Requiem for a Dream

De hel van het chemische geluk

Het einde van een droom

Darren Aronofsky’s Requiem for a Dream schetst de apocalyps van een door drugs verteerd gezin. Zijn tweede film, na Pi, is een zowel deprimerend als visueel spektakel dat de kijker in de morbide wereld van de gebruiker zuigt.

‘Dodenmis voor de zielenrust van een overledene’, luidt de letterlijke verklaring die het woordenboek geeft voor ‘requiem’. De poëtische titel verwijst, net als het idyllische zeegezicht op de poster, verraderlijk naar een film waarin weinig zielenrust te vinden is. Requiem for a Dream is een confronterend portret dat de ondergang schetst van vier Amerikanen die bij gebrek aan een rooskleurige toekomst hun toevlucht zoeken tot de stimulerende middelen.

Niet alleen zoon Harry (Jared Leto), zijn vriendin Marion en vriend Tyrone, maar zelfs moeder Sara Goldfarb (Ellen Burnstyn, terecht voor een Oscar genomineerd) belandt in een neerwaartse spiraal wanneer zij een uitweg hoopt te vinden in het chemische geluk. Aan het begin van de film probeert zij haar kind nog het rechte pad op te laveren door de televisie die hij wil verpatsen aan de radiator vast te binden, maar zodra een malafide diëtist de wat neurotische zestiger toevertrouwt dat ze van die felgekleurde pilletjes af kan vallen, is ook voor Sara de weg terug al snel geen optie meer.

Zwaard
Aronofsky’s tweede film, na Pi, betreedt, als zoveelste antidrugsfilm die de kijker confronteert met de desastreuze gevolgen van overmatig drugsgebruik, in principe platgewalste paden. Het gebeurt echter zelden dat de beelden zich niet beperken tot het objectieve buitenstaandersperspectief, maar de toeschouwer zonder enige terughoudendheid meeslepen in de fantasieën en hallucinaties die de stimulerende middelen de karakters voorschotelen. Waar in Danny Boyles Trainspotting bijvoorbeeld nog ruimte was voor ontladende humor, schotelt Requiem de kijker de bijwerkingen volstrekt compromisloos voor.

Scenarist Hubert Selby Jr., die zijn eigen boek tot script bewerkte, geeft de personages nauwelijks achtergrond mee. De film lijkt op een willekeurig punt in het leven van het viertal te vallen; het is slechts duidelijk dat de verslaving van de drie adolescenten al enige tijd gaande is en dat alle personages wanhopig op zoek zijn naar het harmonieuze gevoel dat ze ontberen.

De hectische wijze van filmen en monteren waarmee Aronofsky in zijn debuut Pi de gedachtewereld van het wiskundige genie Max verbeeldde, gebruikt hij in Requiem om de belevingswereld van de verslaafden te visualiseren. Door uitgebalanceerd gebruik te maken van onder meer een onwaarschijnlijk snelle montage (de anderhalf uur durende film kent tweeduizend cuts), splitscreen binnen één beeld, fastmotion en extreme close-ups zuigt de regisseur de kijker zonder enige moeite mee in de morbide realiteit van de gebruiker.

Net als in Selby’s Last Exit to Brooklyn zijn de gelukkige momenten die de drugs opleveren één grote illusie: vanaf de eerste minuut hangt het deprimerende einde al als een zwaard van Damokles boven de verslaafden. Het laatste kwartier van de film, waarin de regisseur met de weinig subtiele apocalyps als een moker op de kijker inhakt, vormt niet alleen de genadeslag, maar bovenal de kroon op Aronofsky’s visuele spektakel.