Grensverleggen
Dwalen door de woestijn
Willen we wel en kunnen we niet? Of willen we niet en kunnen we niet? Films maken die emotioneel, filmisch, moreel en esthetisch grenzen verleggen. Die onbekende territoria verkennen. Die afrekenen met de middelmatigheid op alle gebieden. Een pleidooi; omdat we zo van de Nederlandse film houden.
“Mijn films zijn een oproep voor een cinema van urgente vragen in plaats van valse — want te gemakkelijke — antwoorden, voor het verhelderen van afstand in plaats van de nabijheid geweld aan te doen, voor provocatie en dialoog in plaats van consumptie en consensus.”
Michael Haneke (Film as catharsis)
“Om met ons zelf en met elkaar te kunnen leven, moeten we onze nachtmerries op het scherm brengen”, zei de Franse regisseur Bruno Dumont vorig jaar tegen het Britse filmblad Sight and Sound. Het was zijn motivatie voor Twentynine Palms, voor veel mensen niet alleen een emotionele maar ook een filmische nachtmerrie, met zijn urenlange saaie autoritten en brute verkrachtingsfinale. Volgens Dumont is de film door zijn vorm – de aanvankelijke belofte van een traditioneel verhaal wordt niet nagekomen – ook een aanval op de Amerikaanse cinema.
Een andere Fransman, Gaspar Noé, maakte vier jaar geleden Irréversible, een achterstevoren vertelde angstdroom, die begint met extreem geweld en eindigt met een ontmoeting tussen twee geliefden. Niet gemakkelijk verteerbaar, maar wel een film die de kijker dwingt na te denken over het geweld, doordat Noé dat al in het begin van de film laat zien. Geweld niet als ontlading, maar als de bril waardoor we alle volgende gebeurtenissen beoordelen.
Of neem de misselijkmakende drama’s van de Oostenrijker Michael Haneke of van diens landgenoot Ulrich Seidl (Hundstage). Of neem Batalla en el cielo van Carlos Reygadas. Of Festen van Thomas Vinterberg, of Bin-jip van Kim Ki-duk of Oldboy van Park Chan-wook. Of La haine, Requiem for a Dream of Larry Clarks Kids. Of recentelijk Géla Babluani’s Tzameti. Niet bepaald onsuccesvolle arthousefilms, er zitten zelfs moderne klassiekers tussen.
Gemene deler?
Allemaal van over de grens. En het zijn films die niet alleen emotioneel onbekend terrein verkennen maar vaak ook filmisch de grenzen verleggen. Films waar mensen het over hebben. Films waarvan je de invloed vaak terug ziet in mainstream Hollywood-cinema. Films van filmmakers die er internationaal mee doorbreken. Of het nou iets te maken heeft met de gewelddadige aard van Aziatische fantasieën of een verziekt Frans-Duits gezinsleven dat filmers uit die landen deze verhalen afleveren – nee – feit is dat deze verhalen hier tussen de dijken zelden of nooit worden geschreven of verfilmd. Alsof we hier achter de voordeur in volstrekte harmonie leven.
Verstikking
Natuurlijk blijven er extreme scenario’s hangen aan de strijkstokken van de Hollandse geldschieters. Dat is een bekend verhaal. Maar dat is niet de enige reden. Producent Stienette Bosklopper van Circe Films en tot voor kort voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Speelfilmproducenten vertelde een paar maanden terug op een avond van de Vereniging van Nieuwe Film- en Televisiemakers dat ze zelden of nooit scenario’s op de mat krijgt die grenzen opzoeken. Niet in vorm en niet in inhoud. En dat ze die scenario’s wél wíl.
Dumont zegt eigenlijk dat een gebrek aan dit soort verhalen betekent dat wij niet in de spiegel (durven) kijken. Dat we de donkere, hijgende werkelijkheid, onze nachtmerries, ontkennen. Waarom begon de nouvelle vague ooit? Omdat Franse films een ziekelijk optimistisch Frankrijk lieten zien: de verstikkende ansichtkaartrealiteit van het goedlachse en dijenkletsende Frankrijk waar mensen op stille landweggetjes alleen picknicken in plaats van elkaar aanranden. Waar blijven de Nederlandse nachtmerries? Alsof hier ’s nachts niemand onder de schemerlamp wordt mishandeld.
Grenzen verleggen betekent niet een film vol ellende. Ik kan me ook een enorme twee-uur-durende in felle kleuren uitgevoerde overdrijving van een intens gelukkige liefdesaffaire voorstellen – laten we zeggen met de blije overtuiging van een Chinese staatsopera. Gefilmd in Marokko. Of in Moskou. Want Nederland is niet per se het land tussen de sloten en de grachten. Al zijn die nog veel te weinig goed in beeld gebracht. Maar vlieg eens naar de Russische toendra of de Marokkaanse woestijn en laat het Nederland zijn. Anderen doen dat. Laat je inspireren. Waarom niet zoiets als Lisandro Alonso’s Los muertos op het brede noordstrand van Terschelling? Ook de fysieke realiteit van het Nederlandse landschap wordt hier zelden in films uitgedaagd. Waarom moeten Nederlandse films altijd reduceren in plaats van vergroten, terwijl we in de bioscoop juist naar de meest fantastische werkelijkheden op zoek zijn? Dat constateerden de Fantasten in hun Manifest voor de Verbeelding een paar jaar geleden ook al.
Vinexwijken
‘Venture into the unknown‘, schoot me te binnen toen ik het interview met Dumont las. Het lef hebben om het onbekende op te zoeken. En dat onbekende ligt om de hoek. Zelfs onze vinexwijken met hun vrolijke overzichtelijkheid zonder ballast van het verleden kunnen een kale vlakte zijn waar onderlinge treiterijen en bedrog een verderf zichtbaar maken. Misschien juist die vinexwijken.
Andrew Birkins The Cement Garden, over twee kinderen die na de dood van hun ouders in hun eigen wereld blijven leven en met elkaar en de omgeving experimenteren, kan aan de rand van elk vinexparadijs worden gefilmd. Het is maar een voorbeeld.
Voor de duidelijkheid. Er zijn genoeg Nederlandse experimentele films die onbekend terrein opzoeken. En er zijn zelfs veelbelovende films die meer in de mainstream ronddobberen die die richting op gaan. Vorig jaar draaide op het Nederlands Film Festival alt.suicideholiday.net van David Verbeek die opviel door vorm – weinig woorden, geen grote gebaren in beeld – en inhoud – drie mensen komen bij elkaar in een vakantiehuisje om een eind aan hun leven te maken. Of Elbert van Striens Wereld van stilstand. Het gebeurt dus wel maar het gebeurt veel te weinig. En zeker niet op speelfilmlengte. En meestal zonder de ‘bite’ die de films die ik eerder noemde wel hebben.
Te weinig originele scenario’s? Te weinig lef bij schrijvers, onwil om buiten bekend gebied te denken? Misschien is het een soort luiheid. Hersenen zijn nou eenmaal conservatief. Misschien. Ik weet niet hoeveel en welke scenario’s er op de plank liggen. Of het nou bij producenten is of thuis bij schrijvers en filmmakers. Scenario’s die liggen weg te rotten omdat iedereen de hoop op financiering bij voorbaat al opgeeft. Maar het gaat er even niet om waar ze liggen, het gaat erom dat ik ze niet zie, het gaat erom dat een nationale cinema die verhalen moet vertellen.
Spasme
Even iets abstracter. Het gaat er niet om dat ik de praktijk niet begrijp. Extreme vormen en verhalen liggen op onbekend terrein waar bij het schrijven niet elke gedachte voortrolt uit de vorige. Dat is lastig dus, lastiger dan bij een conventioneel verhaal waarin zich bij het schrijven bekende oplossingen aandienen zoals gezichten, uitdrukkingen, scènes en zinnen uit andere films. Conventioneel maakt iedereen blij: de schrijver produceert sneller en de geldschieter komt niet voor verrassingen te staan: want bij film moet liefst alles vooraf gekend worden, film kost veel geld en verrassingen zijn duur. Scènes en woorden moeten vooraf worden herkauwd tot alle onvoorspelbaarheid eruit verdwijnt.
Tuurlijk: zonder gedetailleerd scenario schieten geldschieters vaak meteen in een spasme, met op de achtergrond een zwetende accountant die uitzinnig en hoofdschuddend op z’n telraam tekeer gaat. Dus voor je het weet ontstaat er zelfcensuur bij het schrijven en zoiets wordt traditie. Dus zijn er schrijvers en geldschieters met lef nodig. Die gekoesterde bezoekers komen vanzelf wanneer ze geprikkeld worden. Echt. Kijk maar over de grenzen. Kijk maar naar de filmgeschiedenis. Haneke c.s. wisten ook niet van tevoren wie er naar hun films kwamen kijken. Maar ze kwamen wel.
Instabiel
Aan het schrijven gaat iets anders vooraf: de keuze voor thema’s die de kijker op scherp zetten – verstikkende relaties, toevalligheden die iemands leven overhoop halen, eenzaamheid, het onvermogen om contact te maken, het doordringende en alomtegenwoordige egoïsme, de al te menselijke zelfvernietigingsdrang, maar ook de mellow chill out flow van een paar zomerse dagen in Antwerpen zoals in Tom Barmans Any Way the Wind Blows. En dat allemaal liefst met weinig woorden om het voorkauwen tot een minimum te beperken.
Beelden mogen best meer voor zich spreken, zie Nanouk Leopolds Guernsey. Zie David Lammers Langer licht. Zie Alex van Warmerdam. Bruno Dumont wilde in Twentynine Palms ook zo weinig mogelijk dialoog omdat “je bij films iemands gedachten moet kunnen lezen”. Taal moest een obstakel worden. Oplossing: een Franse actrice en een Amerikaanse acteur die elkaar nauwelijks konden verstaan. Het hoeft niet moeilijk te zijn.
Of neem andere culturen in polderland. Daar is de afgelopen twintig jaar het een en ander over te doen geweest. Nou houd ik best van komedies maar we hoeven niet alléén komedies te maken over de Marokkaanse cultuur in Nederland. Hier liggen de spiegels echt voor het oprapen. Opnieuw, het gaat niet alleen om miserabele neergaande spiralen waar aan het eind van het verhaal iedereen dood is of vast zit of een onmogelijk huwelijk kenbaar maakt aan de familie. Het gaat om het simpele feit dat hier veel meer verhalen liggen te wachten. Onbekend, braakliggend terrein. Wie biedt? Dit land is emotioneel veel rijker, veel instabieler en daarmee artistiek veel interessanter dan hoe we het op het scherm zien.
Onderbuik
Ik houd niet van Irréversibele of Funny Games. Die verhalen zijn voor mij verschrikkelijk om naar te kijken. Vorig jaar hebben we in de Filmkrant een artikel geplaatst, een briefwisseling tussen Mike Naafs en ondergetekende, waarin ik me afvroeg of het niet ongezond is om dit soort verhalen te zien. Maar ik moet inmiddels wel bekennen dat ze gezien moeten worden. Een samenleving die z’n eigen onderbuik ontkent, is ziek.
Dan moeten filmfondsen en omroepen dus ophouden met van makers eisen dat ze ‘herkenbare personages’ in het scenario proppen en dat personages ‘ontwikkelingen moeten doormaken’. Personages hoeven zich niet te ontwikkelen, ze kunnen ook stilstaan en maar wat aanrommelen. En toch verschrikkelijke of fantastische dingen doen. Dat zou allemaal voor zich moeten spreken maar dat doet het kennelijk niet.
En schrijvers en regisseurs moeten ook eens wat meer moeite doen en hun zin doordrijven. En als het zo is dat ze dat onbekende terrein al wel in scenario’s verkennen, dan wil ik dat wel weten. En ik niet alleen. Filmliefhebbers in binnen- en buitenland snakken naar films die hun ogen openen, hun horizon verleggen en ze dicht bij zichzelf terugbrengen. Kijk maar hoeveel succes die films hebben als ze eenmaal worden gemaakt.
Pasolini zei dit in een interview over Salò o le 120 giornate di sodoma, volgens hem een aanklacht tegen consumentisme en massacultuur: “Ik denk dat kunstenaars nergens vrij zijn. Hij wordt verpletterd door de middelmatigheid van de maatschappij waarin hij leeft en daarmee is hij een levend dispuut, een levende rel. Hij staat voor het tegenovergestelde van het idee dat elk mens in elke maatschappij van zichzelf heeft. Maar zelfs een minimale marge van vrijheid – een marge die misschien niet eens gemeten kan worden – is er volgens mij altijd.”