren lijkt Eva Green in Proxima dan ook op Soko in Augustine. Ze worden beide vastgebonden aan allerlei vreemde apparaten om onderzocht te worden. Voor mij gaat dat uiteindelijk over controle. Wie heeft controle over het lichaam, over identiteit? In Proxima moet Sarah die namelijk deels opgeven. Ze is een aardepersoon, maar is in het proces van een ruimtepersoon worden. Ik moet daarbij denken aan monsters. Ze wordt steeds minder mens.”

Een soortgelijke obsessie met mutatie en de verschuivende grens tussen mens en monster zit ook in Julia Ducournaus Raw. Voelt u zich verwant tot zulke films en makers? “Enorm. Hoewel Julia duidelijker binnen genreconventies opereert delen we een onderliggende filosofie. In de traditie van de Franse cinema proberen we de meest innerlijke gevoelens nadrukkelijk in het verhaal te leggen. En geïnspireerd door David Cronenberg proberen we via fictie die innerlijke gevoelens te externaliseren, om heel duidelijk naar buiten te brengen wat binnenin zit.”


Lees ook de brief van Alice Winocour die ze ons stuurde vanuit haar quarantaine in het huis van haar grootmoeder.