ANY WAY THE WIND BLOWS
Swingend stadsportret
In Any way the wind blows hinkelt de camera gedurende een zwoele dag en nacht tussen de levens van acht Antwerpenaren. De enorm swingende ensemblefilm zit vol met humor en sterk acteerwerk.
Toen Tom Barman een paar jaar geleden op de Rotterdamse Cinemart liep te leuren met zijn filmproject, luidde de titel nog Vrijdag, vrijdagavond. Dat heeft hij in de uiteindelijke versie ingeruild voor Any way the wind blows omdat het anders "te veel als een Franse praatfilm zou klinken". En dat is Barmans debuut dus zeker niet. Maar verder is die tijdsaanduiding een prima dekkende vlag voor dit Vlaamse filmportret.
In Any way the wind blows hinkelt de camera gedurende een zwoele dag en nacht tussen de levens van acht Antwerpenaren. Een mislukt schrijver gaat boekhandels af om te ontdekken dat zijn boeken zijn verramsjd. Een dj-ende filmoperateur kampt met relationele en professionele tegenslag. Twee posterplakkers met jaren tachtig-obsessie zitten vast in de details van hun nietszeggendheid. Een claustrofobische galeriehouder drijft windhandel. Een computerexpert worstelt met haar eigen saaiheid. Een jonge kunstenaar steelt een dodelijk virus uit een laboratorium. Een styliste leidt aan het is-dit-alles-gevoel. Het wervelende fenomeen Windman danst de liefde tegemoet. En dan is er in deze Altman-achtige mozaïekvertelling nog een negende personage: de stad Antwerpen. Zonder ook maar een moment chauvinistisch of truttig te worden brengt de film een ode aan de stad die al sinds een jaar of wat bekend staat als de Vlaamse hoofdstad van de pop en mode. En die nu dus ook als filmstad op de kaart is gezet.
Messcherp
Any way the wind blows zit barstensvol filmische en persoonlijke grapjes. Zo speelt een mobiele telefoon een melodietje van dEUS, een subtiele verwijzing naar Barmans roemruchte rockverleden. Collecterende agenten citeren het adagium ‘Art should raise questions’ van conceptualist Bruce Nauman. Er wordt gerefereerd aan John Carpenters cultfilm Assault on precinct 13. En in de openingsscène loopt Windman op funky jaren zeventig-tonen door een voetgangerstunnel zoals Pam Greer dat in Jackie Brown doet.
Any way the wind blows heeft sowieso veel weg van een Tarantino-film — zonder overigens in slaafs epigonisme te vervallen. De ijzersterke soundtrack die het hele spectrum tussen Bach en drum ‘n’ bass bestrijkt, levert tegelijkertijd decor en commentaar. De dialogen zijn razendsnel, messcherp en vaak gekruid met een stevige dosis absurdisme. De meeste oneliners zijn bijzonder raak, sommige zijn diepzinnig, andere hilarisch. En de — vaak onbekende — acteurs brengen ze met een natuurlijkheid die verfrissend is. Barman maakt daarbij handig gebruik van een staalkaart aan Vlaamse dialecten om de schakering van persoonlijkheden en verhalen nog iets verder te accentueren.
Nu is dit debuut niet helemaal perfect. De speelduur had iets korter gekund dan de meer dan twee uur die er nu staan. Vooral de sleutelscène waarin alle personages samenkomen op een in drank en drugs ondergedompeld feest — een kruising tussen Blake Edwards’ The party en The rules of attraction — had korter gekund. Hier verliest de regisseur zich in visuele krachtpatserij met topshots en slowmotion.
Maar het wordt hem direct vergeven. Want Any way the wind blows is met stip een van de leukste producties die het Nederlandse taalgebied de afgelopen jaren heeft voortgebracht.
Edo Dijksterhuis