Evenementen – 24 januari 2013
Alles over bergen
Nederland heeft geen bergen, maar wel een Dutch Mountains Film Festival. De derde editie wordt van 18 t/m 20 januari gehouden in Filmhuis De Spiegel en Theater Heerlen. Zoals uit de naam blijkt, zijn ‘bergen’ het onderwerp van het filmfestival. Dat woord moet breed worden opgevat, want het festival vertoont documentaires over bergnatuur, -ecologie en de geschiedenis van bergvolken, maar ook speelfilms die zich in bergen afspelen. Bij elkaar staan een kleine twintig films op het programma. Over natuur en de macht van geld gaat het in de documentaire You’ve Been Trumped (Anthony Baxter, 2011), over het plan van de Amerikaanse miljardair Donald Trump om een golfbaan in het Schotse kwetsbare berglandschap Aberdeenshire aan te leggen. Het verzet van de bevolking kan niet voorkomen dat de golfbaan er uiteindelijk komt. Één van de documentaires over bergbeklimmers is Iran: Living with the Vulcanos (Mario Casella en Fulvio Mariani, 2011), over een Zwitsers team bergbeklimmers in Noord-Iran. Messner (Andreas Nickel) schetst een portret van Reinhold Messner, ’s werelds beroemdste bergbeklimmer, wiens broer bij een gevaarlijke beklimming om het leven kwam. Wie denkt dat er geen ruigere natuurmensen dan bergbeklimmers zijn, moet Winter Nomads (Manuel von Stürler, 2012) gaan zien. De film volgt in Zwitserland twee schaapherders, die met achthonderd schapen dag en nacht in de bergen leven. Dat is pas stoer! Dat bergbeklimmen niet zonder risico is, is te zien in Danny Boyles succesfilm 127 Hours (2010). De speelfilm is gebaseerd op het ongeluk van bergbeklimmer Aron Ralston, die vijf dagen klem zat in een spleet van een berghelling. Het Zwitserse docudrama Kinder von Napf (Alice Schmid, 2011) portretteert kinderen die geïsoleerd in de Zwitserse bergen leven. Lekker met de skilift naar school!
dmff.eu | filmhuisdespiegel.nl
Anderson is back
Je hebt filmmakers die sneller films maken dan god kan bijhouden, maar je hebt ook filmmakers die door god bijna vergeten zijn als ze eindelijk weer met een film komen. Zo’n filmmaker is Paul Thomas Anderson. De Amerikaanse regisseur neemt zijn tijd. Bij zijn laatste drie films was dat telkens vijf jaar: Punch-Drunk Love in 2002, There Will Be Blood in 2007 en nog net in 2012 (althans in de VS) The Master. Vóór deze drie films werkte hij een stuk sneller. Na zijn doorbraak Hard Eight in 1996 konden we een jaar later al naar het geweldige Boogie Nights. En twee jaar later, in 1999, zaten we al weer in de bioscoop bij het meesterwerk Magnolia. Maar tijd is onbelangrijk bij een geniale filmmaker. Liever één briljante film in tien jaar dan tien slechte in één jaar. Ter gelegenheid van de release van The Master, dat ook de publieksopening is van het filmfestival in Rotterdam, vertoont filmhuis Cavia Andersons eerdere films. Alleen Magnolia ontbreekt. Een goede gelegenheid om nog eens vast te stellen dat Anderson al vijftien jaar Amerika’s talentvolste filmmaker is. Dat kan ook in filmhuis Lumière in Maastricht worden geconstateerd, want dat vertoont drie vroegere films van Anderson (Boogie Nights, Punch-Drunk Love en There Will Be Blood). Het thema in alle films van Anderson is het door eenzaamheid voortgedreven verlangen om ergens bij te horen — een groep, familie — en de prijs die ervoor moet worden betaald. In The Master maakt een goeroe, die een soort Scientology Church opricht, gebruik van dit menselijke streven. Amerikaanse critici zijn alvast laaiend enthousiast over de film. De Los Angeles’ Film Critics Association vindt Hanekes Amour de beste film van het afgelopen jaar, maar beloonde The Master met prijzen voor beste regie, beste acteur (Joaquin Phoenix) en vrouwelijke bijrol (Amy Adams).
Boogie Nights
Tarantino en de mosterd
Quentin Tarantino’s Django Unchained, dat met het Amerikaanse slavenverleden aan de haal gaat, zal vast niet aan Spielbergs cultureel correcte Amistad doen denken. Op 17 januari weten we het zeker, want dat gaat de film in Nederland in première. Een goede gelegenheid om in EYE Reservoir Dogs, Pulp Fiction, Jackie Brown, Kill Bill 1 en 2, Deathproof en Inglourious Basterds te herzien. Ook te zien is Grindhouse, dat Tarantino met Robert Rodriguez maakte. Minder bekend en minder vaak te zien zijn de films die Tarantino hebben beïnvloed. Zoals de westernklassieker 3:10 to Yuma (Delmer Daves, 1957), over een gevangene en een bewaker, die op een hotelkamer op een trein wachten. Tussen beide mannen ontstaat een band. In John Carpenters Assault on Precinct 13 (1976), een remake van Howard Hawks’ Rio Bravo (die ook is te zien), belaagt een bende een politiepost, waarin een man zit die een bendelid heeft vermoord. Foxy Brown (Jack Hill,1973) is een blaxploitation film met Pam Grier en leverde inspiratie voor Jackie Brown. Where Eagles Dare (Brian G. Hutton,1968), een verslag van een commandoactie achter het front in de Tweede Wereldoorlog, is één van de films die Tarantino inspireerde tot Inglourious Basterds. Dat The Yakuza (Sydney Pollack, 1974), een in Japan spelende gangsterfilm, inspireerde tot Reservoir Dogs en Pulp Fiction zal duidelijk zijn. Peter Bogdanovich’ satire op het leven op filmsets They All Laughed (1981) leerde Tarantino het belang van onderkoelde humor. Voor Django Unchained was Django (Sergio Corbuccio, 1966), een spaghettiwestern met flink veel ultrageweld, een fijne inspiratiebron.
Where Eagles Dare
Gekke nacht met Tarantino
Niet alleen EYE laat ter gelegenheid van de release van Tarantino’s Django Unchained, waarin een voormalige slaaf wraak neemt op de plantage-eigenaar die zijn vrouw seksueel misbruikt, zien bij welke films en filmmakers Tarantino de mosterd haalt. Melkweg Cinema doet dat op bescheiden schaal ook. Op 12 januari vertoont het onder de titel The Weird Tarantino Night Tarantino’s doorbraakfilm Reservoir Dogs en twee films die inspiratie leverden voor Django Unchained. Het is niet moeilijk om te zien wat Tarantino in de Italiaanse spaghettiwestern Django (Sergio Corbuccio, 1966) zal aanspreken: een pistoolheld die altijd een doodskist achter zich aansleept, is een fijn staaltje bizarre humor. Maar er is meer. Als de held in een stadje tussen een groep Ku Klux Klan-racisten en een Mexicaanse bende verzeild raakt, is dat een prima aanleiding voor veel geweld. Dat Django’s vrouw vermoord is, geeft hem een extra reden om niet voorzichtig om te springen met menselijke ledematen. Django was in 1966 in Italië een grot hit, maar anders dan Sergio Leones The Good, the Bad and the Ugly uit hetzelfde jaar deed de film internationaal niets. Naast deze film duikt Melkweg Cinema diep in de cinemakrochten met Drum (Steve Carver, 1976). De trashfilm gaat over een slaaf die als vertier voor de bezoekers van een bordeel door een sadistische homoseksuele bordeelhouder met een andere slaaf moet vechten. Later worden de twee slaven verkocht en belanden ze in seksuele perversies en misbruik. Zoiets schreeuwt om wraak. De film is duidelijk niet gemaakt om de nuances in de geschiedenis van de slavernij uit de doeken te doen, maar om flink uit te pakken met onderdrukking, seksuele perversie en bloederig geweld. Sommige critici vinden Drum ’trash for trash’ sake’, wat zowel een afkeuring als een aanbeveling kan zijn.
The Good, the Bad and the Ugly
Alles over Britpop
Melkweg Cinema is sinds vorige maand de muziekrichting ingeslagen. De filmreeks begon met documentaires over The Rolling Stones. Deze maand wordt de stroming van de Britpop, die in de jaren negentig veel pakkende popliedjes opleverde, met vier films behandeld. De openingsfilm is Birth of Britpop: Live forever (John Dower en John Battsek, 2003). De kritische documentaire onderzoekt of Britpop een echt popmuziekfenomeen was of een slimme marketingtruc. Veel aandacht voor de ‘big three’ van de Britpop: Oasis, Blur en Pulp en hun door de media opgefokte rivaliteit. Hoe zat het werkelijk met de ‘battle of the bands’, de strijd tussen Oasis en Blur? Ook onderzoekt de film de relatie van Britpop met Tony Blairs New Labour. Lieten de Britpopbands zich misbruiken door Blairs New Labour-beweging? Of kwamen Blairs dynamische uitstraling en optimistische boodschap en de Britpopbands uit dezelfde tijdgeest voort? Made in Sheffield (Eve Wood) kijkt naar de periode tussen 1977 en 1982 toen in Sheffield bands als Cabaret Voltaire en The Human League de synthesizer (her)ontdekten. Waren zij voorlopers van de Britpop? The Birth of Britpop. The Beat is the Law; Fanfare for the Common People (Eve Wood, 2010) portretteert de band Pulp van de donkere Thatcherjaren in Sheffield in de jaren tachtig naar hun triomf in de jaren negentig. Een beslissend moment voor Pulp was het Glastonbury Festival in 1995, toen de band onverwacht voor 80 duizend mensen moest optreden. The Stone Roses hadden afgezegd en Rod Stewart kon hen niet vervangen, waarna Pulp mocht aantreden. De band speelde de boel plat en sloot af met het Britpopsamenvattende liedje Common People. In één klap stond Pulp in de frontlinie van de Britpop. De Britpopreeks wordt besloten met Noel Gallagher’s High Flying Birds (Dick Carruthers, 2011), een registratie van Gallaghers eigen band in de Londense O2.
Birth of Britpop: Live forever
Zeldzame prachtfilms
Tip voor filmmakers die na hun dood een klassieke status willen krijgen: zorg er in ieder geval voor dat je films overal te zien en verkrijgbaar zijn. De in 2007 op 59-jarige leeftijd overleden Chinees-Taiwanese filmmaker Edward Yang regelde dat niet goed. Zijn zeven speelfilms en één korte film zijn door rechtenkwesties zelden te zien en ook op dvd nauwelijks verkrijgbaar. In Nederland is alleen zijn laatste film Yi Yi op dvd uitgebracht. De onzichtbaarheid zorgt ervoor dat Edward Yang in de vergetelheid dreigt te raken. Dat is treurig, want de regisseur behoort tot de meesters van de cinema. Preciezer gezegd: Edward Yang is de meester van de empathische cinema. Zijn films, die zich in Taiwanese steden afspelen, meestal Taipei, gaan over alledaagse mensen die worstelen met liefde, relaties en werk. Dat het gezins- en familieleven altijd prominent op de voorgrond staat, verraadt Yangs Chinese afkomst. Vijf jaar na zijn dood presenteerden het Tropentheater en EYE vorige maand een retrospectief van alle films van Yang. Gelukkig loopt het nog even door in andere filmtheaters. Lumière in Maastricht en Chassé Cinema in Breda houden het bij zijn twee absolute meesterwerken: A Brighter Summer Day (1991) en Yi Yi (2011). Laat de kans niet lopen om vooral A Brighter Summer Day te zien, want het vier uur durende drama wordt zelden of nooit vertoond. De film speelt zich af in 1961 in de Taiwanese hoofdstad Taipei. Hij portretteert gezinnen, die in 1949 na Mao’s machtsovername uit China naar Taiwan zijn gevlucht. Het zijn mensen die hun identiteit kwijt zijn en een plek zoeken in de gemilitariseerde, autoritaire Taiwanese samenleving, die draait om hiërarchie en gezag. Het patriarchale machtsvertoon vertaalt zich bij kinderen in machogedrag en bendevorming, met tragische gevolgen. A Brighter Summer Day is onbekender dan Yangs laatste film, het drie uur durende Yi Yi, maar is zijn absolute meesterwerk. De film vormt een prachtig tweeluik met Yi Yi, dat een familie portretteert in hedendaags Taipei. De gezinsleden worstelen niet meer met een autoritaire samenleving, maar met de vraag wat de juiste keuzes zijn in het leven. Waar ligt het geluk? Prachtfilm, die ook te zien is in Filmhuis Den Haag, dat ook Tapei Stories, That Day on the Beach, Mahjong en The Terrorizers vertoont.
lumiere.nl | chasse.nl | filmhuisdenhaag.nl
A Brighter Summer Day
Liever een computer dan een koe
Wie niet naar IDFA kon, kan onder de titel Best of IDFA on Tour in een groot aantal filmtheaters op één dag toch vier hoogtepunten uit het festival zien. In de eerste plaats is dat de winnaar van de competitie voor lange documentaire: Alan Berliners First Cousin once Removed. Met de film bewijst Berliner zich weer als een van ’s werelds beste documentairemakers. Hij schetst een intiem portret van Berliners achterneef in zijn laatste levensjaren die in het teken staan van Alzheimer. De neef, ooit een bekroond dichter, is zijn verleden en identiteit grotendeels kwijtgeraakt. Berliner grijpt het verlies aan voor een ontroerende film over zijn vaste thematiek: de werking van ons geheugen, de kracht van herinneringen en het vermogen om te vergeten. De korte film (15 minuten) Sounds for Mazin (Ingrid Kamerlingh) portretteert een doof jongetje, dat een cochleair implantaat krijgt, zodat hij voortaan zal kunnen horen. Het vooruitzicht verwart het jochie. Moet hij blij zijn met de verandering? De Spaanse feelgood documentaire Little World (Marcel Barrena) voert een jonge rolstoeler op, die zich niet laat beperken door zijn handicap. De jongen heeft tientallen landen bezocht, waarbij hij rekende op steun van mensen onderweg. Zelden werd hij teleurgesteld. In The Only Son (Simonka de Jong) botst traditie hard op de moderne tijd. De film portretteert een jongen, die met twee zusjes in een kindertehuis in Kathmandu in Nepal is opgegroeid, omdat zijn ouders, plattelanders, te arm waren om voor hen te zorgen. Twee andere zussen groeiden op bij adoptieouders in het buitenland. Als hun zoon achttien is, willen zijn ouders dat hij zich bij hen in een afgelegen gehucht hoog in de Himalaya vestigt. Als de jongen met een zus zijn ouders opzoekt, is het weerzien aanvankelijk hartelijk, maar ontstaan snel spanningen. De ouders willen dat de jongen met een lokaal meisje trouwt en hun boerderijtje overneemt, maar hun zoon heeft andere plannen. Hij werkt werkt liever met computers dan met vee.
First Cousin once Removed