Nr. 10
Mythische trivialiteiten
In zijn tiende speelfilm doet Alex van Warmerdam héél erg op z’n Van Warmerdammiaans allerlei dingen die eigenlijk helemaal niet zo Van Warmerdammiaans zijn.
Alex van Warmerdams Nr. 10 opent met een beeld dat losstaat van de rest van de film, maar toch iets essentieels ervan weergeeft. We zien een stormachtige zee, gefilmd in slowmotion. Woest en kalm tegelijk, zoals ook Nr. 10 dat als geheel is.
Belangrijker nog dan dat beeld is het geluid – de eerste tonen van de door Van Warmerdam zelf gecomponeerde filmmuziek. Eerst een grondtoon, duister en licht dreigend, onaards. En dan ineens een riedeltje op een harmonica, niet persé vrolijk maar wel frivool, een beetje banaal misschien.
Ook die tegenstelling typeert Nr. 10. De film bevat waarschijnlijk de meest banale momenten en dialogen uit het oeuvre van Van Warmerdam – en dat wil wat zeggen, want zijn stijl was altijd al tot op het bot uitgebeend. Maar de film grijpt ook naar iets groots, episch, mythisch, op een manier die Van Warmerdam nog niet eerder liet zien (al zag de oplettende bezoeker van zijn expositie L’histoire kaputt in 2018 in Eye al een voorstudie voor juist het meest buitenissige element van de film).
Dat epische komt pas in de tweede helft van de film goed op gang, dus daarover hebben we het hier verder niet. Blijft over: het triviale, de kleinzerige menselijke sores waar Van Warmerdam zich met een sardonisch genoegen in wentelt. Hier die van een klein theatergezelschap dat een voorstelling repeteert. De oudere acteur Marius (Pierre Bokma) kent zijn teksten niet – omdat zijn vrouw ernstig ziek is, zegt hij, maar om haar lijkt hij zich na thuiskomst ’s avonds niet echt te bekommeren. Zijn tegenspeler Isabel (Anniek Pheifer) heeft een relatie met Karl (Hans Kesting), de regisseur van het stuk, maar onderhoudt ook een affaire met collega Günter (Tom Dewispelaere). Dat wordt gedoe natuurlijk.
Gaandeweg groeit Günter uit tot de hoofdpersoon van de film en borrelen surveillance en achtervolgingen op als belangrijke thema’s. Dat laatste mondt uit in een heerlijke scène met een soort Droste-effect van elkaar bespionnerende personages – Karl achtervolgt Isabel naar Günters appartement, Günter wordt op zijn beurt heimelijk gefilmd door zijn dochter Lizzy (Frieda Barnhard), die vervolgens ook Karl spot, en dat hele tafereel wordt dan weer gadegeslagen door een raadselachtige overbuurman (Gene Bervoets). Wat die er verder mee te maken heeft, dat wordt pas in dat meer epische deel duidelijk.
Het is al lang niet meer zo dat Van Warmerdam telkens hetzelfde maakt, zoals bij zijn eerste handvol films misschien nog wel vol te houden was. Maar Nr. 10 slaat wel héél onvermoede richtingen in, terwijl de film toch ook naadloos in Van Warmerdams oeuvre past. Want hoe episch het ook wordt, in Van Warmerdams handen blijft het allemaal heerlijk triviaal aanvoelen.