Alex van Warmerdam over De jurk

'Het gaat nooit om de grap'

Alex van Warmerdam. Foto: André Bakker

Zijn films zijn volkomen helder en elke vorm van uitleg is overbodig, vindt Alex van Warmerdam. Aan verborgen betekenissen en mysterie doet hij niet, er is alleen datgene wat de kijker ziet. De jurk, Van Warmerdams derde film, is inderdaad de eenvoud zelve. Wat niet wegneemt dat er genoeg vragen zijn. Want hoe zit het precies met die nagespeelde werkelijkheid en die droevige humor?

De liefhebbers kunnen gerust zijn: veel vertrouwde elementen uit Abel (1986) en De Noorderlingen (1992) keren terug in De jurk. De kaalgeslagen personages, de visuele vondsten, de summiere dialogen, de sfeer van lichte vervreemding; ze gaven Van Warmerdam een eigen, herkenbare plaats in de Nederlandse film en hij is ze trouw gebleven. Toch betekent De jurk ook een koerswijziging: het afscheid van stilering en kunstmatigheid, het begin van een meer spontane en vrije werkwijze. Met De jurk verlaat Van Warmerdam de studio en begeeft hij zich voor het eerst in de ‘echte’ wereld.

De jurk volgt de levensloop van een luchtige zomerjurk met blaadjesmotief. Het kledingstuk brengt ons achtereenvolgens bij een oudere vrouw, een huishoudster annex schildersvriendin, een jong meisje en een zwerfster. Niet alleen de draagsters hebben een band met de jurk, ook de mannen in hun omgeving laten zich niet onbetuigd: een kunstschilder laat de jurk voortleven in zijn werk, een treinconducteur wordt erdoor aangezet om zijn seksuele fantasieën te verwezenlijken en een zwerver gaat met het laatste reepje jurk om zijn hals op zoek naar de ware liefde.

Het gesprek met Van Warmerdam vindt plaats in de Jordaan, de wijk waarin het hoofdkwartier ligt van theatergroepen Orkater en De Mexicaanse Hond en produktiemaatschappij Graniet Film. Ooit stond Van Warmerdam (Haarlem, 1952) aan de wieg van muziektheatergroep Hauser Orkater en in 1980 was hij een van de oprichters van De Mexicaanse Hond. Sinds 1994 fungeert Graniet Film, opgericht door de broers Alex en Marc van Warmerdam en Ton Schippers, als producent van Van Warmerdams films. Theater en film brachten Van Warmerdam succes, lof en prijzen, wat De jurk bij voorbaat opzadelt met hooggespannen verwachtingen. Van Warmerdam staat niet bekend als iemand die graag praat over zijn werk, maar dankzij twee tegenstellingen, die voor hem geen tegenstellingen blijken te zijn, wordt een aantal motieven en inspiratiebronnen in zijn werk zichtbaar.

De jurk

Vorm versus inhoud
Maken veel filmmakers verschil tussen inhoud en vorm, voor Van Warmerdam bestaat die tegenstelling niet. “Ik maak geen enkel onderscheid: ik bedenk dingen zowel vanuit de vorm als vanuit de inhoud. Ze gaan gelijk op, ze lopen door elkaar heen, ik kan dat niet herleiden. Het is net als met schilderen: dat is ook een ondefinieerbare mengeling van vorm en inhoud. Dan denk je ook niet, nu ben ik met de vorm bezig, en nu met de inhoud.”

“Ik kan beter over de vorm van mijn films vertellen dan over de inhoud, omdat ik me met de inhoud helemaal niet bezighoud. Een film vertelt zichzelf en daar komt zowel de maker als de kijker stapsgewijs achter. Mijn gedachten zijn niet meer dan motieven die ik gebruik tijdens het maken van de film. Daarna vergeet ik ze weer. Toch is de vorm voor mij niet het uitgangspunt. Het begint met herinneringen, emoties.”

De jurk is beslist geen vormfilm, in ieder geval niet zoals Abel en De Noorderlingen dat waren. Die ontwikkeling loopt parallel met mijn theaterwerk. Het Noorderkwartier was het summum van stilering, dat beschouwde ik als een eindpunt. Kaatje is verdronken, de meest recente voorstelling van De Mexicaanse Hond, speelde zich af in een realistisch decor, bijna een filmset. Ik voel een sterke behoefte om te kijken wat er gebeurt als ik in een meer realistische omgeving werk. Er zit nog wel stilering in De jurk, maar een film als De Noorderlingen zal ik niet meer maken, dat is voorbij. Ik vind het nu veel spannender om spontaan te draaien, waardoor ik mij veel vrijer en vitaler voel.”

“De belangrijkste reden dat ik heb gekozen voor een jurk als rode draad is dat dit veel vrijheid bood bij het schrijven. Als ik genoeg had van een personage liet ik de jurk gewoon wegwaaien. Ik wilde spontaan kunnen schrijven, ik had geen zin om te zwoegen op een mooie vertelstructuur of een perfecte spanningsboog. Daar hou ik toch al niet van, dat is me allemaal te ambachtelijk. Ik doe het wel, maar ik hou er niet van. Helemaal spontaan is het verhaal toch niet, er is natuurlijk wel degelijk aan gesleuteld.”

“Waar ik aan hecht is dat de vorm van een film niet liegt. Film is weliswaar gebaseerd op de leugen van de montage, maar dat kan op veel verschillende manieren. Amerikaanse films bestaan volledig uit schnitts, dat zijn sprookjes, heel verdovend en vermoeiend. Wat ik doe is iets heel anders, ik laat liever dingen in totalen zien, ik wil niet alles in stukjes knippen. Een gevecht dat je in zijn geheel kunt zien staat dichterbij de werkelijkheid dan een gevecht in close-ups. Wat de werkelijkheid is weet niemand en het blijft allemaal verzonnen, maar ik wil de dingen laten zien zoals ze zijn. Dat heeft te maken met nuchterheid, helderheid. Mijn films zijn heel begrijpelijk, heel sec.”

“Als mensen vragen waar mijn films over gaan, zeg ik niets, want dat interesseert me helemaal geen klap. Het is niet aan mij om dat te beantwoorden. Ik hoef alleen maar een film te maken. Het is aan de toeschouwer om er wat mee te doen, het is niet mijn verantwoordelijkheid om uitleg te geven. Je hebt altijd mensen die er van alles in zien, allemaal verborgen lagen, maar ik weet daar niets van, ik hou mij er niet mee bezig. Ik weet alleen dat ik elke film maak om me te bevrijden van de vorige. Met het maken van De jurk heroverde ik mijn vrijheid na De Noorderlingen. Dat was een hele strakke, strenge film, die nodig was om mijn volgende film te kunnen maken. Elke film is een stukje van mijn ziel. Er zit niets in waarvan ik denk: dat sjoemel ik er maar even doorheen. Om de dooie dood niet, ik blijf er net zo lang aan werken totdat ik er echt niets meer aan kan doen.”

Humor versus tragiek
Humoristisch of tragisch worden de films van Van Warmerdam wel genoemd. Hoe kijkt hij daar zelf tegenaan? “Dat vind ik eigenlijk ook geen tegenstelling. Ik ga altijd uit van een tragische situatie, de humor is het enige dat er vanzelf in komt. Daar hoef ik vrij weinig voor te doen, ik ben er niet bewust naar op zoek. Ik denk niet: hoe kan ik dit nog leuker maken? Het is meegenomen als het publiek ergens om moet lachen, maar het is geen ramp als ze dat niet doen, want het gaat nooit om de grap.” “Ik vind De jurk geen vrolijke film, nee, ik vind het een droevige film… ja, toch wel een droevige film. Sommige mensen vinden het een hele leuke film, maar dat begrijp ik niet echt. Als mensen naar De jurk komen kijken met het idee van ‘lekker lachen’, dan komen ze bedrogen uit, Maar de mensen moeten na De Noorderlingen toch ook gewaarschuwd zijn, want daar viel dat ook al lelijk tegen. Die film schuift toch behoorlijk de modder in tegen het einde, dan moet je wel behoorlijk wanhopig zijn, wil je daarom blijven lachen.”

“Ik maak geen genrefilms: geen komedie, geen tragedie, het zwengelt er tussendoor. Ik accepteer dat de ene toeschouwer mijn films naar de geestige kant trekt en de andere naar de droevige kant. Dat vind ik ook eigenlijk wel mooi, dat dat kan. Maar als er zometeen bij de première van De jurk twintig mensen naar me toekomen, die me op de schouder slaan en zeggen dat ze het zo’n leuke film vinden, dan ga ik me wel raar voelen.”

“Absurdisme is maar een term. Aat Ceelen staat me altijd bij in dit soort dingen, die heeft wat meer opleiding genoten. Ik vroeg hem eens: ‘Is het absurd wat ik maak?’ Toen zei hij: ‘Helemaal niet, alles wat in jouw werk gebeurt, zou werkelijk kunnen gebeuren.’ Er zweven geen naaimachines door de lucht en er staan geen brandende olifanten aan de horizon. Vervreemding is het ook niet, want veel van de beelden die ik gebruik komen uit mijn herinnering. Dat is mijn alledaagsheid, die zat er van meet af aan in. Het is niet zo dat ik er achteraf nog een beetje vervreemding aan toevoeg.”

“Eigenlijk probeer ik steeds een tragedie te maken, maar de relativering sluipt altijd naar binnen. Ik probeer het licht te houden, want van zware, serieuze kunst, daar hou ik niet van. Liever zie ik een soort optimistisch pessimisme, om het verteerbaar te maken. Ik hou niet van cynisme, er moet een opening zijn. Daarom laat ik ook zien dat ik mededogen heb met mijn personages, ze zijn nooit walgelijk of onrealistisch, hooguit een beetje vereenvoudigd. Het is heel gemakkelijk om de dialogen een klein beetje op te tillen, om ze iets geestiger te spelen. Maar dan kom je al snel uit bij een sketch en dat wil ik niet.”

“Het is een van mijn grote wensen om iets te maken waarin humor en tragiek zich als vanzelfsprekend naast en door elkaar heen bewegen. Mijn werk bevindt zich tussen twee polen: ik wil het publiek vermaken, maar ik laat me ook leiden door dingen die ik in eerste instantie bedenk en die misschien minder vrolijk zijn. Mijn films hebben ook iets stugs en onvoltooids in hun manier van vertellen. Net als bij De Noorderlingen is het einde van De jurk niet echt lekker, een beetje verwrongen. Het lekkerste deel zit in het midden, daarna wordt het steeds kleiner, steeds stiller. Dat is niet ideaal, maar zo heeft de film zich opgedrongen. Dus zo moet hij zijn.”

Freud
Een derde schijnbare tegenstelling die een belangrijke rol speelt in de films van Van Warmerdam is die tussen man en vrouw. Was het in De Noorderlingen al een moeizame aangelegenheid tussen de seksen, in De jurk is uitsluitend sprake van verkrampte seksualiteit. Vooral waar het de mannen betreft: ze zijn impotent of gefrustreerd. Gevraagd naar zijn visie op de verhouding tussen man en vrouw, verschuilt Van Warmerdam zich achter professionele argumenten: conflicten laten zich goed beschrijven en hij wilde als acteur eens graag met een vrouw in bed liggen. Een inhoudelijk commentaar op de samenleving moeten we er niet achter zoeken: “Ben je gek, natuurlijk niet! Ik ben geen heilige kunstenaar. Die bestaan niet, kunstenaars hebben een klein ideetje en daar bouwen ze iets omheen.”

En dat Van Warmerdam zelf opnieuw, net als in De Noorderlingen, een tamelijk verknipte figuur in uniform speelt, dat heeft ook niets te betekenen? “Zoiets ontstaat, maar waar dat precies vandaan komt weet ik niet. Daar moet je Freud voor raadplagen. Ik wilde eigenlijk niet weer een rol in uniform. Maar dat soort dingen dringt zich op, als een mengeling van dromen en herinneringen. Als ze er na een week nog zijn, dan ga ik er iets mee doen.”