The World to Come

Portret van een jonge vrouw in de kou

The World to Come

Knap wordt de innerlijke wereld tot leven gewekt die Abigail in het onherbergzame Amerika van 1856 niet kan uiten, in een film die nooit helemaal ontdooit.

Met The World to Come levert Mona Fastvold een nieuwe film in een zeer specifiek subgenre, dat de afgelopen jaren een flinke opleving kent: het kostuumdrama over lesbische liefde. Hoogtepunt van de recente golf is ongetwijfeld Céline Sciamma’s meesterwerk Portrait de la jeune fille en feu (2019), maar ook films als Colette (Wash Westmoreland, 2018), Lizzie (Craig William Macneill, 2018) en Ammonite (Francis Lee, 2020) pikten een graantje mee. Met het balsturige The Favourite (2018) stak Yorgos Lanthimos er al lichtelijk de draak mee.

Naar dat golfje films kun je op twee manieren kijken. De barmhartige interpretatie: we vertellen films over lesbische relaties in het verleden omdat het toen verboden liefde was, dus drama gaf, en nu niet meer. En om te benadrukken: deze liefde was er altijd al, ook al werd er vroeger niet openlijk over gepraat of geschreven. Maar door steeds maar weer verhalen te vertellen over dat repressieve verleden, maken we onszelf wijs dat het problemen van toen zijn, en dat nu alles koek en ei is. Wat natuurlijk niet zo is.

Overigens is het al te simpel om te zeggen dat The World to Come alleen om een lesbische liefde draait. Even goed is de film een afrekening met giftige mannelijkheid. ‘Vannacht voor het eerst ijs in de slaapkamer’, noteert Abigail (Katherine Waterston) in het grootboek van de kleine boerderij die zij en haar haar echtgenoot Dyer (Casey Affleck) bestieren, ergens in de wildernis aan de Amerikaanse oostkust in het jaar des heren 1856. Voor Dyer is dat grootboek een praktisch instrument om inkomsten en uitgaven, voorraden en materialen bij te houden. Maar Abigail vertrouwt het document, in verkapte vorm, ook haar zielenroerselen toe. Zoals in dat ene zinnetje over de vorst – een droog feit dat tegelijkertijd boekdelen spreekt over hun huwelijk.

Abigail wendt zich tot dat grootboek omdat er niemand anders is met wie ze lief en leed kan delen – totdat er nieuwe buren verschijnen in dit onherbergzame gebied (overigens gefilmd in Roemenië). Nieuwkomer Tallie (Vanessa Kirby) springt in het oog: haar vuurrode haar steekt weelderig af tegen het besneeuwde landschap. Vriendschap is er vrijwel direct tussen de twee vrouwen, en al snel groeien er ook andere gevoelens. Dat zet kwaad bloed bij Finney (Christopher Abbott), Tallie’s innemende maar opvliegende echtgenoot.

Fastvold dompelt ons in haar speelfilmdebuut knap onder in Abigails belevingswereld, onder meer door een dichterlijke voice-over. Die wordt niet gebruikt om plotgaten te vereffenen, maar is er om Abigail het woord te geven, in een wereld waarin zij vrijwel geen zeggenschap heeft. Hij bepaalt ook het bedachtzame ritme van de film, en dat werkt. Toch lijkt de vrieskou van de filmwereld ook zijn weerslag te hebben op de vertelling zelf. Er is iets in The World to Come dat niet helemaal loskomt, een zindering die niet ontvlamt.