Jackie Brown
Slecht zijn op een charmante manier
Ja, er wordt met wapens gezwaaid, er vloeit bloed en er wordt flink wat afgevloekt. Het speelt zich af in de onderwereld van Los Angeles en er klinkt swingende muziek uit vervlogen tijden. De dialogen zijn minstens zo muzikaal en vergeten acteurs krijgen een herkansing. Toch heeft de derde speelfilm van Quentin Tarantino nauwelijks iets gemeen met Reservoir Dogs en Pulp Fiction. Jackie Brown is anders. Achter het uiterlijk vertoon schuilt een warme film over echte mensen. En Tarantino doet niet eens zijn best om dat te verhullen.
De ochtend na hun eerste ontmoeting gaat Max Cherry op bezoek bij Jackie Brown. Hij heeft een goede reden om haar op te zoeken: nadat hij haar de vorige avond heeft opgehaald uit de gevangenis, was zijn pistool uit het handschoenenkastje van zijn auto verdwenen. Zijn eigenlijke reden om langs te komen is nog beter: vanaf zijn eerste blik op haar trotse silhouet, lopend richting gevangenispoort, is hij door haar gefascineerd. Zij ook door hem, maar dat laat ze nog minder blijken dan hij. Want ze zijn allebei heel erg cool. Ze hebben allebei het nodige meegemaakt en geven zich niet zomaar bloot. Toch is dat precies wat ze doen in een zeldzaam ingetogen en ontroerende scène.
Cherry en Brown drinken koffie aan een tafeltje in haar armoedig ingerichte appartement. Hurkend in haar witte kamerjas zet Brown een zwoele plaat op van The Delfonics, Cherry hoort ze voor het eerst. Zij, 44, vraagt aan hem of hij geen moeite heeft met ouder worden. Hij, 56, heeft wat aan zijn haar laten doen maar heeft op dit vlak geen medelijden met haar omdat hij vermoedt dat ze er niet wezenlijk anders uitziet dan op haar negentiende. Cherry zegt het eerlijk en direct, zonder te slijmen. Zij is ook eerlijk, zonder koketterie, als ze antwoordt dat haar kont wel wat breder is geworden. Is toch niks mis mee, zegt hij achteloos, geruststellend. Twee mensen ontmoeten elkaar: een prachtige start van een onuitgesproken en onuitgevoerde romance.
Ingewikkeld plan
Na twee scenario’s van eigen hand maakte Quentin Tarantino een bewerking van ‘Rum punch’, een roman uit 1995 van de gevierde misdaadauteur Elmore Leonard. Miami werd veranderd in de South Bay bij Los Angeles, het gebied waar Tarantino zelf is opgegroeid. Hoofdpersoon Jackie Burke veranderde van huidskleur en werd Jackie Brown, een verwijzing naar blaxploitation-heldin Foxy Brown. Vertolkster van Foxy Brown in de jaren zeventig was Pam Grier, de actrice die met haar titelrol in Jackie Brown een spectaculaire come back heeft gemaakt en het stralende middelpunt vormt van de film. Als stewardess bij CABO Air, “the worst job in this business”, schnabbelt Brown bij door geld van Mexico naar Los Angeles te smokkelen voor wapenhandelaar Ordell Robbie (Samuel L. Jackson). Eenmaal gesnapt wordt ze door de speciale politiedienst onder druk gezet om Ordell te verraden, iemand die wel voor mindere dingen een moord pleegt. Met wat hulp van Max Cherry (Robert Forster), regelaar van borgbetalingen, ontwikkelt Brown een ingewikkeld plan om beide partijen tegen elkaar uit te spelen en er zelf met een half miljoen dollar vandoor te kunnen gaan.
Jackie Brown zit opmerkelijk in elkaar. Gedurende anderhalf uur gebeurt er weinig meer dan het introduceren van personages en het schetsen van hun onderlinge verhoudingen. Tekenend is de tijd die wordt besteed aan twee hulpjes van wapenhandelaar Ordell die zonder veel bezwaar uit de plot verwijderd hadden kunnen worden. Alleen zijn het niet zomaar twee hulpjes. Bridget Fonda speelt de surfbimbo die de hele dag voor de buis ligt te blowen, Robert De Niro speelt de oude maat die te dom is om waar dan ook mee te helpen. De plot had hen wellicht kunnen missen, de film niet. Tegen de tijd dat het Grote Plan toch nog wordt uitgevoerd, wacht de kijker een tweede verrassing: het gedoe met wisselen van boodschappentassen met geld is zo ingewikkeld dat het niet te volgen is. Jackie Brown is de enige die precies weet hoe het in elkaar zit, alle andere partijen — inclusief de kijker — sukkelen achter haar aan.
Aanstekelijk filmplezier
Wie terugdeinst voor een afwijkende verhaalstructuur of terugverlangt naar het tempo van Pulp Fiction, noemt Jackie Brown te lang of te traag. Ten onrechte, want Tarantino toont zijn talent en zijn lef door iets heel nieuws te presenteren. Tegelijk blijft hij herkenbaar aan de sterke kanten die zijn films zo feestelijk maken. De liefde voor visuele details: de openingssequentie, met Pam Grier en profil op de lopende band tegen een kleurenmozaïek, staat meteen al bol van aanstekelijk filmplezier. De intuïtie voor casting: hoewel het huidige gedweep met Pam Grier en blaxploitation al weer wat vermoeiend begint te worden, is haar wederopstanding een zegen. Ook Robert Forster verdient zoveel aandacht. Het gevoel voor taal: swingende dialogen, inclusief het omstreden ‘nigga’ omdat het nu eenmaal zo lekker klinkt. En dan is er nog de muziek, geput uit die onuitputtelijke schatkamer van de seventies, met Bobby Womacks ‘Across 110th Street’ als het koningsnummer dat de film opent en sluit.
Maar het mooist van alles is de melancholie, die tussen al dat misdadige gekonkel een eigen plek heeft verworven en steeds weer even de kop opsteekt. Flarden zijn het, voorbij voordat je het weet en schijnbaar onbelangrijk. Als het verwaarloosde meisje een foto van haar in Japan laat zien aan de gefrustreerde man bijvoorbeeld. Of de schrik in de blik van Jackie Brown als ze zichzelf ziet zitten in de spiegel van de paskamer, alsof ze zich opeens realiseert wie ze is en wat ze doet. En natuurlijk die morning after-ontmoeting tussen Jackie Brown en Max Cherry, de solidariteit tussen twee mensen die slecht kunnen zijn op een charmante manier. Geen kwaad woord over Pulp Fiction, maar op zulke momenten blijkt dat Tarantino de spelletjes achter zich heeft gelaten en op weg is om een waarlijk groot filmmaker te worden.